donderdag 8 oktober 2009

De visser aan de waterkant


Je zag hem niet, maar je wist dat hij er was, die man uit het dodenrijk. Je zag waterdruppels uit zijn hemd. De zee was rondom, de vissen aten tot hun buikje vol was. Nu hoorde je zijn stem terwijl je aan de oever aan het vissen was. Hij sprak: "Beet! Je hebt beet!" En je draaide sneller en sneller aan de molen van de hengel. Maar de vis was groter dan je dacht en je draaide nog harder. Je hield je schepnet er onder en daar zag je een handschoen, een hoed, een jas, om te ontdekken dat er een geraamte naar boven kwam. Het geraamte sprak: "Ik ben een man uit het dodenrijk en wie ben jij?"
En je zei: "Ik ben de visser aan de waterkant en ik ga jou terugwerpen omdat je geen vis bent.."
"Dat doe je niet!" riep het geraamte. "Ik ben je vriend!"
"Dat ben je niet!" roep je terug.
"Help me vriend!" roept het geraamte. En omdat je zo aardig bent takel je de gebleekte botten op en de knekels klapperen het zeewier uit hun ribben. "Ik hou van je!" roept het skelet. "Kom in mijn armen!" "Nee!" roep je angstig. "Laat me gaan!"
"Dan ga ik naast je zitten," zegt het skelet.
"Je doet maar," zeg je.
En het skelet zit naast je en vertelt dat hij een man uit het dodenrijk is en dat het er zo leuk is en dat je beslist eens langs moet komen, want je hebt er elk jaar een lijkrace met lijkwagens op de jaarlijkse kermis...
"Leuk!" zeg je. " Gezellig! Maar kun je even stil zijn, want de vissen bijten niet als je zo praat.."
"Je bent bang voor me ..?"
"Mwaohg.."
"Ja, ha, je bent bang dat ik je meeneem en dat je niet meer terugkunt.."
"Ik ga niet weg, schei uit.."
"Ik was ooit een levende man," begint het skelet. "Ik was geliefd bij iedereen, maar ik was ook misdadig, ik overviel banken .. je kent het wel.. weet je.."
"Nee!" zeg je dwars. "En op een dag ben ik vermoord door een aantal lieve vrienden..
hier een schot, hier een schot en hier een schot.."
"Ik ga verderop zitten," zeg je en dat doe je ook. Je kijkt bedenkelijk naar je hengel en af en toe zie je dat de engerd naar je zwaait. Dan wordt het nacht en de kou omarmt je, maar weggaan vind je laf ten opzichte van de griezel die inmiddels weer naast je zit en zijn knoken om je heen geslagen heeft.
De volgende morgen word je wakker. "U was nogal koud!" zegt de verpleegkundige. "U had de temperatuur van een kikker!"
"Mwaohg," mompel je.
Er wordt een thermometer in je achterste geschoven en twee dokters mompelen over het wonder dat je nog in leven bent.
"Ik heb gewonnen van de dood," mompel je hulpeloos.
"Het komt soms voor dat mensen zo praten na zoiets, "onderwijst de oudste dokter. "Gebrek aan kalium.."
"Ik dacht aan een psychiater," zegt de arts-assistent.
"Nee!" roep je. "Neem me niet mee!"
"John, ik ben het," zegt je moeder. "Kijk eens wat je gevangen hebt!"
Je ogen ontwaren op de foto die ze je laat zien, een vis van zeker vijf meter lang.
Je weet zeker dat jij die niet gevangen hebt en je weet ook wie wel.
En je bent niet blij.

Geen opmerkingen: