vrijdag 26 augustus 2016

Nice to meet you



Hij stapte zoals elke morgen in de Amsterdamse metro naar een halte in de Bijlmermeer en prutste aan het draadje van zijn telefoon. Hij draaide Mozarts klarinetconcert in A groot. Hij droeg een verwassen spijkerbroek, versleten sneakers en een lichtgeel T-shirt met de tekst: ‘Mozart is in my heart.’  Hij had een lang lijf en smalle ledematen. Daarop een ovaal rond hoofd met blauwgrijze ogen en stroblond, vlassig haar dat niet dagelijks werd gekamd. En daarbij was hij verlegen, bijna mensenschuw. Hij keek nooit iemand aan en het viel hem dan ook totaal niet op dat er een mevrouw voor hem stond die hem aansprak. Ze tikte hem op zijn schouder en toen pas zag hij haar. Ze was niet erg groot, maar wel fors in afmeting. Ze had lang blond haar, dat stijf van de haarlak was en op haar niet zo grote, smalle neus stond een donkere zonnebril. Ze droeg een uniform van de Nederlandse politie en haar lippen waren roze gestift. Ze maakte zo’n verpletterende indruk op hem dat hij het liefst tussen de wielen van het metrostel was gesprongen. ‘Excuse me,’ zei de vrouw en hij meende een accent uit een of andere donkere Londense buurt te bespeuren. ‘Is this the train to the Raiksmuseum?’  ‘No, no,’ antwoordde hij in shock, ’this is the train to Bijlmerarena.’
‘Ah Bailmermer,’ sprak de dame, ‘so this is not the right train eeh..?’
‘Sorry, eh..’  hij wilde iets moeilijks zeggen in het Engels maar hij had een hekel aan vreemde talen en een hekel aan praten in het algemeen. De vrouw zakte naast hem op een klapstoel. Hij hoorde het ding kraken. Ze lachte. ‘Big ass, I am a litte piggy.’ Hij begreep het niet. Ze knorde. Ah, hij knikte. ‘So I took the fucking wrong train eeh? Where do you go to today, my love?’  Hij bloosde, zulke directe woorden was hij niet gewend. ‘Eh.. to university for learning voor dokter..’  ‘Ah doctor!’ riep ze uit. ‘I am feeling allright today, feel my heart.’ Ze pakte zijn hand en legde die op de boezem. Borsten als balkonnen, dacht hij. De trein stopte bij halte Spaklerweg. In de verte waren de omtrekken van de voormalige Bijlmerbajes te zien. Ze zwegen allebei. ‘Don’t you recognize me?’ vroeg ze terwijl ze haar bril naar beneden schoof. Ze sprak zacht en keek om haar heen. Hij zag twee prachtige ogen, de mooiste die hij ooit gezien had. Het waren kroonjuwelen, lichtblauwe met een zweem groen. Maar herkennen? Nee, nooit gezien. Hij zocht diep in zijn geheugen, misschien dat mooie meisje uit de tweede klas van de HAVO?  Hij was naar haar huis gereden en toen had ze  water, middels een emmer, over hem geworpen.  Hij kon niks bedenken. Ze lachte toen ze zijn peinzende gezicht zag. Ze lachte luidkeels. ‘You are the only fucking person who doesn’t  know me on this whole fucking planet.’ Hij schaamde zich zeer tot in de punten van zijn tenen. ‘You are a famous person? ‘ vroeg hij bevend alsof hij weer een spreekbeurt voor de klas moest houden. ‘I love you guy, ‘ hikte ze, ‘let’s take een kobje kowie.’  ‘Then we better go back,’ zei hij gedwee als een lam, bekos there is no naice cafe there.’ 
‘Then we go back,’ zei ze beslist. ‘ O men I love you, you know I am married, but I love you really. And you still don’t know me.’  Hij dacht te zien dat de andere mensen meeluisterden en hem meewarig aankeken.  Die jonge dokter leeft al jaren onder een steen, stond er op hun voorhoofd, hoe moet dat ooit een goeie arts worden? Ze stapten uit op BijlmerArena en hij belde zijn werk. ‘Ik voel me niet goed,’ klaagde hij.’ ‘Wat mankeer je?’ vroeg zijn chef op zakelijke toon. ‘Het is al de derde keer in twee weken. Ik stuur je een uitnodiging voor een gesprek.’   Hij geneerde zich vreselijk voor deze leugen, maar de kans om met een leuke vrouw iets te hebben, al was het maar voor de duur van een kop koffie, was te kostbaar om te laten glippen. Op Amstel stapten ze uit. ‘ I live here,’ wees hij naar een gebouw op de hoek van de Weesperzijde. ‘Then we go there,’ zei de vrouw. ‘I like to see where you live.’ Ze draaide zich even om en keek weer spiedend om haar heen. Hij dacht aan haar husband. ‘It’s not what you might think,’ fluisterde ze, ‘my beloved or another jalous man, but I am afraid of the fans.’
‘The fans?’ bibberde hij.
‘They’re crazy,’ ze stond stokstijf, misschien dacht ze een verdachte schaduw te zien. Snel gingen ze het gebouw binnen en ze bekeek het appartement. Het was drie bij vier. Twee katten keken haar nieuwsgierig aan vanonder een niet zo stabiel tafeltje. Ze hadden grote, angstige  ogen. Zij bukte en zei wat zoetgevooisde woorden tegen ze. 
Aan de wanden hingen vergeelde posters van Concertgebouwvoorstellingen. Ze schoof het bruingele gordijntje dat voor het enige raam hing, dicht.
 ‘My name is Stella,’ zei ze. ‘What’s yours?’ 
‘Gerrit.’
‘Kerrit, what a funny name. Come here and let me kiss you.’  Ze kuste hem zacht op zijn mond  en daarna huilde ze. Een stroompje mascara trok een zwart spoor.   
‘Shall I make  coffee?’  hij klonk stuntelig. Emoties waren niet zijn werkterrein binnen de geneeskunde en het lichaam was een corpus, een ding. 
‘Yes,’ ze huilde, ‘you have a stroepweffel?’
‘Stroepweffel?’   
 ‘A biscuit, you add it to your kobje kowie.’
‘O yes, I understand.’
‘All my life I knew I want to live here, in Amsterdam and now I have felt it I am very sure this is my home.’
Toen hij in het keukentje stond wist hij dat hij een moord voor haar zou willen doen. Hemel, hij was zomaar waanzinnig verliefd en dat op zomaar een grijze morgen. Wat een vrouw. Nog zuiverder dan Mozart. Hij vroeg zich af in welke film ze speelde. Vandaar natuurlijk dat ze dat politiekostuum aan had. Stom dat hij niet veel films had gezien. Hij bracht de koffie en de stroepweffels en zij vertelde dat ze zangeres was, heel beroemd, maar dat dat niet zo spannend was als de mensen dachten en dat ze wel wilde zingen, maar niet zo bekend zijn. En dat ze tegenwoordig altijd op haar hoede moest zijn, altijd en overal. Daarom droeg ze als ze naar buiten gaan diverse kostuums, vermommingen, zodat ze zich een beetje vrij kon bewegen. Hij luisterde ademloos, de wereld van glitter en glamour trok aan hem voorbij, een wereld met veel geld- dat leek hem wel leuk- maar verder een dorre woestijn. Hij moest aan Schopenhauer denken, het leven is een zeepbel die uit elkaar spat.
De buitendeur bewoog. ‘There they are!’ riep de vrouw geschrokken. ‘I must leave Kerrit.’ Ze stommelde naar het raam en liet zich via de regenpijp zakken.  ‘No!’ riep hij. ‘ Please, don’t!’ Maar ze was al uit het zicht. De horde fans beukten de deur uit de sponning en renden als een kudde bizons naar binnen. Alles werd omver getrapt, de klassieke platencollectie verpulverd, de posters van beroemde dirigenten van de muren gescheurd.         
Iemand, een fotograaf, gaf hem een harde klap op zijn hoofd en hij bleef op het verrafelde tapijt. Toen hij moeizaam wakker werd was het al lang avond en had hij een verschrikkelijke hoofdpijn. De kamer was een slagveld en de katten waren overspannen naar hem aan het loeren. Door het open raam waaide een stevige wind naar binnen, maar toch hing daar nog haar lucht. De frisse bries op een zomeravond na een onweer vermengd met de damp van vochtig gras in de ochtend. Zoiets. Een lucht die deed verlangen naar meer, naar zinderende erotiek op een wiebelige houten boot. Of op het strand bij ondergaande zon met het zand tussen de billen. Zoiets. Maar een gevaarlijk verslavende lucht. Hij moest die lucht weer vinden en de volgend ochtend ging hij op pad. Alle parfumeriezaken werden door hem bezocht. Eindelijk was de beer in hem opgestaan. Hij leefde ergens voor, maar nergens vond hij het veelbelovende geurtje. Natuurlijk was hij diep teleurgesteld, maar hij was ook een grijze realist. Iemand die met een dof schouderophalen altijd weer verder sjokt, zoals wij allen.
Alweer een jaar later zocht hij in de goedkoopste winkel op ons grondgebied naar een goedkope Mozartposter. Met zijn elleboog raakte hij een flesje. Het viel. Een verkoopster, een kind van nog geen zestien, keek hem verbaasd aan. Toen hij beschaamd wilde weglopen, kwam een geur op zijn neuscellen. De frisse bries op een zomeravond na een onweer vermengd met de damp van vochtig gras in de ochtend. Zoiets. In het flesje zat haar geurtje. Het goedkoopste flesje dat er was. Snel stak hij de andere flesjes in zijn zak en rekende met een strak gezicht alleen het kapotte flesje af.
Bij de bushalte, in Amsterdam-Noord, bij de Meeuwenlaan, ontdekte hij even later haar portret. Ze maakte reclame voor haar nieuwe show.
‘Wie ben jij?’ vroeg hij hardop. ‘Of ben je iemand anders?’  ‘Ben je echt bij mij geweest?’  Hij sprak gepassioneerd, met luide stem en grote gebaren. Mensen naast hem keken niet op. Ze waren wel wat gewend in hun gekke Amsterdam. Zelfs toen hij zijn lippen stevig op de poster plantte, zoende en likte, grinnikten ze alleen maar, achter zijn rug. Ze filmden zijn actie. ‘Het komt door je lucht,’ riep hij, ‘ik kan daardoor niet zonder je, ik ben verslaafd.’
‘Mijnheer doet u even rustig.’ Het was een echte politieagente. Ze trok hem los van de poster. Ze had een vierkant gezicht en kort stekelig haar. Ze keek hem indringend aan en zei: ‘Doet u even rustig, dit kan zo niet langer.’ Hij kwam bij zijn positieven. “Heeft u hulp nodig?’ vroeg ze. ‘Wacht maar, ik breng u even naar huis.’  Ze gingen zijn huis binnen. Er stond vrijwel niks meer in, behalve zijn bed. Het tapijt was versleten, de gordijnen vergeeld, het raam gebroken. Het stonk er. ‘U leeft hier?’ vroeg de agente geschrokken. ‘Ik ga weer, als er iets is, belt u dan gerust.’  Ze vertrok en hij ging direct de stad in. Daar zwierf hij uren doelloos rond. Toen het nacht was geworden nam hij de pont naar noord, nam een snuif uit het parfumflesje, werd high en rende   naar de bewuste bushalte. Hij moest en zou die poster hebben.  Met een steen ramde hij op het glas. Hebben zou hij haar.  Hij merkte niet dat achter hem een stadsbus stopte. Een blinde vrouw scharrelde langs hem, met een blindenstok tikte ze op zijn schoenen. ‘What the fuck are you doing?’ siste ze. ‘Get in the bus!’  Hij herkende haar direct en deed wat ze commandeerde. Hij stapte in. ‘Get down on the floor,’ ze was streng. Hij lag aan haar voeten. ‘Where do we go to?’
 ‘To the airport en then Rick will bring you home.’  Ze reden langs de RAI, maar hij zag het niet. De bus remde en de lichten werden gedoofd. Ze kusten op de vloer met volledige overgave, mond op mond, het was zijn eerste keer, hij voelde zijn huid gloeien alsof hij onder een zonnehemel lag. Zij hees zich steunend weer op haar stoel en daar reden ze weer.
‘Here we say goodbye,’ zei ze na een stil half uur. ‘Remember, I will always love you and I will be back, I don’t know where, don’t know when honey, but I know it’ll be a sunny day. Bye bye love.’ Hij hoorde haar langs hem hijgen en de bus verlaten. Weer een half uur later stond hij voor zijn eigen deur. ‘Dank,’ wilde hij nog tegen de chauffeur zeggen, maar het gezicht van de man was afgedekt en hij zei niets. Hij wenkte niet eens.
Toen hij binnenstapte en het licht aandeed viel zijn mond zo wijd open als hij nog nooit was opengezakt. Het appartement was prachtig geverfd, voorzien van hippe, mooie meubels, een nieuw tapijt en voor de poezen waren er nieuwe mandjes en krabpalen. Het raam was gerepareerd en er hing een rolgordijn. Toen hij het naar voorzichtig naar beneden deed zag hij daarop haar gezicht dat naar hem knipoogde. Hij schatte het formaat op anderhalf bij anderhalf. Er waren leuke lampen gemonteerd en hij had een nieuw, tweepersoonsbed met daarop een groot rood kussen, in de vorm van een hart. Daarnaast lag een envelop met een kaartje. Het was geparfumeerd met de bekende lucht. ‘Love you forever, my lovely stroepweffel,’ stond erop. Hij gleed achterover. Vanuit de badkamer hoorde hij een geluid. Iemand draaide de kraan open.  



Geen opmerkingen: