zondag 6 oktober 2013
NASA expositie Human Adventure 2 augustus 2013
Het is smoorheet, een graad of 30, als we de hal van het Beatrix theater in Utrecht betreden. Maar eigenlijk is het niet zo verkeerd, want in die ruimte is het koel en donker. We gaan de roltrappen op die verschillend kleuren en komen in een spaceachtige omgeving. Hier
is door ruimtevaartorganisatie NASA een tentoonstelling ingericht over hun ruimtereizen en hun ruimtereizigers. Kijk, ik ben hier heengegaan om de volgende reden. Ik werd in 1967 geboren, net op het moment dat men de sprong naar de maan ging wagen. Die
hobbel werd genomen in 1969. En slechts drie jaar later, in 1972, was het maan avontuur
al weer voorbij. Ik heb er een herinnering aan. Ik ben bij oma en zie op de televisie de maanmannen grappige sprongen maken op de maan. En natuurlijk wilde ik dat zelf ook.
Maar plotseling was het over. De raketten verdwenen uit het zicht en niemand sprak er meer over. Alleen de herinnering bleef aan de prachtige witte Apollo raket, aan dat stoom dat eruit kwam en aan die mannen in die witte gehelmde pakken. En pas dit voorjaar las ik dat de
NASA wat zaken uit de mottenballen had gehaald, misschien wel uit spijt dat ze de maan gewoon hadden laten hangen, letterlijk. Ik ben vandaag met Anja, mijn vader en mijn nichtje Isabeau, ze is negen, maar ze vindt zo ongeveer alles interessant, dus zeker dit Human Adventure, zoals men de tentoonstelling heeft gedoopt. Allereerst de entree in het restaurant.
De futuristische kleuren doen aan een science fiction film denken. Zelfs de prullenbakjes hebben de vorm van een raket en Isabeau drinkt uit een astronautenpakje met een zuigsysteem en wij eten gevriesdroogd ijs, dat wel naar ijs smaakt, dat wel. Op de achtergrond draait de oefenturbine voor de zwaartekrachtversneller. Daar kun je plaats in nemen, maar geen van ons durft dat aan. De kracht in de centrifuge is 2G, wat wil zeggen dat je twee keer zo zwaar wordt tijdens het rondslingeren. Op de kermis staan heftigere apparaten dus dit valt mee.
Ik heb wel kaartjes dus ik zoek een ander slachtoffer. Precies om 12 uur gaat het tijdslot er van af. We kunnen binnen gaan. Ze hebben de bovenkant van de installatie naast de raket nagebouwd. Zo zijn de astronauten in hun claustrofobisch kleine onderkomen gestapt.
Wij vervolgen onze weg langs een vergeelde film uit 1920. Daarin liggen een aantal
ruimtereizigers in een raket. Ze liggen gewoon op bed, net als thuis. Een van hen haalt een
handeltje over en boem! Ze schieten de ruimte in. ‘Dat kan toch helemaal niet,’ zegt een
slim jongetje naast me. De ruimtebewoners grijpen naar hun keel en drie van hen komen
op een vreselijke wijze aan hun einde. Komt dat zien!
De expo toont de worsteling van de ruimtereizen met allerlei problemen. Bijvoorbeeld: hoe gaan onze dappere space ridders poepen? Daarvoor ontwierp men diverse zakjes die tussen de benen worden gehangen en een speciale toiletpot. Voor de reis moet de held eerst oefenen op zijn potje, om goed te mikken, anders zou zijn drolletje door de ruimte kunnen gaan zweven. Onder het potje zit een camera en een projectleider kijkt op een scherm naar de billen van de cowboy om te zien of hij goed mikt. Als u het niet gelooft: bel Andre Kuipers, onze laatste astronaut. Isabeautje moet er hard om lachen. Er waren natuurlijk nog vele andere problemen, zoals de enorme temperatuurverschillen in de ruimte. Het pak moest kunnen verwarmen en kunnen afkoelen, want het kan op de maan -150 C zijn, maar ook +150 C. Er moesten handschoenen worden bedacht en iemand bedacht zelfs een balpen die zonder zwaartekracht kan schrijven.
In de hal staat ook een maanwagentje en die is veel groter dan ik ooit gedacht had. Hij heeft het formaat van een bestelbus. Knap dat ze dat in de maanlander hebben weten te vouwen. In eerste instantie konden ze al nergens ruimte vinden voor de vlag. De vlag kon uiteindelijk wel mee maar er waren ook wat zorgen over, want op de maan is geen wind dus moest ereen uitklapbaar stokje aan. Isabeau rent op een grote bol af die voortdurend verandert in een andere planeet. Jupiter, Venus en Mars komen voorbij. Waarschijnlijk komt de mens nog weleens op Mars, maar niet op de andere planeten, want die zijn of te heet, te giftig, te koud
of gewoon te ver weg. Mars wordt al langer verkend door onbemande karretjes, die kun je op internet zien. De meest recente is Curiosity genoemd.
Ik zie het slimme jongetje weer en geef hem het kaartje voor de versneller, maar wat een pech voor het ventje: hij is te klein, en alleen zijn broertje mag erin.
Het mooiste ding vond ik de maanlander. Dat was een apparaat ter grootte van een lift,
waarin de astronauten moesten staan, want er was geen ruimte voor een stoel. De ene astronaut keek uit het raampje en de ander zei hoever weg het oppervlak was. Tijdens de allereerste trip keek astronaut Armstrong uit het raam en hij zag dat waar hij wilde landen nooit zou gaan lukken: veels te veel rotsen. Daarom besloot hij het vliegtuigje verderop te parkeren. Maar omdat hij maar een klein tankje brandstof had verstookte hij zowat alles voor hij was geland. En met veel gevoel voor dramatiek sprak toen de leiding op aarde: heee jongens, we zijn hier bijna blauw aangelopen van de spanning! Vanwege dit soort dramatiek zijn er complot theorietjes ontstaan over de landing die een Hollywood productie zou zijn
geweest. Ik geloof ze niet, want voor de lancering en de rest waren jarenlang volksstammen aan het werk producten te bedenken. Zoals inderdaad: het astronautenvoer. De huidige stand van zaken komt ook een beetje aan bod: satellieten en kunstmanen en elektronica veel uit
Nederland. Spul om licht van sterren te kunnen meten, zwarte gaten in kaart te brengen en misschien ook wel aliens aan het praten te krijgen.
Er is zelfs een hoekje ingericht voor de bouw- je- eigen- raket maniakken. Als u weleens iets
over ziet schieten, het is geen UFO, het is de rocketclub. Soms vliegt de maker een stukje
mee.
We staan weer op aarde, die heet aanvoelt. De lucht is blauw, de vogels zingen op onze unieke planeet. Wie van jullie weet waarom we de achterkant van de maan nooit zien?
NASA Human Adventure is nog even in Nederland in de jaarbeurs in Utrecht en reist dan
verder over de blauwe planeet.
donderdag 29 augustus 2013
Een maandagavond met het Reuring Gedichten Collectief, 12 augustus 2013
Gedichten zijn niet gemaakt, meestal niet gemaakt om voorgedragen te worden.
Ja, heel vroeger wel, toen werden ze gemaakt voor het gehoor. Met veel
rijm, veel stoplappen en ritme. Daar heeft de moderne dichter niet veel mee.
Bij het voordragen heeft hij dan wel een probleem. Toch worden er nog steeds
dichtavonden gehouden omdat er mensen zijn die toch graag poëzie willen beleven,
een stem willen horen bij een gedicht.
Ik heb onlangs zo’n poëzie avond gepresenteerd. Het was 12 augustus,
een warme maandagavond, in Bagels and Beans, in de Koorstraat in Alkmaar.
Bij het kleurrijke geluid van de koffiepot droegen diverse mensen gedichten
voor. Korte gedichten, omlijst door twee muzikanten met lichte muziek en
zelfgemaakte, amusante teksten. Zij heetten de Marginalen, Jan Willem Reitsma en Rene van Kalken.
