maandag 11 maart 2013

Eendjes voeren

Op de brug steekt hij zijn handjes uit. Ik pak de wantjes aan en stop ze onder de kap van de kinderwagen. Ik geef hem een korstje brood. Thuis eet hij nooit een korstje, maar bij de eendjes wil hij wel een korstje. Soms zijn die roteenden niet thuis. Misschien is dan de lokale Chinees langs geweest of Willem Alexander, maar hoe dan ook, ze vertonen zich niet. Thijs accepteert dat niet, hoe ik ook probeer uit te leggen dat eendjes ook recht op 25 vakantiedagen hebben. ‘Wil je straks een lekker broodje met pindakaas?’ slijm ik dan, terwijl ik zijn tranen afveeg. ‘Ta ta,’ snikt hij. Maar vandaag zijn ze er gelukkig wel.Terwijl ik buk om de zak oud brood te pakken hoor ik het gevogelte al aan komen snateren. Thijs krijst omdat er een stalen eend over gaat. Ik probeer de stukjes brood zo te werpen dat ze in het snaveltje van de drijfsijs terechtkomen en niet in de muil van de bende huftermeeuwen. Maar vlak de mannetjes eenden ook niet uit, die in het dure pak. Machismo. Zo’n bruin vrouwtje wordt naar de modder geduwd. Thijs maakt het niet uit. Hij zit tevreden in zijn wagentje op het taaie volkoren te knagen en lacht naar een mevrouw die naar hem lacht. De womanizer. Ik schud de zak uit en de veren vliegen over het wateroppervlak. We draaien om en ik trek de wantjes weer aan. Veeg de kruimels uit de door oma gebreide sjaal. Ik duw mijn seun in de richting van de winkels. We stoppen. Daar staat een grote vrachtauto van de supermarkt en het kereltje veert zowat omhoog uit zijn wagen. ‘Die!’ roept hij. Geduldig wachten we tot de laadklep arbovriendelijk op de bodem is gezakt. ‘Kom Thijs,’ zeg ik. ‘We gaan boodschapjes doen.’ We komen langs de bloemenman waar we altijd stil blijven staan bij de roze-koop- een bloemetje- vlag en de zwarte laat- een bloemetje- bezorgen-vlag. Die moeten apart aan een schouw worden onderworpen. Okee, ze hangen er goed bij. We groeten de fleurist en dan ontdek ik dat de kleine man zijn handschoentje kwijt is. Verdulleme, grietjansammernappels, potjandoosje, en wat een leed. We gaan dezelfde weg terug en ja hoor: daar tussen het gemeentegroen naast de parkeerplaats ligt het wantje. Henk, de lievelingspop die vastgeklemd zit bovenop de wagen, mag hij van mij niet vasthouden, o nee, komt niks van in, want als hij Buzz uit Toystory kwijtraakt is ereen amber alert nodig om hem tot bedaren te brengen. Eindelijk zijn we dan bij de grijp- je- rijk- grutter. Daar nog even het spandoek aanraken, waarachter de jeugd bedelt om mini’s en dan de winkel door. Eerst het brood, want hij wil graag helpen. ‘Wil jij het brood vasthouden?’ vraag ik. ‘Ta ta!’ roept hij. Dat is Thijs voor: ‘Ja, graag!’ We snellen de winkel door en de berg boodschappen op zijn schoot wordt steeds hoger. Een stuk kaas, een pak melk, een doosje vega vlees en een pak pampers. Hij kan er niet meer over heen kijken. Als we buiten zijn mag hij lopen. ‘Kom maar uit de wagen.’ Ik geef hem een vaderlijke hug en zet hem neer. Het mannetje gaat er snel van door en inspecteert vanaf daar de 25 waterputten tot aan ons huis. Ik leg hem uit dat daarin geen eendjes wonen. En als ze er wonen zijn het hele domme eendjes.

Geen opmerkingen: