donderdag 29 mei 2008

Over een half uur ben ik jarig


Kwam erachter dat er schilderijen zijn blijven staan zonder dat ze zijn afgemaakt.
Een vervelend gevoel bekruipt me daarbij. Het onaffe. Dus de verf gepakt en nu eerst die werkjes afmaken.
De onaffe dingen in het leven zijn soms ook de vriendschappen die een abrupt einde kenden, de weggelopen liefdes, de gestaakte projecten op het werk, lades vol met aantekeningen voor verhalen en gedichten. En in de kast nog wat ongelezen boeken.
Hoe komt het dat ons leven vol zit met niet afgemaakt, unvollendet, is het de haast, de onkunde,
gebrek aan tijd, gebrek aan overzicht, of is het juist niet erg?
Die kladjes mogen gewoon die charmante kladjes blijven, die half in de verf staande schilderijen ontroerende pogingen tot iets te komen, of om iets van te leren.
In het schetsmatige zit ook een waarheid.
Maar wat dan met een liefde die nooit werd afgemaakt? Woorden die nooit werden uitgesproken?

woensdag 28 mei 2008

De vervreemding

Ik zit thuis, omringd door apparaten die door Chinese robots in elkaar zijn geramd. De tv heeft een raar soort kuchje, maar niet ernstig. Ik ben geen voorstander van die robotisering. Als er iets kapot gaat, maak je weinig kans dat iemand het voor je gaat maken. Het lukte me niet een
wasmachine reparateur te krijgen toen het ding begon te bommelen.
Als wij ook maar mensen mogen blijven. Voor de deur stappen drie grote kerels uit een busje van een aannemerij. Ik hou daar wel van, stoffelijk werk, of iemand die een trui breit, dat je het aan kan raken, vast kan pakken. Het poppenhuis door mijn grootvader gemaakt, allemaal handwerk. De lampjes doen het na dertig jaar nog. Op zolder heb ik een poppenkast, door mijn andere grootvader gemaakt. Het is geen nostalgie waar ik over spreek, het is meer de zorg dat we zo vervreemden. Wie weet straks nog waar de melk vandaan komt? Had dat niet iets met koeien te maken? Dat ze gras kauwen?
De moderne mens is bang voor het leven. Dood, sex en de natuur zijn grotere taboes dan toen de kerk er nog was.

De laatste trein

En wat doe ik met het leven?
Ben ik ook als de dood voor de dood?
Ik heb een paar gestorvenen zien liggen in hun kistje
ze lagen er vredig bij, maar dat kan schijn zijn
misschien wilden ze nog niet,
hoewel, het kan mooi zijn daarboven,
maar misschien vonden ze het zielig voor de nabestaanden
want dat is het ook,
ja, ik ben ook als de dood voor de dood,
want je weet niet wat er komt
of je duikt in het zwarte gat
of juist het hemelse licht,
op aarde het einde van je reis,
je laatste halte
en kun je daarop voorbereid zijn?
Als je op dat perron staat
te wachten op de trein naar de eeuwigheid.

Hou me vast

Je mag er niet over praten
het leven in je slaapkamer
maar wij allemaal
zijn verbonden met elkaar
druppels water die van de ruit afglijden
zonlicht over de kruin van een oude eik
als damp van de rug van een paard in de morgen
dat zo vanzelfsprekende, mooie
daar mogen wij niet over praten
wij vieren onze verbondenheid met zijn twee
dit sieraad, in het donker
en niemand weet er van,
iedereen is stil
of we geen mensen, geen primaten zijn
of we geen bloedsomloop hebben
en geen lymfe
hou me vast fluister ik
alleen jij hoort het.