De avond begon met een piepjonge dichter, Joris Brussel, die na zijn gedicht snel naar huis
moest. Veel frisse gedachtes, humor en puntigheid. Hij prefereerde niet op het Bagels
podium te gaan staan, maar stond voor de bar. Een andere opstelling, maar zo kon
hij iedereen aankijken. Na Joris kwam Elbert Gonggrijp, hij heeft een romantisch ideaal
in zijn stem. ‘Onverwacht’ kwam Conny Riemers naar voren en zong een ode voor
Elbert. Ze zong zuiver. Na deze romantiek landden we op aarde met de nuchtere teksten
van Peter Boer, die voordroeg uit zijn boek Vol hoofd . Een boek over zijn autistische zoon.
De muzikanten speelden steeds na twee dichters hun geestige liederen en toen was het pauze.
De gastvrouwen van Bagels and Beans, Corry van Tricht en Maaike Ineke probeerden
zo veel mogelijk het geluid van de koffiepot te voorkomen. Toch is dit etablissement
wat betreft de rust beter dan een doorsnee kroeg. Hier houden ze rekening met ons,
in een bar ligt dat anders.
Na de pauze hoorden we Helle van Aardeberg. Zij vond haar inspiratie in de natuur. Ze
werd gevolgd door Jeremy Keighley, die zijn bronnen vindt in het grootstedelijk elan
en de eeuwige jeugd, en forever young wil blijven.
Het etablissement van Bagels is sfeervol en kan zonder microfoon worden bediend. Dat scheelt weer een hoop gedoe met apparaten. Het gebeuren is een initiatief van het Reuring Gedichten Collectief, opgericht door Alja Spaan. Haar drijfveer is daarbij dat de poëzie van zijn muffe geur moet worden ontdaan en als ik zo naar deze avond kijk en de vorige
keer in gedachten neem, dan begint dat uitgangspunt redelijk gestalte te krijgen.
Er waren romantische dichters, stadse dichters, er was muziek en je kreeg
het gevoel dat er beweging inzat. Er is doorstroom en er zijn geen dominerende mensen.
Elke keer is weer anders. Wat ik prettig vind aan het Reuring festival is dat
er geen vooropgelegde cultuur is, waarbinnen de dichters moeten passen. De
entree is open, het podium is van u, en we doen wat we doen. Wel is het belangrijk
dat de dichters zich aan de voorgeschreven tien minuten houden vanwege het gehoor
dat vermoeid raakt. Na het programma is er even tijd voor een ieder die wat wil voordragen, het podium met het hekwerk te bestormen. Daarna gaan we met de Reuring hoed rond en de deelnemer krijgt een zelfgemaakt presentje van Alja. Zo babbelen we nog wat in de lauwe zomeravond. Voor verdere informatie kunt u kijken op de website Reuring Dichters Collectief of op Facebook. Ook diverse dichters, genoemd in dit stuk kunt u terugvinden op Facebook.
zaterdag 20 juli 2013
Rietveld academie eindexamententoonstelling
De man springt door het bos als een kabouter. Hij heeft een bijl in zijn hand en we zien hem
koddig wegspringen. Het is een video opname van een eindexamenkandidaat. In deze donkere
ruimte is hij niet. Overal floepen en flappen hier video’s, de expo is een grote filmtentoonstelling. Aan de muren geen schilderijen, bah, saai en futloos, niet exciting. De makers van de korte, meestal vage rolprenten, komen van overal vandaan en meestal niet
meer uit Nederland. Ze hangen op de enorme trappen en voeren een drama stuk op, een
misdaad, een meisje wordt naar beneden gesleurd. Op de lange gangen, die wat betreft lengte
kunnen sparren met een ziekenhuisgang, staan hier en daar bloemen in een emmer, voor een geslaagde. Lachende gezichten, zomerjurkjes, keurig gekapt, een bijenkorf vol jonge dames.
Gerrit’s academie is gefeminiseerd toen de mannen afhaakten door economische malaise en het verliezen van een status als kunstenaar. Rechts Nederland en de rechtse rest van de wereld besloot dat kunst vies was, een plaag, een linkse hobbie, en het resultaat is goed zichtbaar: tegen zulke praat is geen man bestand. Een middag hier doorbrengen is geen straf. Elke zaal brengt je wel een verrassing van fantasie en kleur. Een stellage, een nagebouwde iglo met een neon lamp. Alles is mogelijk, zolang het maar een idee heeft, conceptueel, noemt men dat in de rivierenbuurt. Iedereen is ook even aardig en voorkomend en de broodjes in het restaurant smaken goed. Buiten schijnt de zon over de Schinkel. Ik kijk naar een reuze skippybal die aan het plafond hangt en ik besef ineens dat de tijd verstreken is, want nergens in dit kunstbolwerk vind ik een statement uit politieke overwegingen, ieder meisje kleurt keurig binnen de lijntjes.
Ik mis de durf, de dwarsigheid, de zalen die men nauwelijks durft te betreden vanwege de haakse gedachte die er op de vers geurende verf is gekalkt. Juist nu zou je van een artiest, een jong artiest, een stem mogen verwachten. Een stem tegen eenheidsworst, tegen de wurggreep van de commercie. Zij springen niet als een gekke kabouter door het bos, maar maken hun werk bij vol bewustzijn en in overweging van een eventuele plek in een galerie. Het is duidelijk dat economische overwegingen zwaar tellen, maar is dat een juiste gedachte, want
de kunstmarkt is al verzadigd en een vroege adaptie schept een grote groep kunstenaars die niet meer individueel opvalt. Dames, pak die bijl en hak die duffe art boom eens lekker om!
Eindexamententoonstelling Rietveld academie Amsterdam
4 juli 2013
Inge Nicole neemt grote vlucht met Tranen van de Zeegans
Recensie van Inge Nicole De tranen van de Zeegans (2011)
Met enige moeite kon ik van de lokale bibliotheek De tranen van de zeegans lenen. Het is niet zo’n dik boek, een bladzijde of honderd en daarin draait het om Aleida, een
meisje uit de 19e eeuw, dat in vis handelt en op een dag in contact komt met een sinjeur die haar een gouden toekomst belooft. Natuurlijk weten wij als lezer dat zij na deze ontmoeting in
moeilijkheden gaat geraken, omdat ze de man gelooft. De onverwachte wending die het
verhaal daarna neemt, zij begint als slavin te houden van haar meester en andersom, hield
mij sterk aan het verhaal verbonden. Van deze Aleida ga je houden, omdat ze ondanks haar
slachtofferrol, ook actief acteert om het vege lijf te redden. Zo snijdt zij bij een bezoek aan
een duistere Chinees, de kop af van een schildpad, om het lijden van het gemartelde
dier te bekorten. Inge Nicole weet deze Aleida voldoende bravoure in te blazen om haar
niet als een naturalistisch figuur zoals Eline Vere te laten eindigen, want het slot is
weliswaar dramatisch, maar er is hoop, omdat Aleida het bordeel gaat leiden en haar lot in eigen handen neemt. Naar mijn idee heeft de schrijfster met dit boek weer een vlucht genomen in de richting van een groot schrijverschap. De poëzie is in dit werk
meer ondertoon geworden dan plastisch element en ligt besloten in de point of view.
De zeegans is een metafoor voor het uitvliegen, misschien ook wel voor Nicole’s eigen
schrijverschap. Binnenkort verschijnt haar nieuwste boek. Zal ze dan weer verder stijgen?
Sjoerd van Berkel
juli 2013
Inge Nicole
de tranen van de zeegans
uitgeverij in de knipscheer 2011
zaterdag 22 juni 2013
DAC Alkmaar-Noord, een optreden van de FruitCompagnie op 22 juni 2013
Zakken, tassen met elektronica. Een complete winkel aan snoeren en stekkers. Een hoog bejaarde Korg synthesizer met allemaal knoppen en gaatjes. De begeleidster van de jongeren kijkt er met enige verbazing naar. Ze is klein, donker en heeft een kleurige broek aan, uit een oosters deel van de wereld. Jelle staat daar midden in en begint met het bouwplan van dit circus. Ik sluit de microfoons aan in het mengpaneel. Als dichter leef je met woorden en zinnen, maar voordragen is een heerlijke passie, die meestal niet gaat zonder versterking van de stem. Ik heb veel bij moeten leren en als ik nu sommige dichters zie klungelen met de apparatuur, dan ben ik gelukkig dat ik dat heb overwonnen. Het is wel sjouwen, vooral de PA weegt als lood. Optreedplekken kunnen overal zijn. Op een camping, in een gesticht, onder de bar, achter de bar, en op de bar. Geld krijg je er niet voor, vandaag was men zo lief voor een kop soep en een broodje kaas te zorgen. Terwijl ik bezig ben met het uitpakken van de nieuwe mengtafel, vraagt Monique, de begeleidster, of ik een kopje koffie wil. Ik weiger dat nooit, hoewel ik geen tijd daarvoor heb, omdat het sociale element belangrijk is. Het steekt allemaal niet zo zakelijk in elkaar. Ik leg dichtbundels op tafel, vooral het oude dummy boekje met de handgeschreven teksten en de tekeningen van Felix, lijkt de aandacht te trekken. De jongeren zijn bezig met computers, ze ontwerpen zelf games, want dit zijn echte slimmeriken. Ze maken een zachte, kwetsbare indruk, kijken me nauwelijks aan en zijn in zichzelf gekeerd. De sfeer is goed en een van die jongens wil me graag leren hoe je virtueel kunt vliegen met een Piper cup. ’s Middags vliegen we even van Den Helder naar Texel en landen veilig, na lang zoeken naar het vliegveld. Ik maak wat foto’s van het pand, maar kan die niet publiceren, vanwege de privacy. Het ziet er wel heel gezellig uit allemaal. Het is een oude school, met een creatieve ruimte vol werkstukken van de cliënten, een eetruimte, een computerruimte en een kantoortje. Alles, hoe zeg ik dat, knus, niet de zakelijke inrichting die zo in de mode is op dit moment. Ik pak de zelfgemaakte liederenbundel en wacht op de geluiden van de gitaar. Ik weet al wat er is: de synthesizer begeleiding zit niet in het juiste kastje. In de loop van de twintig jaar dat we dit doen zijn er synthetische begeleidingen gemaakt, maar niet allemaal op hetzelfde Aziatische kastje. Dus klets ik maar wat met het publiek over wat we komen doen, schud een grapje uit de mouw en ja hoor: daar is de muziek. Als de zon hoog aan de hemel staat. Vandaag is Felix niet aanwezig, maar Paul vond het leuk mee te doen en hij weet het leuk te brengen. Ik heb een leuke dialoog met hem, dat gaat met Felix anders, die wil die nummers doen en klaar, het is een visie. We doen ook gedichten van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Ook T. een cliënt, doet mee met een tamboerijn en hij is daar erg goed in, ik heb in al die jaren niet veel mensen gezien die metrisch goed zijn. T. wel. Hij is wel verlegen, hoe dapper moet dit zijn voor hem? Iemand uit het publiek vraagt hoe onze groep heet. Ik antwoord dat we FruitCompagnie heten, zo genoemd naar een rebels gedichtje over verboden fruit. Ik zou tegenwoordig een andere naam gekozen hebben en dat komt omdat ons groepje vroeger meer komisch was dan literair. Het komische is wat naar de achtergrond verdwenen. Ik zou graag eens bij de Nacht van de Poëzie optreden, dat moet gezien het huidige niveau wel te doen zijn. En als de laatste klanken weg zijn gestorven, en het publiek verdwenen is, begint het inpakken weer. Dat duurt ongeveer een half uur. De witte snoeren in die tas, de adapters in het stoffen tasje. Nu is het middag, maar is het ook wel eens een late winterse avond en dan moet je met de handel, door regen of sneeuw, naar de auto glibberen. Maar ik had het niet willen missen, al die piepkleine podia, die kraakpanden, achter af cafeetjes, buurthuizen en Ruigoord. Ik had het niet willen missen. Vandaag schrijf ik weer bij, in mijn levensboek.
donderdag 23 mei 2013
Vulpen en postzegel
Omdat ik een ouderwetse, conservatieve, belegen heer ben, kocht ik mij vandaag een vulpen. Een wat? Een vulpen. Om in de avondstond een mooi verhaal, een gedicht of een sprookje te kunnen schrijven, daar ik niet op een computer zulk werk kan romantiseren. Daarvoor is de subtiele papierhuid zeer geschikt. De vezels geven hun innerlijk bloot aan de hand en zo werkt het. Het is ook beter voor de ogen. Naast deze vulpen kocht ik een vel met postzegels. Postzegels? Jazeker kinderen dat zijn zegels die sommige oude mensen op een brief plakken en dan verzenden. Een brief? Ja, dat is een mail, maar dan op papier. Maar nu over die zegel: daarop staat de naam van Willem Alexander geschreven en daarover een rode W en een blauwe A. Wel lelijk, maar dat terzijde. Wat mij nu frappeert -zoek dit op in je woordenboek-is dat de beeltenis van de heer Willem Alexander ontbreekt. Dit leidt tot de vraag: waarom ontbreekt de beeltenis van de heer Willem Alexander? Paste hij er niet op? Gaat hij binnenkort afstand van de troon doen of komt er later een postzegel met het portret van koningin Maxima? Of, en dat is voor de hand liggender: men wilde geen geld verspillen aan de fotograaf, want nu ja, de postzegel wordt vervangen door een code. Dus wil dat percentage geboren in de duistere vorige eeuw, nog per se een brief bezegelen, dan kan dit middels een meterslange cijfercombinatie, te verkrijgen via een mobiel apparaat. En nu wil ik ouderwetse, conservatieve, belegen heer weten waarom de homo digitalis zich wil ontdoen van zijn tastbare, tactiele werkelijkheid. Waarom zie ik nergens meer een cd in een winkel liggen, en zal het dan zo zijn dat FIFA Soccer games in de toekomst de nieuwe competitie gaat vormen? Met andere woorden: we nemen ook maar afscheid van het werkelijke voetbal. Dat kun je beter digitaal spelen. En nu ga ik verder met mijn nieuwe vulpen en een blauw gekaft schriftje om daarin het tweede hoofdstuk van een geheimzinnige geschiedenis af te ronden.
donderdag 2 mei 2013
Hal 25, een bezoek aan een hal vol kunst op 1 april 2013 te Alkmaar,met Els en Henk
Ik ken de stem van de man die me aanspreekt. Haastig blader ik door de kaartenbak van mijn geheugen, maar ik vind hem niet. Wie is hij? Hij kent mij wel goed, dat is jammer. Plotseling weet ik het weer: de middelbare school. Hij nodigt ons uit om plaats te nemen in een volkswagenbusje. Het is er duister, alleen uit een bovenlicht valt een reepje licht. Els en Henk, mijn goede vrienden, schuiven tegen elkaar. We kijken in de camera. ‘Heren,’zegt de lachende Bob. ‘Jullie zijn onscherp. De dame is scherp, dat is mooi.’ De borrelende geluiden van de expositie in de kunsthal vermengen zich met broeierige, warme lucht. Ik tuur in de lens en krijg een vreemd idee. Een gedachte over het leven, een filosofietje.
‘Jij was toch goed in natuurkunde?’ Hij draait aan de lens en heeft het tegen mij.
‘Helaas,’ zucht ik. ‘Dat was ik niet.’ Ik besefte het niet te zullen begrijpen; De dingen die de natuur doet en die eigenlijk niet kunnen. Deeltjes die tegelijk hier en tegelijk daar zijn. Wij scheiden verleden, heden en toekomst, maar dat zou weleens verkeerd kunnen zijn. Dus hebben we al eerder met zijn drietjes in zo’n ruimte gezeten. Misschien wel in een koets. Zat Bob op de bok natuurlijk, met zijn tienerdochter ernaast. Ik zat binnen met Els en Henk. Maar waar waren we naar onderweg? Naar een feest, een bijeenkomst van een geheim genootschap of waren we op de vlucht? En waarom worden wij vaag afgebeeld en is Els scherp? Moesten wij, onbeduidende bedienden, Els ergens heen brengen? Ik denk dat we op de vlucht zijn voor graaf Rottestein die het bloed van Els wil drinken. Dus hobbelen we in slecht weer door een ondoordringbaar woud en probeer dat maar eens in zo’n koets. Het gaat steeds harder regenen en de prut onder de wielen wordt steeds groter en dikker. Dan blijven we steken. Henk, die tegenwoordig scooters repareert, besluit te gaan kijken. Hij constateert dat de linkerachteras is afgebroken. ‘Zien of ik dat kan fixen,’brult hij over het lawaai van de stortregens. Dan horen we de koetsier vloeken. Eerst denken we nog dat het over de gestrande koets gaat, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is de tienerdochter die ruzie met haar vader maakt over de stapavond die zij nu niet meer zal halen door het oponthoud. Ze vindt alles stom en dreigt het donkere woud in te rennen.
