zaterdag 29 september 2007

Joke

Joke, seasons in the sun

‘ we had joy, we had fun, we had seasons in the sun,
but the wine and the song like the seasons have all gone..’ *

Op een dag staren mijn zus en ik naar een advertentie in de krant. Het staat er toch echt: Joke
is overleden. Ik heb haar, meen ik, enige tijd geleden nog gezien in het lokale winkelcentrum, ze was toen met haar man. Hoe is dat nu mogelijk? We besluiten een kaart te sturen, maar een antwoord op haar mysterieuze overlijden blijft uit. Pas in de zomer van 2007, ontdek ik op het internet het levensverhaal en betreurenswaardige einde van onze vriendin. Ik stuur een bericht en spreek iets later met Henny, haar moeder. Henny vraagt mij mijn herinneringen op papier te zetten. Ik besluit dat te doen en juist omdat ik bezig ben met een terugblik op de jeugd, plaats ik het in het kader van jong zijn,
vrij zijn, van alles willen ontdekken en de ontdekking van de kwetsbaarheid van het leven.

Mijn zus en ik konden haar adres niet vinden. Niet zo vreemd in onze Berkel familie, we zijn geen van allen spoorzoekers. We zochten in de nieuwbouwwijk van Heerhugowaard en het was ijskoud die dag. We waren jong, begin twintig, en we deden veel samen. Zo hadden we, in 1988, in een recreatie team gezeten ergens in het winderige, hoge land rond Petten. Met zo’n team vermaakten we vakantiegangers en boden een luisterend oor voor de gekwelde reizigersziel.
Het was er heel gezellig in onze houten kampbarak met nauwelijks voorzieningen.
Er was geen tv, een oude radio, versleten banken en bedden die piepten en kraakten omdat ze vooroorlogs waren.
In ons team zat ook Joke. En met Joke konden we het goed vinden. Ze had hetzelfde gevoel voor humor. Tot op de dag van vandaag citeren we onze meligheden van die tijd. ‘Wááárom dan niet..? Dááárom niet..’ zegt een buitenstaander niets, een simpel zinnetje. En Joke was, net als wij, overal voor in. Voor een karaoke avond zochten we een Meat Loaf, geen nood, Joke propte een kussen onder haar hemd en was de eeuwige vetzak uit het liedje ‘Paradise
by the dashboardlight..’ En zocht je iemand om een stukje in de poppenkast mee te improviseren? Geen nood, Joke speelde wel mee. Ook op het stokoude orgeltje kon ze redelijk uit de voeten. En ik kijk nog weleens naar de foto’s, daar liggen we opeen, buiten op het gras, met z’n allen. Zo vrolijk en onbezonnen, avonden praten en rondhangen. In een boek dat ik bij het afscheid kreeg, ‘op goede voet met de bomen’**, schreef ze: ‘Uitleg van jouw muziek boekenkritiek, poppenkastimprovisatie, een erg fijne relatie! Het waren 2 leuke weken..’ [gedateerd: 29 juli 1988 ]
Maar Joke was wel snel moe, viel ons op. Haar suikerziekte hield haar in de greep. Ik zag haar bezig met de prikspullen en ik zag haar rekenen. Op een avond had ze plots het suikergehalte niet in bedwang. Ze zat erg ‘hoog’ zei ze en ze begreep niet waarom. Tot bleek dat ze van de wijn gesnoept had.
Soms viel het me op dat ze mij erg doordringend aan kon kijken en ik had het gevoel dat ze verder was in haar ontwikkeling als ik. Ik wist niet hoe dat kwam, want als je jong bent, zie je eerder het vrolijke behangetje van iemand, dan het venster, dat uitzicht biedt op een grijs landschap met bomen vol ziekte en zeer, en doffe eenzaamheid.
Op een dag, een aantal maanden (?) na het recrea gebeuren, kwam ik haar tegen in een winkel. Ik was verbaasd dat ik haar daar tegen kwam. Ze zei dat ze op het Arkplein woonde en of ik zin had eens langs te komen? Ik zei: ‘Goed..’ en ik ging bij haar op visite. De woning, net ingericht, was gezellig. Rode gordijnen, een hamster, een orgel, en boeken en cd’s op tafel. Ja, ze las veel en draaide Herman van Veen. Ze kon eindeloos over muziek en boeken praten. Het boeide haar hoelang mensen konden doen over het schrijven van het liedje: ‘Je bent een liegbeest, een jokkebrok..’***
Ze schreef ook veel dikke brieven, die vol stonden met waar ik toen helemaal geen verstand van had: werkproblemen op haar school. Het loog er niet om, begreep ik. Ik schreef ook brieven terug met mijn dingetjes. Ik was toen uit de studie Nederlands geraakt en ik zocht teleurgesteld een nieuw doel. Soms kon ik de slaap niet vatten en maakte ik een wandeling over straat, in de avond. Ik nam dan een brief mee en deed die in haar bus. Ik wist dat ze het zou lezen en er over na zou denken en dat was fijn. Maar wat haar ervaringen aan ging: ik voelde me wat machteloos, met mijn geringe levenservaring. Ze was een lichamelijk zieke vrouw en ook nog geestelijk in de knoei, overspannen. Ik bood mijn gehoor aan en dat was genoeg. Zij was overigens ook een goede luisteraar en ze onthield alles wat je zei. Ik heb ook een keer een gitaar meegenomen en wat gezongen, je kon Joke geen groter plezier doen. Nou ja, ze hield ook erg van Italië, ik heb een ansichtkaart van haar bewaard van het Lago Magiore.
Onschuldige woorden: ‘ Hoi..hoe staan de zaken? Hier is het prachtig, zoals je ook wel op deze kaart kunt zien. Inmiddels hebben we al heel wat steden gezien en nu zitten we bij het Lago di Trasimento om even uit te rusten. Morgen rijden we naar het Gardameer, waar vandaan we nog naar een aantal steden gaan. Een heerlijke vakantie dus..’ [ gedateerd: 25 juli 1992 ]
Maar ze gaf haar strijd niet op, ze was een vechtersbaas. Ze vocht zich een weg uit de onderwijsjungle, naar het bibliotheekwezen. Dat onderwijs moet een diepe deceptie zijn geweest, bedenk ik me nu, ze werkte nog maar net eigenlijk.
Eens was ik bij haar, ze lag op de bank, ze was zo moe, ik schrok er van. Ze had zelfs geen puf meer iets uit de lade te pakken. Dat deed ik dan voor haar, maar toen ik het niet snel kon vinden, raakte ze geërgerd. Dat was de eerste keer dat ik dacht: het gaat echt helemaal niet goed met haar.
Weer enige tijd later werd ze geopereerd, omdat ze bij de dokter was geweest wegens een dikke buik. De dokter vroeg: ‘Heeft u de laatste tijd nog gevrijt..?’ Waarop ze antwoordde: ‘Mmm vijf jaar geleden dokter… is dat een probleem..?’ Ze kon af en toe heel droog uit de hoek komen. Wat me opviel is dat ze heel luchtig deed over die operatie, het klonk niet helemaal geloofwaardig. Ja, ze had een lange snede, maar nee hoor, zag je helemaal niks van..
Toch, met haar zieke lijf slaagde ze er ook nog in te trouwen, in vol ornaat.
Na zovele jaren zie ik mijn zus en ik, weer voor haar deur staan, eindelijk hadden we haar gevonden. Ze doet open, wat opvalt is haar rustige gestalte, de krullen, die hele donkere ogen en die mond met die bijzondere lach, als van een clowntje. Binnen tikken alle klokken tegelijk, herinneren we ons.
Ze heeft dapper gestreden. Tegen de wereld, tegen een onwillig lichaam, dat haar in de steek liet.
Als ik dezelfde moed zou hebben…en toevallig gaat de zon onder terwijl ik dit schrijf en hoor ik buiten kinderen spelen. Ik denk er aan hoe een leven voorbijgaat en wat ik schreef over mijn vader toen hij 65 werd: laten we zuinig zijn op elkaar en van elkaar genieten, want het gaat zo snel voorbij, veel sneller dan je wilt, like seasons in the sun…
En we zullen haar nooit vergeten.

Sjoerd van Berkel
september 2007
geschreven op verzoek van Henny Grol


* Seasons in the sun - Rod McKuen en Jacques Brel
** Op goed voet met de bomen - Hans Bouma Evelyne Dessens Uitgeverij JH Kok Kampen 1987
*** Je bent een liegbeest.. een liedje van Willem Wilmink

zondag 9 september 2007

Papa

Lieve Papa, Vader, Pa, Opa,
Speech bij het 65e verjaardagsfeest van onze vader Johan

Als je thuis was konden we je spoor volgen: op tafel een gummilat, een opschrijfboekje, handboeien, stukje krijt, een fluit, een donkere stropdas.
En je nam vaak een beschuitje met kaas, na de werkzaamheden. Wij, de kleine potjes, vingen dan geluiden op van de woeste avonturen die je die dag waren overkomen en die je aan onze moeder vertelde. Zij luisterde geduldig naar alles, gaf wat commentaar, knikte en was de ideale therapeut voor na het harde politie leven, de mannenwereld waarin gevoelens, zeker in die tijd, moeilijk bespreekbaar waren. Soms vond je mensen hangende aan een touw, half dood uit een auto, of van hun motorfiets gewipt, in een boom. Je trof mensen aan die elkaar met een bijl achter na zaten, van de pier waren gespoeld en zelfs van onze twaalf hoogflat waren gesprongen. In jouw loopbaan zag je weinig branden, wel veel zelfmoordleed. Je had overigens wel veel interesse in branden, maar meestal was je bij een mooie fik op vakantie.
Zeker gingen we op vakantie. Wat herinneren wij ons hiervan? Allereerst togen we naar Drenthe. Met een geleende tent van onze tante werd het kamperen. Jij had ervaring vanuit de diensttijd, vandaar dat in jouw auto ook nog diverse blikken en beschuiten waren (daar zijn ze weer) voor het geval de oorlog uit zou breken en er gevochten diende te worden. Daarnaast had jij in jouw auto een soort schep om een schuttersputje mee te graven. Het was een omklapbaar, legergroen geval. Hoe dan ook, het ding was nodig, want er moest een greppel om de tent gegraven worden, vanwege de overvloedige regenval. Terwijl ons moeder in de tent zat te klappertanden, met drie truien over elkaar aan getrokken, stond jij buiten de noodzakelijke afwatering te spitten. Wij vermaakten ons wel in de modder en mijn zus, jouw dochter, heeft dit spitten en baggeren nooit willen verlaten en is daarom amateurarcheoloog geworden.
Vanwege de noodtoestand werd er zo nu en dan naar Emmeloord gereden waar jouw schoonmoeder het gehavende gezelschap opkalefaterde en de kleding zodanig werd gewassen dat zij er weer uitzag als kleding.
Onderweg naar Frankrijk gebeurde het een keer dat we een lekke band kregen,
het reservewiel lag uiteraard onder in de kofferbak. Alle zooi eruit, maar ja, het moest er ook weer in..uiteindelijk hebben we achterin de reis vervolgd met een emmer en een bal op schoot.
Voor ons was je een goeie vader. Je las graag een verhaaltje voor bij het slapen gaan en viel dan zelf vaak in slaap voor het einde van het verhaal daar was.
Voor het eten had je ook altijd een voorgebede, maar die heb ik nog nooit kunnen verstaan er zit iets in met ‘vader’ of zo, maar het is denk een groot geheim. In die tijd aten we ook nog geen liflafjes, herinner ik mij. Het waren eenvoudige maaltijden, met een bescheiden hoeveelheid vlees. Bij rooie kool hoorden twee gehaktballen die door jou tot vier gehaktballen werden gesneden. Je bent een van de besten in gehaktballen maken, bij jou wordt het een stevige platte bal. De frituurpan was ook jouw afdeling, daar bemoeide ons moeder zich niet mee. En wat voor de gehaktballen gold, gold ook voor de karbonades: op tafel kwamen twee karbonades die door jou op maat werden gesneden.

Zo nu en dan veranderde er ook wel wat in het interieur van de flat. Aan de linkerkant was een groot wandmeubel waarin plaats voor boeken, glazen en een televisie. De kleur was oorspronkelijk, meen ik, bruin, maar jij schilderde het wit en later zwart. Je vrouw, ons moeder, deed de keukenkastjes in een soort okergeel, zodat ons appartement in een museum voor moderne kunst had kunnen staan. En zoals ik nu begrijp waarom mijn zusje aan archeologie doet, begrijp ik nu ook waarom ik zelf graag schilder. Het was een bonte toestand geworden.
Maar we hadden altijd schik met elkaar, als moeder op haar knietjes achter de cavia aanzat, die achter diezelfde kast was gekropen en daar de draden doorknaagde. Of toen ik een verjaardagsfeestje gaf en de kinderen speelden met de politiepetten die ze zeker ergens gevonden hadden. Ja, je had een grote verzameling.
Je was geen nachtdienst liefhebber en je sliep licht overdag. Omdat jouw slaapkamer toegang gaf tot het balkonnetje, waar de was diende te worden opgehangen, klom ons ma, met de wasmand, door het raam naar buiten. Wij moesten ook stiller zijn, dat viel niet mee. We waren klein behuisd. Emke had een hoogslaper en eens is ze eruit getjoekeld. Wij erop af. Ze bleek achter een gordijn te liggen, maar mankeerde niks.
Ik herinner me ook nog dat zij en mam allebei ziek waren en dat je poogde vanaf je werkstation telefonisch contact met de zieke thuisbasis te krijgen, maar dat de telefoon, door de patiënt, niet werd opgenomen. Wat een toestand. Jouw ouders kwamen redderen, maar konden de chaos niet bestrijden, want ze werden zelf ziek.
Je had gelukkig zo een hoop lieve mensen om je heen. Boven ons woonde een collega met een vrouw en twee dochtertjes, daar ging je mee om en je had een stel vrienden in Zaandam met twee kindertjes en op de dansles ontmoette je ook nieuwe vrienden. Ik zie je nog een Spaanse wals oefenen midden in de huiskamer. Ik geloof dat je een molentje moest maken, maar er zat wat roest in de wieken. Mijn moeder klaagde over je ritmiek, ik kan het niet beoordelen.
Je hield ook veel van vissen, zeker om ze op te eten, maar ook om ze te vangen. Je nam ons mee op de visvangst op de Noordzee en daar mochten wij een echte werphengel vasthouden!
Op een dag brak de dag van de verhuizing aan, het ging dan toch gebeuren. Veel dozen waren nog niet ingepakt, opa moest nog een lamp van de muur halen, terwijl de vrachtauto al voor de deur stond. Deze auto bleef in het Alkmaarse zand steken en kon met veel moeite worden losgewrikt. Toen kwam de ramp met het bedspiraal: hoe er ook gepast en gemeten werd: het ding ging de kersverse nieuwbouwwoning niet binnen en bleef voor altijd buiten, zodat je genoodzaakt was op een luchtbed te slapen. De kosten van dit nieuwe huis wogen zwaar. De vakantie werd opgeschort en de verjaarsartikelen beperkten zich tot een plantengieter en andere aardigheden.

Je had in die tijd al aardig wat gedaan in het politiewezen: van agent was je rechercheur geworden en je speurde zelfs naar een oorlogsmisdadiger. Ik zie nog voor me dat je in een keurige colbert naar het werk ging en een lange regenjas had. Die jas is geen grap. Maar binnen het korps werd er weer geschoven en tot onze verbazing verscheen je even later weer in het oude politiekostuum. Nou ja, dachten we, het kan verkeren.
Wij moesten het in Alkmaar stellen zonder havens, boten en visserij. Het was een andere wereld. We gingen naar grotere scholen, en werden zelf groot.
Er kwamen studies, banen en als een van ons twee er weer eens genoeg van had, speurde jij de kranten na en sneed, gewapend met een schaar, de vacature eruit.
Want als je iets kon doen voor ons, dan deed je het ook. Dan werd ereen lamp aan de muur gevloekt, of je kwam binnen stormen met een of ander object. Het kon ook gebeuren dat ik bij thuiskomst ontdekte dat er een tafel in de tuin stond die ik er niet in had gezet. Je deed en doet dit soort zaken nog steeds zonder veel omhaal en snel. Het wil ook nog weleens gebeuren dat ik nog niet aangekleed ben en dat je dan al voor de deur staat, hetgeen je kwijt moet, levert en weer wegrent. Bij een moeilijke kwestie woel je dan door je haar, zucht eens diep en fluit een of ander wijsje.
Met jou op stap is ook leuk, je bent voor altijd jong gebleven, ergens, en oneindig nieuwsgierig naar alles, naar bodemvondsten, vliegtuigen, boten, vogels. Je had ook wel mooie dromen over groene mannetjes die uit de ruimte
kwamen. Prachtig.
Toen we je vergezelden naar de dokter was je niet jezelf. In de tram zei je weinig. We gingen het ziekenhuis door. Ik had een plattegrond bij me, gekregen van een aardige collega. Mam en ik gingen mee naar boven en toen kwamen ze je halen. Op het nachtkastje bleven je bril en je horloge liggen en voor mij was het even van: nu nemen ze onze vader mee, hij is even niet van de familie, maar van de wittejassenwetenschap. We moesten beneden wachten, uren en uren. Dan gaan je gedachten uit naar datgene wat ik daarnet allemaal heb beschreven, een leven komt voorbij dat je hebt gedeeld. We hebben samen gezeild met een jacht en het schijnt dat jij eens boven het dek stond in de klaterende regen, terwijl ik droog lag te snurken beneden. Ik geloof nog steeds niet dat het waar is. Zo’n ziekte wijst je op de kwetsbaarheid van het leven en hoe zuinig je op elkaar moet zijn en moet leven in het positieve. Het is allemaal heel kort dat je bij elkaar bent, het vliegt aan je voorbij en daarom is het goed om af en toe eens feest te vieren, hoeft niet perse bij een verjaardag, maar dat kan een aanleiding zijn…toch?
Dus we nemen er nog eentje, op wat ons verbindt, op het goeie, op het geluk, op het leven van vandaag. Sinds je de politie burelen niet meer bezoekt, heb ik de indruk dat je rustiger geworden bent, los van die politie is de wereld toch een opgefokte toestand. Ik heb het idee dat je binnen de nieuwe situatie je draai weer hebt gevonden. Je hebt net je zolder opgeruimd, dus je kan er voorlopig weer even tegen.
Dus op je gezondheid! Daar ga je!

