woensdag 28 mei 2008

De vervreemding

Ik zit thuis, omringd door apparaten die door Chinese robots in elkaar zijn geramd. De tv heeft een raar soort kuchje, maar niet ernstig. Ik ben geen voorstander van die robotisering. Als er iets kapot gaat, maak je weinig kans dat iemand het voor je gaat maken. Het lukte me niet een
wasmachine reparateur te krijgen toen het ding begon te bommelen.
Als wij ook maar mensen mogen blijven. Voor de deur stappen drie grote kerels uit een busje van een aannemerij. Ik hou daar wel van, stoffelijk werk, of iemand die een trui breit, dat je het aan kan raken, vast kan pakken. Het poppenhuis door mijn grootvader gemaakt, allemaal handwerk. De lampjes doen het na dertig jaar nog. Op zolder heb ik een poppenkast, door mijn andere grootvader gemaakt. Het is geen nostalgie waar ik over spreek, het is meer de zorg dat we zo vervreemden. Wie weet straks nog waar de melk vandaan komt? Had dat niet iets met koeien te maken? Dat ze gras kauwen?
De moderne mens is bang voor het leven. Dood, sex en de natuur zijn grotere taboes dan toen de kerk er nog was.

De laatste trein

En wat doe ik met het leven?
Ben ik ook als de dood voor de dood?
Ik heb een paar gestorvenen zien liggen in hun kistje
ze lagen er vredig bij, maar dat kan schijn zijn
misschien wilden ze nog niet,
hoewel, het kan mooi zijn daarboven,
maar misschien vonden ze het zielig voor de nabestaanden
want dat is het ook,
ja, ik ben ook als de dood voor de dood,
want je weet niet wat er komt
of je duikt in het zwarte gat
of juist het hemelse licht,
op aarde het einde van je reis,
je laatste halte
en kun je daarop voorbereid zijn?
Als je op dat perron staat
te wachten op de trein naar de eeuwigheid.

Hou me vast

Je mag er niet over praten
het leven in je slaapkamer
maar wij allemaal
zijn verbonden met elkaar
druppels water die van de ruit afglijden
zonlicht over de kruin van een oude eik
als damp van de rug van een paard in de morgen
dat zo vanzelfsprekende, mooie
daar mogen wij niet over praten
wij vieren onze verbondenheid met zijn twee
dit sieraad, in het donker
en niemand weet er van,
iedereen is stil
of we geen mensen, geen primaten zijn
of we geen bloedsomloop hebben
en geen lymfe
hou me vast fluister ik
alleen jij hoort het.



De vissen en de vogels

Ze zwemmen en ze vliegen
ze duikelen, ze paren, ze vreten elkaar op,
en ze doen maar
wij hebben dat pad verlaten
teveel, wij kijken naar onze handen
maar zien daar tussen die vliezen niet meer
wij snappen niet dat onze babies kunnen zwemmen
en dat de dieren vluchten voor de vloedgolf of de beving
wij doen daar niets mee
onze dierentuinen leren ons niets over onszelf
er zou in artis of in blijdorp
een paviljoen mens moeten zijn
waar we leren dat we ook bij de dieren horen
en wie het niet gelooft
kijk eens naar een wedstrijd AJAX- FEIJENOORD
of zie eens wat een drukke supermarkt met ons doet
wat is een mens?
Een bacterie, een vis, een vogel, een aap, een mens,
een vogel, een bacterie, een vis, een mens, een aap,
met een brein.

Geen opmerkingen: