dinsdag 24 december 2013

De laatste orgelman

Bij de ingang van het winkelcentrum staat vandaag een laatste orgelman in de striemende wind en regen. Hij heeft de kerstliederen erop gezet en hij schudt wat met het bakje. De mensen passeren hem, hun hoofd weggestopt in de jas. Zomers staan er her en der artiesten uit de Balkan en sommigen zijn ware kunstenaars, zodat je je afvraagt hoe het komt dat ze op straat staan, zo ver van huis. De orgelman lacht, hij is blij, hij is buiten. Hij heeft er geen moeite mee. Weer of geen weer. Ook de man van de groenten, van de markt, is blij en met zijn bulderende stem hoor je hem al van ver. Hij geeft mijn zoon een mandarijntje. Thijs wordt er verlegen van. We slalommen langs mensen die voorbij schieten met boordevol gevulde karretjes en Thijs krijgt zijn eigen kleine karretje, met een vlaggetje. Die mensen kijken niet zo blij als de orgelman, niet zo blij als de groenteboer en ook niet zo vrolijk als het vrouwtje dat haar straatkranten probeert te slijten. De meerderheid hier heeft een ernstige uitdrukking en de minderheid geniet. Tegenwoordig denk ik dat het gezegde ‘je bent wat je eet’ een serieuze uitspraak is, want de energie en het eten van de orgelman en de krantenjongen en de groentekoning zijn meer met elkaar in evenwicht. Zij staan buiten in de elementen de kilojoules op te stoken, zij happen frisse lucht, hun vingers en tenen vriezen eraf en in augustus zweten ze alle giftige dampen uit hun poriën. Ik vrees dat je buik barstensvol bikken, daarna in een stoel of autostoel ploffen en de ramen en deuren stijf dichthouden van mensen een muggezifterig type maakt. Iemand die anoniem gaat klagen op het internet, zich aansluit bij het anti- Zwarte Pietengilde, en op Geert Wilders gaat stemmen. Het is de lifestyle die het gehalte aan zuur bepaalt. Een levenswijze van veel gemak en verstopte aderen, vooral die in de hersenen. Ik stop twintig centen in het bakje van de orgelman en denk in een flits na over mezelf. Wat is mijn lifestyle? Ben ik ook een couch aardappel ? Deels wel, ik zou niet met de orgelaar kunnen ruilen. Ik ben ook iets boller geworden, maar ik ben nog wel in staat over mijn toestand na te denken en de fiets te pakken. Jongens, die heerlijke fiets. Verleden week reed ik ermee naar de tandarts, dwars door de landerijen. Zweet op de rug, en zingen gaat ook heel goed op het rijwielpad, wist je dat? Daar is de orgelman, daar is de orgelman, met zijn piere- pierement, een oud liedje, maar je kunt ook best iets van Adele zingen. Ik betrad lachend het vreesvertrek. Dat doen lichamelijke inspanning en buitenlucht. Ons lichaam wil dat we flink bewegen en weinig eten en onze ziel en zaligheid sluit zich daarbij aan. Ik schrijf dit terwijl het land zich een hernia eet en ikzelf op de bank zit met een chipje en een glaasje wijn. En de orgelman telt zijn centen.

maandag 4 november 2013

Sint leaks

Washington- Bronnen rond het Witte huis hebben verklaard dat er weer documenten zijn aangetroffen waaruit zou blijken dat de NSA ook Sinterklaas heeft afgeluisterd. Uit deze taps op e-mail en telefoon zou de geheime dienst hebben geconcludeerd dat op basis van buitenlandse, diplomatieke druk de Goedheiligman zou hebben overwogen een collectief ontslag voor het pietenpersoneel aan te vragen bij het UWV. Het UWV zou hier bezwaar tegen hebben gemaakt, omdat er geen sprake was van een economische achteruitgang bij de Santa BV. Wel zou de holding genaamd '5/12' een miljoen hebben afgeschreven in de divisie pepernoten. Obama ontkende vandaag tijdens zijn persconferentie alle kritiek op deze nieuwe leaks. 'Santa is just an old friend,' liet hij glimlachend weten. Ook UWV en de woordvoerder van Sinterklaas in Madrid waren niet bereid tot commentaar.

donderdag 24 oktober 2013

Wat een water uit de hemel. Ik keek naar Thijs. 'Gaan we naar de treintjes?' vroeg ik. 'Tata,' zei hij opgewekt. 'We nemen de auto, naar het station,' zei ik. Zo gezegd, zo gedaan, vader en zoon, op stap naar de treinen, omdat de zoon van tweeënhalf daar zo gek op is. Aan het station was een rood-wit lint gehangen. 'Geen treinen vandaag,' sprak een vrouw van middelbare leeftijd,' sip. 'En hoe moet mijn tante van 85 nu hier komen?' Probleem, dacht ik. Maar mijn probleem is erger, want hoe leg ik mijn treinverslaafde peuter uit dat de treinen vandaag niet rijden? 'Er stopt een bus die naar het andere station rijdt,' merkte iemand somber op. 'Wat een rotweer he?' Er stopte inderdaad zo'n bus waarmee geduldigen naar Spanje gaan, duurt dan ongeveer drie dagen eer je bent. 'Kijk Thijs,' wees ik. 'Een bus, ga je mee?' Thijs begon te huilen. 'Dein dein dein dein dein!' snikte hij. Ik tilde hem op en parkeerde hem in de bus. 'Dein dein dein dein dein!' gr...ote tranen en steeds harder. 'We zijn er zo Thijs!' probeerde ik hem te kalmeren. 'Het is zijn eerste keer in de bus, 'zei ik verontschuldigend naar de chauffeur. 'Eng eng eng eng mama mama, 'snikte hij hartverscheurend verder. Op mijn schoot kwam hij niet echt tot bedaren. Vele stoplichten, allemaal op rood. En daar eindelijk: het rangeerterrein. 'Kijk, kijk,' riep de chauffeur door de bus,' allemaal trrreinen, grooote geeeele, blaaauwe trrreinen.' De passagiers moesten lachen.Thijs zag de treinen nu ook. Een druppel gleed van zijn wang op mijn hand. De regen kletterde van de ramen. Hij bedaarde wat. Maar op het station bleven de treinen staan om niet meer weg te rijden, hoe hard hij ook zwaaide. 'Gaan we dan een koekje halen Thijs?' probeerde ik deze nieuwe crisis te voorkomen. Hij knikte.'Ham!' zei hij gretig. 'De trein gaat slapen Thijs,' zei ik terwijl ik hem een stukje gevulde koek gaf. Hij accepteerde mijn opmerking. 'Trein moe,' zei hij rustig. 'Ja, de trein is moe en moet slapen.' Nu slaapt de kleine man en droomt van grote gele en blauwe treinen, hij heeft er ook al een mooie tekening van gemaakt.

zondag 6 oktober 2013

NASA expositie Human Adventure 2 augustus 2013

Het is smoorheet, een graad of 30, als we de hal van het Beatrix theater in Utrecht betreden. Maar eigenlijk is het niet zo verkeerd, want in die ruimte is het koel en donker. We gaan de roltrappen op die verschillend kleuren en komen in een spaceachtige omgeving. Hier is door ruimtevaartorganisatie NASA een tentoonstelling ingericht over hun ruimtereizen en hun ruimtereizigers. Kijk, ik ben hier heengegaan om de volgende reden. Ik werd in 1967 geboren, net op het moment dat men de sprong naar de maan ging wagen. Die hobbel werd genomen in 1969. En slechts drie jaar later, in 1972, was het maan avontuur al weer voorbij. Ik heb er een herinnering aan. Ik ben bij oma en zie op de televisie de maanmannen grappige sprongen maken op de maan. En natuurlijk wilde ik dat zelf ook. Maar plotseling was het over. De raketten verdwenen uit het zicht en niemand sprak er meer over. Alleen de herinnering bleef aan de prachtige witte Apollo raket, aan dat stoom dat eruit kwam en aan die mannen in die witte gehelmde pakken. En pas dit voorjaar las ik dat de NASA wat zaken uit de mottenballen had gehaald, misschien wel uit spijt dat ze de maan gewoon hadden laten hangen, letterlijk. Ik ben vandaag met Anja, mijn vader en mijn nichtje Isabeau, ze is negen, maar ze vindt zo ongeveer alles interessant, dus zeker dit Human Adventure, zoals men de tentoonstelling heeft gedoopt. Allereerst de entree in het restaurant. De futuristische kleuren doen aan een science fiction film denken. Zelfs de prullenbakjes hebben de vorm van een raket en Isabeau drinkt uit een astronautenpakje met een zuigsysteem en wij eten gevriesdroogd ijs, dat wel naar ijs smaakt, dat wel. Op de achtergrond draait de oefenturbine voor de zwaartekrachtversneller. Daar kun je plaats in nemen, maar geen van ons durft dat aan. De kracht in de centrifuge is 2G, wat wil zeggen dat je twee keer zo zwaar wordt tijdens het rondslingeren. Op de kermis staan heftigere apparaten dus dit valt mee. Ik heb wel kaartjes dus ik zoek een ander slachtoffer. Precies om 12 uur gaat het tijdslot er van af. We kunnen binnen gaan. Ze hebben de bovenkant van de installatie naast de raket nagebouwd. Zo zijn de astronauten in hun claustrofobisch kleine onderkomen gestapt. Wij vervolgen onze weg langs een vergeelde film uit 1920. Daarin liggen een aantal ruimtereizigers in een raket. Ze liggen gewoon op bed, net als thuis. Een van hen haalt een handeltje over en boem! Ze schieten de ruimte in. ‘Dat kan toch helemaal niet,’ zegt een slim jongetje naast me. De ruimtebewoners grijpen naar hun keel en drie van hen komen op een vreselijke wijze aan hun einde. Komt dat zien! De expo toont de worsteling van de ruimtereizen met allerlei problemen. Bijvoorbeeld: hoe gaan onze dappere space ridders poepen? Daarvoor ontwierp men diverse zakjes die tussen de benen worden gehangen en een speciale toiletpot. Voor de reis moet de held eerst oefenen op zijn potje, om goed te mikken, anders zou zijn drolletje door de ruimte kunnen gaan zweven. Onder het potje zit een camera en een projectleider kijkt op een scherm naar de billen van de cowboy om te zien of hij goed mikt. Als u het niet gelooft: bel Andre Kuipers, onze laatste astronaut. Isabeautje moet er hard om lachen. Er waren natuurlijk nog vele andere problemen, zoals de enorme temperatuurverschillen in de ruimte. Het pak moest kunnen verwarmen en kunnen afkoelen, want het kan op de maan -150 C zijn, maar ook +150 C. Er moesten handschoenen worden bedacht en iemand bedacht zelfs een balpen die zonder zwaartekracht kan schrijven. In de hal staat ook een maanwagentje en die is veel groter dan ik ooit gedacht had. Hij heeft het formaat van een bestelbus. Knap dat ze dat in de maanlander hebben weten te vouwen. In eerste instantie konden ze al nergens ruimte vinden voor de vlag. De vlag kon uiteindelijk wel mee maar er waren ook wat zorgen over, want op de maan is geen wind dus moest ereen uitklapbaar stokje aan. Isabeau rent op een grote bol af die voortdurend verandert in een andere planeet. Jupiter, Venus en Mars komen voorbij. Waarschijnlijk komt de mens nog weleens op Mars, maar niet op de andere planeten, want die zijn of te heet, te giftig, te koud of gewoon te ver weg. Mars wordt al langer verkend door onbemande karretjes, die kun je op internet zien. De meest recente is Curiosity genoemd. Ik zie het slimme jongetje weer en geef hem het kaartje voor de versneller, maar wat een pech voor het ventje: hij is te klein, en alleen zijn broertje mag erin. Het mooiste ding vond ik de maanlander. Dat was een apparaat ter grootte van een lift, waarin de astronauten moesten staan, want er was geen ruimte voor een stoel. De ene astronaut keek uit het raampje en de ander zei hoever weg het oppervlak was. Tijdens de allereerste trip keek astronaut Armstrong uit het raam en hij zag dat waar hij wilde landen nooit zou gaan lukken: veels te veel rotsen. Daarom besloot hij het vliegtuigje verderop te parkeren. Maar omdat hij maar een klein tankje brandstof had verstookte hij zowat alles voor hij was geland. En met veel gevoel voor dramatiek sprak toen de leiding op aarde: heee jongens, we zijn hier bijna blauw aangelopen van de spanning! Vanwege dit soort dramatiek zijn er complot theorietjes ontstaan over de landing die een Hollywood productie zou zijn geweest. Ik geloof ze niet, want voor de lancering en de rest waren jarenlang volksstammen aan het werk producten te bedenken. Zoals inderdaad: het astronautenvoer. De huidige stand van zaken komt ook een beetje aan bod: satellieten en kunstmanen en elektronica veel uit Nederland. Spul om licht van sterren te kunnen meten, zwarte gaten in kaart te brengen en misschien ook wel aliens aan het praten te krijgen. Er is zelfs een hoekje ingericht voor de bouw- je- eigen- raket maniakken. Als u weleens iets over ziet schieten, het is geen UFO, het is de rocketclub. Soms vliegt de maker een stukje mee. We staan weer op aarde, die heet aanvoelt. De lucht is blauw, de vogels zingen op onze unieke planeet. Wie van jullie weet waarom we de achterkant van de maan nooit zien? NASA Human Adventure is nog even in Nederland in de jaarbeurs in Utrecht en reist dan verder over de blauwe planeet.

donderdag 29 augustus 2013

Een maandagavond met het Reuring Gedichten Collectief, 12 augustus 2013

Gedichten zijn niet gemaakt, meestal niet gemaakt om voorgedragen te worden. Ja, heel vroeger wel, toen werden ze gemaakt voor het gehoor. Met veel rijm, veel stoplappen en ritme. Daar heeft de moderne dichter niet veel mee. Bij het voordragen heeft hij dan wel een probleem. Toch worden er nog steeds dichtavonden gehouden omdat er mensen zijn die toch graag poëzie willen beleven, een stem willen horen bij een gedicht. Ik heb onlangs zo’n poëzie avond gepresenteerd. Het was 12 augustus, een warme maandagavond, in Bagels and Beans, in de Koorstraat in Alkmaar. Bij het kleurrijke geluid van de koffiepot droegen diverse mensen gedichten voor. Korte gedichten, omlijst door twee muzikanten met lichte muziek en zelfgemaakte, amusante teksten. Zij heetten de Marginalen, Jan Willem Reitsma en Rene van Kalken. De avond begon met een piepjonge dichter, Joris Brussel, die na zijn gedicht snel naar huis moest. Veel frisse gedachtes, humor en puntigheid. Hij prefereerde niet op het Bagels podium te gaan staan, maar stond voor de bar. Een andere opstelling, maar zo kon hij iedereen aankijken. Na Joris kwam Elbert Gonggrijp, hij heeft een romantisch ideaal in zijn stem. ‘Onverwacht’ kwam Conny Riemers naar voren en zong een ode voor Elbert. Ze zong zuiver. Na deze romantiek landden we op aarde met de nuchtere teksten van Peter Boer, die voordroeg uit zijn boek Vol hoofd . Een boek over zijn autistische zoon. De muzikanten speelden steeds na twee dichters hun geestige liederen en toen was het pauze. De gastvrouwen van Bagels and Beans, Corry van Tricht en Maaike Ineke probeerden zo veel mogelijk het geluid van de koffiepot te voorkomen. Toch is dit etablissement wat betreft de rust beter dan een doorsnee kroeg. Hier houden ze rekening met ons, in een bar ligt dat anders. Na de pauze hoorden we Helle van Aardeberg. Zij vond haar inspiratie in de natuur. Ze werd gevolgd door Jeremy Keighley, die zijn bronnen vindt in het grootstedelijk elan en de eeuwige jeugd, en forever young wil blijven. Het etablissement van Bagels is sfeervol en kan zonder microfoon worden bediend. Dat scheelt weer een hoop gedoe met apparaten. Het gebeuren is een initiatief van het Reuring Gedichten Collectief, opgericht door Alja Spaan. Haar drijfveer is daarbij dat de poëzie van zijn muffe geur moet worden ontdaan en als ik zo naar deze avond kijk en de vorige keer in gedachten neem, dan begint dat uitgangspunt redelijk gestalte te krijgen. Er waren romantische dichters, stadse dichters, er was muziek en je kreeg het gevoel dat er beweging inzat. Er is doorstroom en er zijn geen dominerende mensen. Elke keer is weer anders. Wat ik prettig vind aan het Reuring festival is dat er geen vooropgelegde cultuur is, waarbinnen de dichters moeten passen. De entree is open, het podium is van u, en we doen wat we doen. Wel is het belangrijk dat de dichters zich aan de voorgeschreven tien minuten houden vanwege het gehoor dat vermoeid raakt. Na het programma is er even tijd voor een ieder die wat wil voordragen, het podium met het hekwerk te bestormen. Daarna gaan we met de Reuring hoed rond en de deelnemer krijgt een zelfgemaakt presentje van Alja. Zo babbelen we nog wat in de lauwe zomeravond. Voor verdere informatie kunt u kijken op de website Reuring Dichters Collectief of op Facebook. Ook diverse dichters, genoemd in dit stuk kunt u terugvinden op Facebook.

zaterdag 20 juli 2013

Rietveld academie eindexamententoonstelling

De man springt door het bos als een kabouter. Hij heeft een bijl in zijn hand en we zien hem koddig wegspringen. Het is een video opname van een eindexamenkandidaat. In deze donkere ruimte is hij niet. Overal floepen en flappen hier video’s, de expo is een grote filmtentoonstelling. Aan de muren geen schilderijen, bah, saai en futloos, niet exciting. De makers van de korte, meestal vage rolprenten, komen van overal vandaan en meestal niet meer uit Nederland. Ze hangen op de enorme trappen en voeren een drama stuk op, een misdaad, een meisje wordt naar beneden gesleurd. Op de lange gangen, die wat betreft lengte kunnen sparren met een ziekenhuisgang, staan hier en daar bloemen in een emmer, voor een geslaagde. Lachende gezichten, zomerjurkjes, keurig gekapt, een bijenkorf vol jonge dames. Gerrit’s academie is gefeminiseerd toen de mannen afhaakten door economische malaise en het verliezen van een status als kunstenaar. Rechts Nederland en de rechtse rest van de wereld besloot dat kunst vies was, een plaag, een linkse hobbie, en het resultaat is goed zichtbaar: tegen zulke praat is geen man bestand. Een middag hier doorbrengen is geen straf. Elke zaal brengt je wel een verrassing van fantasie en kleur. Een stellage, een nagebouwde iglo met een neon lamp. Alles is mogelijk, zolang het maar een idee heeft, conceptueel, noemt men dat in de rivierenbuurt. Iedereen is ook even aardig en voorkomend en de broodjes in het restaurant smaken goed. Buiten schijnt de zon over de Schinkel. Ik kijk naar een reuze skippybal die aan het plafond hangt en ik besef ineens dat de tijd verstreken is, want nergens in dit kunstbolwerk vind ik een statement uit politieke overwegingen, ieder meisje kleurt keurig binnen de lijntjes. Ik mis de durf, de dwarsigheid, de zalen die men nauwelijks durft te betreden vanwege de haakse gedachte die er op de vers geurende verf is gekalkt. Juist nu zou je van een artiest, een jong artiest, een stem mogen verwachten. Een stem tegen eenheidsworst, tegen de wurggreep van de commercie. Zij springen niet als een gekke kabouter door het bos, maar maken hun werk bij vol bewustzijn en in overweging van een eventuele plek in een galerie. Het is duidelijk dat economische overwegingen zwaar tellen, maar is dat een juiste gedachte, want de kunstmarkt is al verzadigd en een vroege adaptie schept een grote groep kunstenaars die niet meer individueel opvalt. Dames, pak die bijl en hak die duffe art boom eens lekker om! Eindexamententoonstelling Rietveld academie Amsterdam 4 juli 2013

Inge Nicole neemt grote vlucht met Tranen van de Zeegans

Recensie van Inge Nicole De tranen van de Zeegans (2011) Met enige moeite kon ik van de lokale bibliotheek De tranen van de zeegans lenen. Het is niet zo’n dik boek, een bladzijde of honderd en daarin draait het om Aleida, een meisje uit de 19e eeuw, dat in vis handelt en op een dag in contact komt met een sinjeur die haar een gouden toekomst belooft. Natuurlijk weten wij als lezer dat zij na deze ontmoeting in moeilijkheden gaat geraken, omdat ze de man gelooft. De onverwachte wending die het verhaal daarna neemt, zij begint als slavin te houden van haar meester en andersom, hield mij sterk aan het verhaal verbonden. Van deze Aleida ga je houden, omdat ze ondanks haar slachtofferrol, ook actief acteert om het vege lijf te redden. Zo snijdt zij bij een bezoek aan een duistere Chinees, de kop af van een schildpad, om het lijden van het gemartelde dier te bekorten. Inge Nicole weet deze Aleida voldoende bravoure in te blazen om haar niet als een naturalistisch figuur zoals Eline Vere te laten eindigen, want het slot is weliswaar dramatisch, maar er is hoop, omdat Aleida het bordeel gaat leiden en haar lot in eigen handen neemt. Naar mijn idee heeft de schrijfster met dit boek weer een vlucht genomen in de richting van een groot schrijverschap. De poëzie is in dit werk meer ondertoon geworden dan plastisch element en ligt besloten in de point of view. De zeegans is een metafoor voor het uitvliegen, misschien ook wel voor Nicole’s eigen schrijverschap. Binnenkort verschijnt haar nieuwste boek. Zal ze dan weer verder stijgen? Sjoerd van Berkel juli 2013 Inge Nicole de tranen van de zeegans uitgeverij in de knipscheer 2011

zaterdag 22 juni 2013

DAC Alkmaar-Noord, een optreden van de FruitCompagnie op 22 juni 2013

Zakken, tassen met elektronica. Een complete winkel aan snoeren en stekkers. Een hoog bejaarde Korg synthesizer met allemaal knoppen en gaatjes. De begeleidster van de jongeren kijkt er met enige verbazing naar. Ze is klein, donker en heeft een kleurige broek aan, uit een oosters deel van de wereld. Jelle staat daar midden in en begint met het bouwplan van dit circus. Ik sluit de microfoons aan in het mengpaneel. Als dichter leef je met woorden en zinnen, maar voordragen is een heerlijke passie, die meestal niet gaat zonder versterking van de stem. Ik heb veel bij moeten leren en als ik nu sommige dichters zie klungelen met de apparatuur, dan ben ik gelukkig dat ik dat heb overwonnen. Het is wel sjouwen, vooral de PA weegt als lood. Optreedplekken kunnen overal zijn. Op een camping, in een gesticht, onder de bar, achter de bar, en op de bar. Geld krijg je er niet voor, vandaag was men zo lief voor een kop soep en een broodje kaas te zorgen. Terwijl ik bezig ben met het uitpakken van de nieuwe mengtafel, vraagt Monique, de begeleidster, of ik een kopje koffie wil. Ik weiger dat nooit, hoewel ik geen tijd daarvoor heb, omdat het sociale element belangrijk is. Het steekt allemaal niet zo zakelijk in elkaar. Ik leg dichtbundels op tafel, vooral het oude dummy boekje met de handgeschreven teksten en de tekeningen van Felix, lijkt de aandacht te trekken. De jongeren zijn bezig met computers, ze ontwerpen zelf games, want dit zijn echte slimmeriken. Ze maken een zachte, kwetsbare indruk, kijken me nauwelijks aan en zijn in zichzelf gekeerd. De sfeer is goed en een van die jongens wil me graag leren hoe je virtueel kunt vliegen met een Piper cup. ’s Middags vliegen we even van Den Helder naar Texel en landen veilig, na lang zoeken naar het vliegveld. Ik maak wat foto’s van het pand, maar kan die niet publiceren, vanwege de privacy. Het ziet er wel heel gezellig uit allemaal. Het is een oude school, met een creatieve ruimte vol werkstukken van de cliënten, een eetruimte, een computerruimte en een kantoortje. Alles, hoe zeg ik dat, knus, niet de zakelijke inrichting die zo in de mode is op dit moment. Ik pak de zelfgemaakte liederenbundel en wacht op de geluiden van de gitaar. Ik weet al wat er is: de synthesizer begeleiding zit niet in het juiste kastje. In de loop van de twintig jaar dat we dit doen zijn er synthetische begeleidingen gemaakt, maar niet allemaal op hetzelfde Aziatische kastje. Dus klets ik maar wat met het publiek over wat we komen doen, schud een grapje uit de mouw en ja hoor: daar is de muziek. Als de zon hoog aan de hemel staat. Vandaag is Felix niet aanwezig, maar Paul vond het leuk mee te doen en hij weet het leuk te brengen. Ik heb een leuke dialoog met hem, dat gaat met Felix anders, die wil die nummers doen en klaar, het is een visie. We doen ook gedichten van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Ook T. een cliënt, doet mee met een tamboerijn en hij is daar erg goed in, ik heb in al die jaren niet veel mensen gezien die metrisch goed zijn. T. wel. Hij is wel verlegen, hoe dapper moet dit zijn voor hem? Iemand uit het publiek vraagt hoe onze groep heet. Ik antwoord dat we FruitCompagnie heten, zo genoemd naar een rebels gedichtje over verboden fruit. Ik zou tegenwoordig een andere naam gekozen hebben en dat komt omdat ons groepje vroeger meer komisch was dan literair. Het komische is wat naar de achtergrond verdwenen. Ik zou graag eens bij de Nacht van de Poëzie optreden, dat moet gezien het huidige niveau wel te doen zijn. En als de laatste klanken weg zijn gestorven, en het publiek verdwenen is, begint het inpakken weer. Dat duurt ongeveer een half uur. De witte snoeren in die tas, de adapters in het stoffen tasje. Nu is het middag, maar is het ook wel eens een late winterse avond en dan moet je met de handel, door regen of sneeuw, naar de auto glibberen. Maar ik had het niet willen missen, al die piepkleine podia, die kraakpanden, achter af cafeetjes, buurthuizen en Ruigoord. Ik had het niet willen missen. Vandaag schrijf ik weer bij, in mijn levensboek.

donderdag 23 mei 2013

Vulpen en postzegel

Omdat ik een ouderwetse, conservatieve, belegen heer ben, kocht ik mij vandaag een vulpen. Een wat? Een vulpen. Om in de avondstond een mooi verhaal, een gedicht of een sprookje te kunnen schrijven, daar ik niet op een computer zulk werk kan romantiseren. Daarvoor is de subtiele papierhuid zeer geschikt. De vezels geven hun innerlijk bloot aan de hand en zo werkt het. Het is ook beter voor de ogen. Naast deze vulpen kocht ik een vel met postzegels. Postzegels? Jazeker kinderen dat zijn zegels die sommige oude mensen op een brief plakken en dan verzenden. Een brief? Ja, dat is een mail, maar dan op papier. Maar nu over die zegel: daarop staat de naam van Willem Alexander geschreven en daarover een rode W en een blauwe A. Wel lelijk, maar dat terzijde. Wat mij nu frappeert -zoek dit op in je woordenboek-is dat de beeltenis van de heer Willem Alexander ontbreekt. Dit leidt tot de vraag: waarom ontbreekt de beeltenis van de heer Willem Alexander? Paste hij er niet op? Gaat hij binnenkort afstand van de troon doen of komt er later een postzegel met het portret van koningin Maxima? Of, en dat is voor de hand liggender: men wilde geen geld verspillen aan de fotograaf, want nu ja, de postzegel wordt vervangen door een code. Dus wil dat percentage geboren in de duistere vorige eeuw, nog per se een brief bezegelen, dan kan dit middels een meterslange cijfercombinatie, te verkrijgen via een mobiel apparaat. En nu wil ik ouderwetse, conservatieve, belegen heer weten waarom de homo digitalis zich wil ontdoen van zijn tastbare, tactiele werkelijkheid. Waarom zie ik nergens meer een cd in een winkel liggen, en zal het dan zo zijn dat FIFA Soccer games in de toekomst de nieuwe competitie gaat vormen? Met andere woorden: we nemen ook maar afscheid van het werkelijke voetbal. Dat kun je beter digitaal spelen. En nu ga ik verder met mijn nieuwe vulpen en een blauw gekaft schriftje om daarin het tweede hoofdstuk van een geheimzinnige geschiedenis af te ronden.

donderdag 2 mei 2013

Hal 25, een bezoek aan een hal vol kunst op 1 april 2013 te Alkmaar,met Els en Henk