De vissen en de vogels

Ze zwemmen en ze vliegen
ze duikelen, ze paren, ze vreten elkaar op,
en ze doen maar
wij hebben dat pad verlaten
teveel, wij kijken naar onze handen
maar zien daar tussen die vliezen niet meer
wij snappen niet dat onze babies kunnen zwemmen
en dat de dieren vluchten voor de vloedgolf of de beving
wij doen daar niets mee
onze dierentuinen leren ons niets over onszelf
er zou in artis of in blijdorp
een paviljoen mens moeten zijn
waar we leren dat we ook bij de dieren horen
en wie het niet gelooft
kijk eens naar een wedstrijd AJAX- FEIJENOORD
of zie eens wat een drukke supermarkt met ons doet
wat is een mens?
Een bacterie, een vis, een vogel, een aap, een mens,
een vogel, een bacterie, een vis, een mens, een aap,
met een brein.

zondag 25 mei 2008

De paarden over het water

De paarden holden over het water, ik zag ze van boven rennen. Het was de mooiste droom die ik tot nu toe gehad heb. Natuurlijk was die droom over die vijf mannen die een lantaarnpaal probeerden om te blazen door middel van een scheet geestig, maar niet zo mooi.
Ik heb een boekje naast mijn kussen liggen waarin ik de dromen noteer, meestal in de trein, als ik op weg ben naar het werk. Dan heb ik ook tijd om gedachtes of gesprekjes op te schrijven die ik heb gehoord. Als ik later in het boekje kijk, dan verbaast het me hoeveel ik dan al weer vergeten ben, hoe leuk het genoteerde voorval ook was. Dan kan ik er opnieuw weer om lachen.
Ik noteerde -en neem even de notitiewijze over- :

Cafeetje het Schuimpie ( oud bruin cafeetje in Dapperstraat)
ik ging hier binnen met mijn nieuwe vlam

Bij het doodgeslagen bier zitten de verslagen mannen, oud en saggie aan een
saffie. Bij een biljart waarvan de keu zo nu en dan over mijn koffie gaat.
Maar oh..in cafeetje 't Schuimpie stonden ze op en applaudiseerden toen wij binnenkwamen. "Jongens!" riep de allerleukste "Een paar tortelduivies!"
"Muziek!" Hij zette een oude plaat van Frank Sinatra op ( and then I spoil it all by saying I love you) en danste met een platina blonde vrouw, hier de enige vrouw.
Als ik durf af te rekenen, aan de bar, fluistert hij bijna: "Weet je kerel een beetje man is na twee jaar wel uitgekeken op een vrouw.."

We vonden het wel een leuke grap, en zo typisch Mokums, waar vind je dat nog, die spontane
gein? Ik hou van Amsterdam, maar je moet tegenwoordig wel je best doen, Amsterdam terug te vinden.

zaterdag 24 mei 2008

De winterslaap een storm

Als een beer werd ik wakker uit een winterslaap, een schrijfwinterslaap.
Hoewel het woord slaap doet vermoeden dat ik het rustig had was dat niet het geval.
Ik verkeerde in een storm. Zij sprong plotseling van de pier in mijn armen en zij zegt dat ik mijn armen spreidde, maar dat is twijfelachtig. Hoe dan ook, zij sprong en ik ving en daarmee begon
onze romance en stopte mijn schrijverij. In de talloze notitieboekjes schreef ik wel aantekeningen, meestal onleesbaar, maar toch.
Ik schilderde ook niet meer. De creativiteit verliet mij, of zij kwam er voor in de plaats.
Misschien is er geen plaats voor een geliefde en een muze?
Of ben ik te gelukkig geworden?
Dan zou dat een bevestiging zijn voor het feit dat ik voor haar sprong een ongelukkige was, die met zijn muze door het leven ging, dromend van een onbereikbare vrouw, zonder hoofdpijn en schoonmoeder.
Ik kan nu weer verder, nu, nu het groen aan de bomen waait en stuifmeel alle kanten opglijdt.
Mijn muze heeft een ander gezicht gekregen, ik ben benieuwd wat dat doet met mijn stukjes.

24 mei 2008