Els, met veel ervaring in crises, besluit uit de koets te klimmen, wordt bijna meegezogen in een modderstroom, maar Bob redt haar en trekt haar op de bok. Henk hangt in een kolkende rivier half aan de koets met in zijn hand een hamer waarmee hij woest op de as timmert. Al met al is het best een lastige situatie. Ik hoor Els roepen dat het natuurlijk rot is om die stapavond te missen, maar dat haar vriendjes het best zullen begrijpen als ze uitlegt wat een eikel haar vader is. ‘Geef hem nog een kans’. Dan, terwijl de koets voor driekwart scheef hangt en dreigt weg te zakken, worden we aangevallen door bandieten. Hun paarden staan tot aan hun nek in het water. De neus steekt boven het oppervlak. Ik roep: ‘Wat wensen jullie?’ ‘Wij willen de koets!’ schreeuwt de opperhoofdman. ‘Dat gaat niet!’roep ik. ‘Die rijdt niet, hij is kapot!’
Henk toont een stuk wiel en laat het los. Het drijft weg in het wilde woud. ‘Dan willen we het geld!’ roept de schurk, terwijl zijn paard alleen nog met de oren boven het water is.
Ik wijs op een koffer die achter het wiel drijft, aan de horizon. ‘Daar is het geld! Pak het dan!’ De schurken willen me nu vermoorden, doodschieten en ophangen, maar geen enkele optie is een reële mogelijkheid, daar zij zelf het vege lijf moeten redden. Ze kunnen niet zwemmen dus dat gaat nog een opgave worden. Els klimt terug over de koets en beziet de situatie. Het geboefte hangt, vier man sterk, in een boom, Henk ligt op het dak van de koets en ik heb een staart van een paard te pakken.
‘Wat een drama!’roept ze. ‘Een echte crisis. Hoe gaan we dit oplossen?’
We springen van het dak in de bomen en onze koets gaat onder. Waar is Bob? O daar, hij
hangt aan de overkant. En zo hangen we daar zeven dagen en zeven nachten. Dan pas komt de zon en verdampt het vocht. We laten ons vallen en kijken naar de resten van de koets. De criminelen gaan er snel vandoor, het kruit van hun pistolen is verrot net als het touw, zodat ze ons niet meer op kunnen hangen.
Ze zouden ons nog kunnen wurgen, maar daar hebben ze geen zin in. Henk knapt de koets op, en omdat de paarden er niet meer zijn moet Bob het ding zelf trekken. Maar dan staat daar ineens graaf Rottestein. Hij staat achter Els en wil zijn tanden in haar nek zetten.
‘Heel mooi!’ lacht Bob. ‘Jullie hebben mooi stil gezeten!’
Ik knipper met mijn ogen tegen het licht. We drinken een glas wijn en kijken naar een koets in de hoek van de kunsthal. De koets is een fantasie bouwwerk van theatergroep La Cuisine Macabre. Het lijkt wel of ze mijn verbeelding van zojuist gestolen hebben. De koets is zwart, hoog, en voorzien van luikjes. Er steekt zelfs een handje uit. ‘Wat een hippe koets,’ zegt Els. ‘Ja hè,’zeg ik. We lopen om het ding heen en Henk merkt op dat het een enorm gevaarte is. Hij geeft een schopje tegen een wiel en ik zie dat zijn schoen vochtig is, terwijl het buiten droog is. Dus toch! Mensen kunnen net als deeltjes, tegelijk in het toen, nu en straks zijn. Beam me up.
Abonneren op:
Posts (Atom)