Ik ken de stem van de man die me aanspreekt. Haastig blader ik door de kaartenbak van mijn geheugen, maar ik vind hem niet. Wie is hij? Hij kent mij wel goed, dat is jammer. Plotseling weet ik het weer: de middelbare school. Hij nodigt ons uit om plaats te nemen in een volkswagenbusje. Het is er duister, alleen uit een bovenlicht valt een reepje licht. Els en Henk, mijn goede vrienden, schuiven tegen elkaar. We kijken in de camera. ‘Heren,’zegt de lachende Bob. ‘Jullie zijn onscherp. De dame is scherp, dat is mooi.’ De borrelende geluiden van de expositie in de kunsthal vermengen zich met broeierige, warme lucht. Ik tuur in de lens en krijg een vreemd idee. Een gedachte over het leven, een filosofietje. ‘Jij was toch goed in natuurkunde?’ Hij draait aan de lens en heeft het tegen mij. ‘Helaas,’ zucht ik. ‘Dat was ik niet.’ Ik besefte het niet te zullen begrijpen; De dingen die de natuur doet en die eigenlijk niet kunnen. Deeltjes die tegelijk hier en tegelijk daar zijn. Wij scheiden verleden, heden en toekomst, maar dat zou weleens verkeerd kunnen zijn. Dus hebben we al eerder met zijn drietjes in zo’n ruimte gezeten. Misschien wel in een koets. Zat Bob op de bok natuurlijk, met zijn tienerdochter ernaast. Ik zat binnen met Els en Henk. Maar waar waren we naar onderweg? Naar een feest, een bijeenkomst van een geheim genootschap of waren we op de vlucht? En waarom worden wij vaag afgebeeld en is Els scherp? Moesten wij, onbeduidende bedienden, Els ergens heen brengen? Ik denk dat we op de vlucht zijn voor graaf Rottestein die het bloed van Els wil drinken. Dus hobbelen we in slecht weer door een ondoordringbaar woud en probeer dat maar eens in zo’n koets. Het gaat steeds harder regenen en de prut onder de wielen wordt steeds groter en dikker. Dan blijven we steken. Henk, die tegenwoordig scooters repareert, besluit te gaan kijken. Hij constateert dat de linkerachteras is afgebroken. ‘Zien of ik dat kan fixen,’brult hij over het lawaai van de stortregens. Dan horen we de koetsier vloeken. Eerst denken we nog dat het over de gestrande koets gaat, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is de tienerdochter die ruzie met haar vader maakt over de stapavond die zij nu niet meer zal halen door het oponthoud. Ze vindt alles stom en dreigt het donkere woud in te rennen. Els, met veel ervaring in crises, besluit uit de koets te klimmen, wordt bijna meegezogen in een modderstroom, maar Bob redt haar en trekt haar op de bok. Henk hangt in een kolkende rivier half aan de koets met in zijn hand een hamer waarmee hij woest op de as timmert. Al met al is het best een lastige situatie. Ik hoor Els roepen dat het natuurlijk rot is om die stapavond te missen, maar dat haar vriendjes het best zullen begrijpen als ze uitlegt wat een eikel haar vader is. ‘Geef hem nog een kans’. Dan, terwijl de koets voor driekwart scheef hangt en dreigt weg te zakken, worden we aangevallen door bandieten. Hun paarden staan tot aan hun nek in het water. De neus steekt boven het oppervlak. Ik roep: ‘Wat wensen jullie?’ ‘Wij willen de koets!’ schreeuwt de opperhoofdman. ‘Dat gaat niet!’roep ik. ‘Die rijdt niet, hij is kapot!’ Henk toont een stuk wiel en laat het los. Het drijft weg in het wilde woud. ‘Dan willen we het geld!’ roept de schurk, terwijl zijn paard alleen nog met de oren boven het water is. Ik wijs op een koffer die achter het wiel drijft, aan de horizon. ‘Daar is het geld! Pak het dan!’ De schurken willen me nu vermoorden, doodschieten en ophangen, maar geen enkele optie is een reële mogelijkheid, daar zij zelf het vege lijf moeten redden. Ze kunnen niet zwemmen dus dat gaat nog een opgave worden. Els klimt terug over de koets en beziet de situatie. Het geboefte hangt, vier man sterk, in een boom, Henk ligt op het dak van de koets en ik heb een staart van een paard te pakken. ‘Wat een drama!’roept ze. ‘Een echte crisis. Hoe gaan we dit oplossen?’ We springen van het dak in de bomen en onze koets gaat onder. Waar is Bob? O daar, hij hangt aan de overkant. En zo hangen we daar zeven dagen en zeven nachten. Dan pas komt de zon en verdampt het vocht. We laten ons vallen en kijken naar de resten van de koets. De criminelen gaan er snel vandoor, het kruit van hun pistolen is verrot net als het touw, zodat ze ons niet meer op kunnen hangen. Ze zouden ons nog kunnen wurgen, maar daar hebben ze geen zin in. Henk knapt de koets op, en omdat de paarden er niet meer zijn moet Bob het ding zelf trekken. Maar dan staat daar ineens graaf Rottestein. Hij staat achter Els en wil zijn tanden in haar nek zetten. ‘Heel mooi!’ lacht Bob. ‘Jullie hebben mooi stil gezeten!’ Ik knipper met mijn ogen tegen het licht. We drinken een glas wijn en kijken naar een koets in de hoek van de kunsthal. De koets is een fantasie bouwwerk van theatergroep La Cuisine Macabre. Het lijkt wel of ze mijn verbeelding van zojuist gestolen hebben. De koets is zwart, hoog, en voorzien van luikjes. Er steekt zelfs een handje uit. ‘Wat een hippe koets,’ zegt Els. ‘Ja hè,’zeg ik. We lopen om het ding heen en Henk merkt op dat het een enorm gevaarte is. Hij geeft een schopje tegen een wiel en ik zie dat zijn schoen vochtig is, terwijl het buiten droog is. Dus toch! Mensen kunnen net als deeltjes, tegelijk in het toen, nu en straks zijn. Beam me up.

maandag 11 maart 2013

Eendjes voeren

Op de brug steekt hij zijn handjes uit. Ik pak de wantjes aan en stop ze onder de kap van de kinderwagen. Ik geef hem een korstje brood. Thuis eet hij nooit een korstje, maar bij de eendjes wil hij wel een korstje. Soms zijn die roteenden niet thuis. Misschien is dan de lokale Chinees langs geweest of Willem Alexander, maar hoe dan ook, ze vertonen zich niet. Thijs accepteert dat niet, hoe ik ook probeer uit te leggen dat eendjes ook recht op 25 vakantiedagen hebben. ‘Wil je straks een lekker broodje met pindakaas?’ slijm ik dan, terwijl ik zijn tranen afveeg. ‘Ta ta,’ snikt hij. Maar vandaag zijn ze er gelukkig wel.Terwijl ik buk om de zak oud brood te pakken hoor ik het gevogelte al aan komen snateren. Thijs krijst omdat er een stalen eend over gaat. Ik probeer de stukjes brood zo te werpen dat ze in het snaveltje van de drijfsijs terechtkomen en niet in de muil van de bende huftermeeuwen. Maar vlak de mannetjes eenden ook niet uit, die in het dure pak. Machismo. Zo’n bruin vrouwtje wordt naar de modder geduwd. Thijs maakt het niet uit. Hij zit tevreden in zijn wagentje op het taaie volkoren te knagen en lacht naar een mevrouw die naar hem lacht. De womanizer. Ik schud de zak uit en de veren vliegen over het wateroppervlak. We draaien om en ik trek de wantjes weer aan. Veeg de kruimels uit de door oma gebreide sjaal. Ik duw mijn seun in de richting van de winkels. We stoppen. Daar staat een grote vrachtauto van de supermarkt en het kereltje veert zowat omhoog uit zijn wagen. ‘Die!’ roept hij. Geduldig wachten we tot de laadklep arbovriendelijk op de bodem is gezakt. ‘Kom Thijs,’ zeg ik. ‘We gaan boodschapjes doen.’ We komen langs de bloemenman waar we altijd stil blijven staan bij de roze-koop- een bloemetje- vlag en de zwarte laat- een bloemetje- bezorgen-vlag. Die moeten apart aan een schouw worden onderworpen. Okee, ze hangen er goed bij. We groeten de fleurist en dan ontdek ik dat de kleine man zijn handschoentje kwijt is. Verdulleme, grietjansammernappels, potjandoosje, en wat een leed. We gaan dezelfde weg terug en ja hoor: daar tussen het gemeentegroen naast de parkeerplaats ligt het wantje. Henk, de lievelingspop die vastgeklemd zit bovenop de wagen, mag hij van mij niet vasthouden, o nee, komt niks van in, want als hij Buzz uit Toystory kwijtraakt is ereen amber alert nodig om hem tot bedaren te brengen. Eindelijk zijn we dan bij de grijp- je- rijk- grutter. Daar nog even het spandoek aanraken, waarachter de jeugd bedelt om mini’s en dan de winkel door. Eerst het brood, want hij wil graag helpen. ‘Wil jij het brood vasthouden?’ vraag ik. ‘Ta ta!’ roept hij. Dat is Thijs voor: ‘Ja, graag!’ We snellen de winkel door en de berg boodschappen op zijn schoot wordt steeds hoger. Een stuk kaas, een pak melk, een doosje vega vlees en een pak pampers. Hij kan er niet meer over heen kijken. Als we buiten zijn mag hij lopen. ‘Kom maar uit de wagen.’ Ik geef hem een vaderlijke hug en zet hem neer. Het mannetje gaat er snel van door en inspecteert vanaf daar de 25 waterputten tot aan ons huis. Ik leg hem uit dat daarin geen eendjes wonen. En als ze er wonen zijn het hele domme eendjes.

vrijdag 8 maart 2013

Het verzorgingshuis moet dicht

De regeringscoaltie VVD-PVDA heeft besloten dat 800 verzorgingshuizen in de toekomst hun deuren moeten sluiten. Wij zochten voor u uit wat dit voor consequenties dit voor de ouderenzorg kan hebben. Aan de deur van het verzorgingshuis hangt een briefje: ‘we benne gesloten’. Op het parkeerpleintje is het een drukte van belang van rollators en zoemende scooters. Sinds gisteren staan de ouderen op straat. Het hing al een tijdje in de lucht, wisten ze. En maandagmorgen werd er door de directie, in het zaaltje waar ze meestal klaverjassen, een bijeenkomst gehouden. Eerst sprak er een mijnheer met een Mickey Mouse stropdas. Deze man hield een moeilijk verhaal met daarin woorden als: het 7 s model, upscalen, top down benadering, levellen, niemand begreep er iets van. Sommigen zetten zelfs hun gehoorsysteem uit. Daarna kwam de directeur. Met een snik in zijn stem kondigde hij aan dat het over was met het verzorgen van ouderen. Zo was hem medegedeeld door een ambtenaar uit Den Haag. Die ambtenaar had gezegd: ‘De tijd van pappen en nat houden is voorbij, ouderen moeten zichzelf leren redden..’ Na de speech was ereen afscheidslunch. Voor de laatste maal mocht men de maaltijd samen gebruiken. Het huis had gekozen voor een simpele broodmand met een glaasje melk. Het beleg ontbrak. Ook het bestek was al verkocht aan een glibberige zilverhandelaar. Een oudere gelovige, met een bevende stem nam het woord. “Hoewel wij hier niet langer welkom zijn in deze herberg, zal de Here ons leiden naar grazige weiden.” Toen sloegen allen een kruisje en begaf men zich naar de uitgang. Daar stond al een aannemer de pui op te meten. Hij had een klusje voor een nieuwe Etos, zo zei hij. Het huis bood daartoe een prima gelegenheid. Hij kwam ook het pand verzegelen. Toen brak er paniek uit. Er zou een heer zich verstopt hebben op de toiletten. Dit bleek niet het geval. De verstekeling was op de kast gaan liggen, maar werd toch in de kraag gevat. Op die kast bleek eveneens het geraamte te liggen van een reeds lang verdwenen activiteitenbegeleidster. In het aquarium van de dwarsligger vond men twee valse gebitten, deze werden voor de zekerheid meegenomen, hoewel de eigenaars onbekend waren. Toen begon de uittocht, niet nadat er lang gezocht was door de directeur naar de toegangssleutel. Deze bleek ingeslikt te zijn door de heer Jaarsma. Nadat een reserve sleutel voorgoed de deuren dichtgedaan had, kon de exodus der bejaarde medemens beginnen. Eerst wandelde men zonder naar links of naar rechts te kijken de straat over, waarbij diverse slachtoffers vielen. De stoet, een optocht van zeker 800 bewoners, trof een andere stoet ontheemden, uit een ander verzorgingsoord, en zo trokken zij verder naar het beloofde land. Het werden er meer en meer. Zij waren niet meer te stoppen, plasten in plantsoenen en voortuinen, tegen gevels en broekspijpen. Zij blokkeerden met hun rollatoren snelwegen en winkelcentra. Zij namen mee wat zij onderweg vonden: tassen, portemonnees, fietsen, loslopende honden, een paar stoute kinderen en zelfs een papegaai die op een stokje voor een dierenwinkel zat. Omdat de optocht der zorgbehoevenden niet meer te stoppen viel, besloot de regering Rutte deze mensen een boot aan te bieden. Zij kenden een man die een tweede Ark van Noah zelf had getimmerd en deze moest zijn schuit inleveren. Hierop werden de ouderen gehuisvest en op kosten van de staat met behulp van een sleepboot naar de middellandse zee gesleept. Daar genieten zij nu, van ons belastinggeld, van het zonnetje. Vragen van kritischeTweede Kamer leden, dat hierdoor de beoogde bezuinigingen ongedaan zijn gemaakt, werden door de voorzitter der Staten Generaal driftig weggehamerd. ‘ Zij moeten daar nu wel voor zichzelf zorgen,’ luidde het verweer. Anonieme bronnen melden dat Sint Nicolaas, gevestigd in het naburige Madrid, hen wil sponsoren.

maandag 4 maart 2013

In gesprek met Jelle Bouwhuis (54), romanticus in Alkmaar-Noord: ‘Ik benader de wereld met gevoel’

In gesprek met Jelle Bouwhuis (54), romanticus in Alkmaar-Noord: ‘Ik benader de wereld met gevoel’ Jelle Bouwhuis (54) is beeldend kunstenaar en woont in een ruim appartement in het noorden van Alkmaar. Daar maakt hij tekeningen van zelfbedachte steden en werkt hij bescheiden aan een imposant oeuvre. Een winderige maandagavond. Een donker trappetje op, een duister trappetje af. De kunstenaar doet open. Even lijkt hij vergeten te zijn dat we een afspraak hebben. Op tafel een pan met daarin dampende spaghetti en daarover heen galmt PJ Harvey, zangeres met een stevig opstandig geluid. De muur rechts van me is verdwenen achter boeken over de Alpen, Hongaarse Volkskunst en diverse zeevolken. Aan een oude synthesizer, een Perzisch vloerkleed en een lamp van sleutelhangerpoppetjes –ik herken de dikke dompteur uit Pipo de Clown- kleven verhalen, maar ik heb maar een uurtje om het gesprek te voeren. Ik zal streng moeten zijn. Speurtocht op de spoordijk ‘Maakte je als kind ook al tekeningen?’ De openingszet, een saaie vraag, maar noodzakelijk om niet in het romantische moeras te zakken. ‘Ja,’ antwoordt hij opgetogen en duikt in de kast recht voor me, die doorbuigt van het gewicht aan schetsboeken. Maar daarin vindt hij niet de prilste werken. Daarvoor moet hij naar beneden. Ik zie hem een trap afdalen en hoor gestommel. De multomap ligt snel op tafel en de eerste tekening die ik zie is die van een paard. ‘Een paard,’ zucht hij. ‘Ik ben niet zo sterk in paarden tekenen. Deze is wel humoristisch. Dat heb ik altijd wel graag gedaan, humor in mijn tekeningen stoppen.’ Hij maakt een gebaar naar de thee die hij zet en vertelt over zijn jeugd. Een gezin met drie kinderen, krap gehuisvest in de Celebesstraat van Amsterdam op driehoog. ‘Met een uitzicht over de hele stad en over de gashouders, dat was prachtig.’ Er glijdt een weemoedige blik over zijn gezicht een mix is van intellect en vriendelijkheid. Ik moet denken aan de trekken van Godfried Bomans al was die beslist minder bescheiden. ‘Van mijn vader kreeg ik boeken over de natuur, over dieren. Die tekende ik na.’ Naast het tekenen was hij een gewone Amsterdamse jongen met een gevoelig, verlegen karakter dat hem op school weleens dwarszat, maar niet bij het verkennen van de spoordijk met Evert, zijn boezemvriend, de zoon van de melkboer uit de Spilbergenstraat. Op die dijk gingen zij op ontdekkingstocht en bouwden een hut van gestapelde melkkratten. Op school was hij niet overal geweldig in, maar biologie was zijn ding. De beste van iedereen. Biologie versus bouwkunde Hoe grillig het leven kan zijn wordt bewezen door het feit dat de beste biologie student koos voor een studie in bouwkunde. ‘Ik zag het als een middel,’ verklaart hij. “Een middel om een artistieke architect te worden.’ Want tijdens een uitje naar het Stedelijk Museum van Amsterdam was zijn liefde voor de moderne kunst ontloken. ‘Daar zag ik een werk van Daniel Spoerri en die had in een restaurant een tafel van twee gasten opgekocht plus het servieswerk en de afgekloven botjes. Hij liet het ding conserveren... prachtig vond ik dat..de kunstenaar in mij ontwaakte..’ Terwijl mijn ogen over de andere muur dwalen, waaraan diverse schilderwerken naast elkaar en door elkaar hangen, hoor ik mezelf mompelen: ‘Je wilde kunstenaar worden...dan had een studie aan een Rijksacademie of Rietveld meer voor de hand gelegen..’ ‘Ja,’ beaamt hij. ‘Maar ik zag op tegen het leven van een kunstenaar, dacht dat die allemaal in de goot lagen of zo, daarom leek architect me wel wat. Je bouwt iets bijzonders en je hoeft geen honger of armoede te lijden..’ We kijken naar een Bouwhuis uit de tijd van de bouwacademie. Een zeer gedetailleerde tekening van een zelfbedachte stad op een fantasy planeet. Een wonder van geduld en studie. ‘Ik maakte series van deze plattegronden en bedacht er later verhalen bij die ik ook weer tekende.’ In een winters landschap staat een vrouwtje bij een donker bos. Aan de linkerkant van de tekening is een groot paleis gemaakt, waaruit schaars licht door de vensters valt. Het is een prachtige prent, ik kan niet anders zeggen. Het heeft ondanks de suspense ook een vriendelijk, dromerig karakter alsof het is gemaakt voor een spannend kinderboek. Ik hoop niet dat ik de kunstenaar hiermee beledig, het is mijn mening slechts. Sensitiviteit ‘Het was moeilijk op de Rietveld te komen,’ zucht hij. ‘Ik tekende namelijk het liefst dieren, steden en landschappen, maar voor de toelating moest ik ook portret kunnen tekenen en dat kon ik nog niet goed genoeg. Een jaar heb ik gezwoegd, tot het goed genoeg was en ik werd toegelaten.’ Mijn blik glijdt over een boek over het oude Rome. Hier spreekt een erudiet mens. Ik zou hier ook een vraag over willen stellen, maar de tijd is te kostbaar, we moeten verder in een tempo dat niet bij deze man past. ‘Hoe was dat dan op die academie?’ begin ik voorzichtig. ‘De meesten hadden een carrière in hun hoofd, dat vond ik zelf niet zo belangrijk, mij ging het puur om de kunst. Later werd ik bevriend met twee kunstenaars, die mijn sensitiviteit herkenden. Niet alle artiesten zijn even gevoelig.’ Is hij teleurgesteld? Dat ontkent hij, heeft een leuke, waardevolle tijd gehad, maar het was wel zwaar naast zijn baan bij Rijksgebouwendienst. ‘Wil je nog een thee of iets anders?’ Hij zet een eigenaardig muziekje op dat uit Afghanistan afkomstig blijkt te zijn. Het geeft wel een bijzondere sfeer en warmte. Tekening of schilderij? Naast de boeken hangen zijn prenten maar dan op uitvergroot formaat. We zien een landschap in felle kleuren. ‘Tijdens mijn studie aan de Rietveld academie, vijfentwintig jaar geleden, ontdekte ik, tijdens een excursie naar Texel, het tekenen met krijt. Met vetkrijt maak ik een tekening op romanpapier in een dummyboek. Dat is gemakkelijk in je tas te stoppen. Ik ga dan ergens zitten, in de duinen of zo en schets.’ Ik kijk lang naar de poster en merk op dat ik het eigenlijk geen tekening vind, maar een schilderij. Een schilderij met krijt gemaakt op A4 formaat. ‘Voor mij is het een tekening, maar wel een schilderachtige tekening.’ ‘Ik ben geen schilder, ik maak alles op klein formaat.’ Het karakter wijkt wel af van de uiterst complexe stedentekeningen. Hij beoefent nog steeds de twee genres en het levendige van de krijttekeningen heeft een positieve invloed op het precieze werk, dat tegenwoordig minder statisch is. Zijn grote voorbeeld is Charlotte Salomon, een kunstenares die in de jaren dertig van de vorige eeuw gedreven en dynamische tekeningen maakte. Die dynamiek sprak hem zeer aan, net zoals de werken van Van Gogh. De rode draad Ik sta op, schud mijn hand uit tegen de kramp van het schrijven en recht mijn rug. ‘Ik weet even voldoende.’ Dat is een understatement, het zal een hele tour worden om uit de verhalen de essentie, de rode draad te vissen en daar een aantrekkelijk verhaal van te maken. In mijn hoofd som ik op: een gevoelig mens, iemand die altijd op zoek is naar mooie locaties, bijzondere muziek, die vast wil leggen. Hij raadt mijn gedachten en zegt omfloerst: ‘Ik benader de wereld met gevoel..’ Ik knik en schrijf dat nog snel even op. Ik vind mezelf dan ook een vreemde eend in de kunstenbijt.’ Hij maakt een verontschuldigend gebaar met zijn lange armen. Hij is niet echt bekend geworden, maar dat zegt niet zoveel. Talloze artiesten maken hun werken in volslagen anonimiteit, vaak zijn ze te gevoelig, soms hebben ze geen bewustzijn voor publiciteit. ‘Ik ga een mooi verhaal maken,’ zeg ik dapper en knoop mijn sjaal om. Ik zou graag zien dat deze man een tentoonstelling van zijn werken zou maken, dat zou mij veel plezier doen. Maar ik kan niemand dwingen en dat is maar goed ook. ‘Prettige avond!’ roept hij mij nog na. Ik ga morgen naar die Alkmaarder Hout ,ga het met andere ogen kijken en met gevoel benaderen. Ik sta alleen te rommelen bij mijn fiets en merk ineens veel meer van het beton om mij heen. Soms is het beter de zaken rationeel te laten en zo hard mogelijk weg te trappen in het donker. Informatie van de auteur over Charlotte Salomon: Charlotte Salomon werd geboren op 16 april 1917. Zij was joods en maakte ongeveer 1300 schilderijen over haar eigen leven. Een deel van die schilderijen zijn te zien in het joods historisch museum van Amsterdam. Charlotte Salomon kwam in oktober 1943 om het leven in het concentratiekamp Auschwitz.

donderdag 28 februari 2013

De Smederij- opening van het buurtcentrum de Smederij hoek Druivenlaan Snaarmanslaan in de Spoorbuurt van Alkmaar, zaterdag 16 februari 2013

Een aantal bewoners van de spoorbuurt hebben het idee opgepakt om zelf een buurtcentrum te ontwikkelen. In dit buurtcentrum kan worden gegeten, geklaverjast en gepraat om de sociale contacten in de wijk te stimuleren. In een oud pand op de hoek van de snaarmanslaan druivenlaan is nu het nieuwe centrum geopend en het is klein maar fijn. Het centrum heet Smederij omdat er ooit een smidse in heeft gezeten. Na een startsubsidie van de gemeente is het de bedoeling dat het centrum op eigen kracht verder gaat. Het vuur van de Smederij Hier heeft de smid met slagen het ijzer gesmeed toen het nog heet was. Hier werden de paardenhoeven beklonken. Het is een klein, oud pand op de hoek van de Druivenlaan en de Snaarmanslaan en alleen de naam Smederij herinnert nog aan de vonk van het verleden. Buiten wappert een fris gestreken stadsvlag en binnen staat een gezelschap een toastje met smakelijke zalm te gebruiken bij de geboorte van het buurtcentrum. De wanden maisgeel, de inventaris bij elkaar genetwerkt, het toverwoord van deze tijd. Tafels, stoelen, de wandkast met spelletjes, het heeft allemaal een retro gevoel. Het centrum had evengoed zo hier in de jaren vijftig van de vorige eeuw kunnen staan. Je kunt hier ook eten tegen een bescheiden vergoeding, maar neem van mij aan dat het zal smaken, ik ken de kok, die levert geen half werk. Het is hier klein, maar wel warm. Terwijl ik haastig opzij spring omdat iemand een pak met jus d’orange over de vloer mikt, moet ik denken aan de megastallen van het buurthuiswerk: de multifunctionele ruimtes. Oneindig groot, met brommerig personeel en veel tochtige anonimiteit. De Smederij is dan ook een overwinning op de kilheid van technocratische besluitvorming, een eigen initiatief, uit het hart. Maar net zoals de smid vroeger geen cent subsidie kreeg voor zijn helse werk moet ook de nieuwe loot aan de welzijnsstam zichzelf zien te redden. Alles, de huur, het licht, de verwarming, dienen uit de eigen broekzak te komen. Op tafel, naast de bloemen met de gelukwensen staat een historische collectebus waarin men zijn bijdrage kan laten glijden. De gemeente heeft een startsubsidie verstrekt en dus moet die bus nu zelf verder gevuld worden. Ik herinner me de eerste zin van het boek de scheepsjongens van Bontekoe. Daarin zegt de smid tegen Hajo: ‘Satanse jongen, hou die bout vast!’ Maar Hajo wil niet in de smederij, hij wil naar zee. Alles beter als die smederij. Gelukkig zijn de tijden veranderd, maar het is nu ook hard op het aambeeld slaan om de toekomst van dit buurtcentrum te verankeren. Ik vertrouw op een behouden vaart, omdat deze initiatiefnemers in hun leven de nodige stormen hebben doorstaan. Bij het afscheid nemen merk ik dat mijn schoen kleeft aan de vloer. Ik ga ervan uit dat het een teken van boven is, dat ze voor altijd zullen blijven plakken.

woensdag 27 februari 2013

Bij de Tentoonstelling over de Italiaanse kunstenaar Rafaël in het Haarlemse Teylersmuseum, januari 2013

In de 15e eeuw bloeide de Italiaanse schilderkunst als nooit tevoren. De bekendste uit die tijd zijn: Michelangelo, Leonardo da Vinci en Rafaël. Zij schilderden in de renaissance stijl, dat wil zeggen een stijl die gebaseerd was op de klassieke oudheid. In Haarlem werden in de 18e eeuw tekeningen gekocht, ontwerpschetsen van Rafael die hij gebruikte om zijn schilderijen te maken. Rafaël werd beroemd met enorme muurschilderingen voornamelijk in de vertrekken van de paus. Die ontwerpschetsen vormden het hart van de tentoonstelling aangevuld met schetsen uit andere musea. Twee schilderijen, madonna met kind en het portret van een koopman en reproducties van de wand - en plafondschilderingen maakten de expositie bijzonder boeiend. Ik had lang de tijd om na te denken, want ik stond in een rij voor de ingang van het Teylers museum die vanaf Haarlem voerde naar Leiden. Eenmaal binnen zagen we vele studies, tekeningen van de Italiaanse meester. Wat zou Rafaël gedacht hebben van deze tentoonstelling? Want deze prenten waren geen etsen voor de verkoop, maar producten om uiteindelijk een schilderij mee te maken. Wilde hij wel dat er nog naar gekeken zou worden? En wat zou hij denken van de discussie tussen geleerden of een tekening wel of niet van hem was? Ik denk dat hij af en toe ook niet zou weten of iets van hem was, want hij maakte in zijn korte leven duizenden en duizenden tekeningen. We keken dus naar halffabrikaten en ik moet zeggen dat het me beviel. Het beviel me soms zelfs meer dan naar een schilderij te kijken. Waarom? Omdat er een grote spontaniteit in de tekeningen zit, die ik wel een beetje mis in de schilderingen. Ook kun je in ‘the making of’ goed zien dat Rafaël niet alleen een genie, een god of wat dan ook was, maar een artiest die iets doorkraste, een andere keuze maakte, kortom: een echt mens. Dat stoorde me wel in deze expositie en in het bijbehorende boek: de man wordt zo ongeveer aangezien voor de engelen uit zijn eigen werk: onaantastbaar, en ook als mens, sociaal, intelligent, en een voortreffelijk atelierdirecteur. Wat is er eigenlijk bekend over hem? Ik heb weinig over hem kunnen lezen. Hoe stond hij tegenover zijn opdrachtgevers,de paus en andere zeer rijke mensen? Waarschijnlijk had hij als kunstenaar niet heel veel te vertellen. Wij maken dan wel een god of een held van hem, maar voor de paus was hij slechts een begaafde artiest en die moest zo snel mogelijk zijn Stanza, zijn kamer, schilderen. Voor zo’n religieuze kerkvorst was een kunstenaar gelijk aan het keukenpersoneel. De kunstenaar kon alleen het vege lijf redden door als een bezetene te studeren en studies te maken. Dat er zovelen over zijn zegt wel iets over de bedoelingen van de meester: hij kon deze nogmaals elders gebruiken. Er zijn ook vele tekeningen niet van Rafaël, wat ook wel weer logisch is: hij werd leider van een firma in muurschilderingen, een beetje te vergelijken met Walt Disney en veel van zijn tijd ging dan ook op aan overleg met de opdrachtgevers en het controleren van het werkproces. Hij moest dingen uit handen gaan geven. De projecten waren mega groot. Wij hebben, als we naar kunstenaars voor de 19e eeuw kijken, teveel een romantische bril op onze neus. De vrije wil was beperkt, het ik was geen begrip, men kreeg een opdracht en deed wat de klant wilde. Rafaël maakte vele tekeningen, maar hij had liever niet dat men naar de tekeningen keek, dat zou mensen op de gedachte kunnen brengen dat hij niet de schilder was.. Een expositie met alleen zijn tekeningen houden is dan ook absurd, daar horen ook schilderijen bij, maar die waren er nauwelijks. Voor het kleine museum zou dat ook niet kunnen. Maar zoals ik al zei: de tekeningen zijn prachtig. Nu nog een kortere rij voor de ingang.

donderdag 21 februari 2013

Crisistaal

De crisis levert nieuwe woorden op. In een supermarkt vond ik het woord 'onzuinig'. Dat is interessante nieuwvorming naast het al bestaande 'niet zuinig'. Het laatste bestaat uit een bijwoord en een zelfstandig naamwoord en het nieuwe woord is een samensmelting zo lijkt het. Het wordt opgenomen als naamwoordelijk deel binnen een naamwoordelijk gezegde. Dus: 'dat is onzuinig..' Door deze constructie klinkt het anders een beetje afhankelijk van de intonatie, maar de betekenis is anders dan die van 'niet zuinig'. Het betekent nu: het gedrag van een consument is op een bepaalde manier niet verantwoord. Er was kennelijk behoefte aan zo'n woord, anders was het niet ontstaan. Kun je ook: 'jij bent onzuinig!' zeggen? Als iemand dit ergens hoort moet hij het maar even aan me doorgeven. Ik ben tevens geinteresseerd in andere nieuwe (crisis) uitingen.