Tekst uitgesproken op 8 september 2007 tijdens het verjaardagsfeest van onze vader Johan, in boerderij de Zwaan, te Langedijk.
Sjoerd van Berkel

maandag 3 september 2007

Voor de kleinsten



Goliath

In de 17e eeuw waren doolhoven erg popi. In een van de doolhoven te Amsterdam stond een reusachtige pop waarvan de ogen door een mechaniek konden bewegen, toen het doolhof was verloederd verdween de reus naar een opslag om later te worden neergezet in een restaurant naast het historisch museum Amsterdam. Daar staat ie dan en ik bedacht er een verhaaltje bij.

Er was eens een reus, een grote reus van steen, die bij een restaurant stond in het grote Amsterdam. Niemand wist zich meer te herinneren hoe die reus daar was gekomen. Op een dag stond hij er gewoon en alle serveersters en de obers liepen er gewoon om heen. Soms stapte iemand wel eens op zijn teen, maar dat voelde hij niet, want hij was van steen. Er was wel eens een reiziger uit een ver land die riep: "Kijk eens wat een mooi beeld!" En mooi was hij hoor, echt waar. Hij droeg een prachtig harnas om zijn brede borst en op zijn enorme kop droeg hij een prachtige, gouden helm met een schitterende veer. In zijn linkerhand droeg hij een angstaanjagend zwaard, waar je zo iemand mee door midden zou kunnen klieven, maar ja, dat gebeurde natuurlijk niet. En zijn naam was Goliath, naar de bekende reus uit de Bijbel, dat boek ken je vast wel. Op een dag zat er een klein brutaal jongetje in het restaurant dat zich verveelde. Het jongetje speelde met een elastiekje en een suikerklontje dat hij op tafel gevonden had. "Niet doen Dennis!" riep zijn vader. "Niet met elastiekjes schieten.." Hij stootte zijn vrouw aan en zei: "Wat een held hè, die kleine van jou.." "Pardon," zei zij, "Hij is ook van jou!" Kleine Dennis luisterde natuurlijk niet, maar ging vrolijk verder. Hij pakte een nieuw suikerklontje en mikte op het hoofd van de reus. En schoot...Het suikerklontje trof het voorhoofd van Goliath. "Au!" riep hij bulderend hard en iedereen in het restaurant legde zijn bestek neer en keek verbaasd om. "Au!" brulde de reus en wreef over zijn voorhoofd. Iedereen hield de adem in. "Aha!" riep hij, terwijl hij Dennis in de gaten kreeg. "Aha! Jij hebt mij geraakt!" Hij wankelde wat op zijn torenhoge benen en stapte voorzichtig van de sokkel. Toen brak er een grote paniek uit. Alle mensen begonnen te roepen en te gillen en klommen over elkaar heen naar de uitgang. Ook de ouders van Dennis grepen de kleine bij zijn haren en maakten zich uit de voeten. Gelukkig was Goliath door al die eeuwen staan niet zo snel meer van lijf en leden. Dus toen hij eindelijk ook buiten stond was er geen mens meer te bekennen. Voorzichtig begon hij sneller te lopen, op zoek naar de dader. Daar zag hij het rode jasje van het jongetje weer! Hij stampte door de winkelstraat en de grond trilde, dat kun je begrijpen! Toen kwam hij bij een groot paleis. Dennis en zijn ouders verstopten zich achter een pilaar en de reus begon van woede aan het gebouw te schudden.Plots hoorde hij een stem. "Wat moet dat?" riep iemand. Goliath keek op het dak en daar stond een oude man, met een grote bal op zijn rug. "Wie bent u?" vroeg Goliath. "Ik ben Atlas," zuchtte de oude. "Ik tors de wereld op mijn schouders.." "Dat lijkt me zwaar," sprak Goliath. "Maar dan ik.. ik sta al drie eeuwen in de hal van een restaurant, ik heb hele zere voeten en een pijnlijke rug van het staan.." "Watje.." zei Atlas. "Hee, hee, hee.. " sputterde Goliath. "Een beetje respect.." "Loop heen met je respect. De duiven poepen op mij. Pff..respect.." Toen zag Goliath de wereld die door Atlas werd gedragen. Het was een prachtige, blauwe bol. "Geef mij die eens!" zei hij en hij vergat totaal waarom hij was gaan rennen. "Asjeblieft," zei Atlas en hij duwde de wereld in de handen van de reus. "Lekker balletje," zei Goliath en hij stuiterde ermee op het plein. Hij ving de bal, zwaaide met zijn machtige arm en wierp de wereld in de richting van het treinstation. "Mijn bal! Wat doe je nu!" riep Atlas boos en stompte Goliath. Nu, dat moet je natuurlijk nooit doen. Goliath pakte zijn zwaard maar toen hij de oude man wilde slaan, merkte hij dat hij totaal geen kracht meer had, van al dat jarenlange stilstaan! Hij probeerde het op te tillen, maar het lukte niet, o, o, wat erg voor een reus van zijn formaat! De grijsaard keek naar beneden en zag heel veel volk staan dat het gevecht gade sloeg. Hij zag de brandweer en de politie en het leger en ook de burgemeester die riep: "Hier spreekt de burgemeester, blijf gewoon staan, dan doen we jullie niets..!" Helaas was Goliath behalve slap, ook heel erg doof geworden, van al die tijd. Daarom kon hij de burgemeester niet goed horen. Ondertussen gleed de grijsaard via de regenpijp naar beneden, want hij wilde zijn bol terughalen. Niemand had hem in de gaten, want iedereen lette op Goliath. Toen kwam de eigenaar van het restaurant naar de burgemeester. "Burgemeester!" riep hij. "Dat is mijn reus, ik ben zijn baas, wilt u astublieft niet op hem schieten!" Uit het publiek maakte een aardig meisje zich los. Zij heette Marieke,en was de dochter van de burgemeester. "Papa!" riep zij. "Niet schieten, dat is gewoon een aardige reus. Ik ken hem van een restaurant. "Kindje! Blijf hier!" riep de burgemeester. Maar zij holde al weg achter de reus aan en schreeuwde: "Goliath! Niet rennen! Ze gaan op je schieten!" Maar Goliath hoorde niets. Zij wist op zijn enorme linkersandaal te klimmen en werd meegesleept. Zo vlogen ze door de winkelstraat en trilde de stad op haar grondvesten, terwijl ze achterna werden gezeten door een leger politie-agenten. Maar Goliath rende steeds harder en harder en zag daardoor de draadjes van de tram niet. Je kent ze wel, als je boven de tram kijkt, zie je draadjes en daar loopt stroom door zodat de tram kan rijden. Nou, Goliath zag die draadjes niet en struikelde.. Hij probeerde zijn evenwicht nog te bewaren, maar het machtige lijf was niet meer rechtop te houden.. met een schreeuw viel hij boven op het station! Ook Marieke vloog een stukje door de lucht en landde bovenop de wereldbol. Ze klauterde er snel af en hinkte naar Goliath, maar die had zijn ogen dicht gedaan voor altijd. Marieke streelde over zijn enorme hoofd en zei met een traan in haar ogen: "Och arme reus.. arme reus.." Ook Atlas stond erbij met de bal op zijn rug en had een traan in zijn ogen. "Sorry ouwe," mompelde hij. "Het was niet zo bedoeld .." En nu staat Goliath weer waar hij altijd stond. In hetzelfde restaurant onbewegelijk als altijd. Soms gaat Marieke er wel eens eten en ze denkt soms dat hij naar haar kijkt en glimlacht.

Sjoerd van Berkel 2007