maandag 14 oktober 2019

In de ICE trein naar Keulen



In de ICE trein naar Duitsland, Keulen. Vanaf Amsterdam CS proberen de reizigers hun vaak veels te grote rolkoffers in het bagagerek te werpen. Nadeel hiervan is dat de koffers  te zwaar zijn en dat het pas lukt in samenwerking met een partner. Ik bied me aan als partner en smijt de handel in het rekje. Ik vraag me af of er geen clandestiene producten in zitten. Illegaal verkregen aapjes, verdovende middelen of allerlei schietgerei. Blijf gewoon geloven in het goede in de mens.
In deze trein zitten mensen uit alle windstreken en continenten. Van oost naar west en noord naar zuid. Een meisje met een windhond. De pootjes van het beestje liggen in het gangpad. Een van de passagiers gaat er per ongeluk op staan. Zijn lieve bruine ogen kijken ons meelijwekkend aan. Hij vind het echt niet leuk.
De ICE is dan wel een trein die heel hard kan, 250 km per uur, hier in Holland rijdt hij net zo hard als een NS  intercity. De windhond raakt nu een beetje gestresst. Ze gaat met hem lopen.  Een mijnheer  uit China valt in slaap en begint hard te snurken. Op het rangeerterrein in Venlo staat een man tegen een trein te plassen. Ik heb zicht op de WC en het gezelschap in deze trein, plast  als een trein door. Er is catering aan boord, hetgeen de urineproductie verhoogt.
Naast me leest een Duitse vrouw een boek over de Italiaanse maffia. Plotseling wil een mijnheer op de stoel van mijn Anja gaan zitten, maar het blijkt dat hij zich in het rijtuig heeft vergist. De reis duurt drie uur en nog wat. Maar je moet zo denken: met het vliegtuig was je er niet sneller geweest.
De Duitse vrouw naast me, heeft twee tieners bij haar. Ze vragen om de twee minuten om mama en dan moet ik weer opstaan. Ik vind het geen probleem en ook deze vrouw toont geen spoor van irritatie. Ze spreekt een onverstaanbaar soort Duits, waarin ik het woord ‘handy’ hoor. Dat is Duits voor GSM. Haar lieve meisje probeert een flesje cola te laten ontploffen, dus mama  gaat erop af, om een kleine plakkerige ramp te voorkomen. Het meisje is een jaar of 6. Ze komt bij mijn stoel staan en kijkt me onderzoekend aan. Misschien vindt ze het onbegrijpelijk dat ereen vreemde man naast haar moeder zit. De tiener is lang en dunnig en kijkt de wereld in met de ‘alles is stom’ puberblik. Het boek van de vrouw ligt werkloos op haar stoel.
Thijs babbelt ondertussen vrolijk door over alles wat hij ziet onderweg, maar uiteindelijk glijdt het apparaat het station van Keulen binnen. Naast dit eindpunt staat de gigantische, overdonderend grote Dom. Een gebouw met massieve dikke uren en eindeloos hoge torens die als je omhoog kijkt bijna in de wolken lijken te prikken. Op de torens zijn waterspuwers gemetseld. Meestal afbeeldingen van draken of monsters. Tegen de muren zitten hier en daar zwervers en bedelaars. Tegenover hen staat een paal met een aantal camera’s. Een van de bedelaars knikt vriendelijk naar me. Hij heeft een grote vilten baard en een hond. Ik knik terug. Op de hoek van het plein staan onderdelen van een Romeinse poort. Ook interessant, een kerk en een poort, symbolen van pracht en praal en van macht en onderdrukking. Ook naast die poort zit een dakloze of een uitgeprocedeerde. Hij kijkt me loom aan.
We gaan de Dom binnen en bij de ingang staan twee mannen vrouwen te inspecteren of ze niet te bloot zijn. De kerk heeft het niet zo op naveltruitjes. Een mevrouw met een blote buik krijgt een zwarte doek aangereikt die ze om haar middel moet knopen. Eenmaal binnen valt op dat deze kerk tamelijk licht is door het enorme hoge venster met het glas-in-lood. Maar indrukwekkend is het wel. Schilderijen, relieken, in goud, blinken je tegemoet. Hoe moet dit geweest zijn voor de beeldenstormers rond 1570 de kerken bestormden en woedend het interieur sloopten? Ik vermoed dat er op elke zuil wel een meesterwerk hing. Op de een of andere manier is het gouden kistje met de beenderen van de drie wijzen uit het oosten bewaard gebleven. Op de kist staan de portretten van Balthazar en zijn vrinden.
We slenteren de kerk uit. Ik vind het knap van Thijs dat hij het geduld voor dit bezoek opbrengt. Buiten  geef ik hem de camera. Hij maakt filmpjes als een echte vlogger en rent met het ding rond de vijver. We gaan achter de kudde van het massatoerisme aan. Die begeeft zich in de richting van het spoor over de rivier. De Rijn glimt in de middagzon. Het is een prachtig stuk van 400 meter over het water. Aan de brug hangt, aan de kant van het spoor, een berg liefdesslotjes. De geliefden die dit hier hebben opgehangen, hebben het sleuteltje in de rivier gesmeten. Maar daar heeft de Deutsche Bundesbahn geen moeite mee. Met hun stoere spoorwegmateriaal hebben ze die slotjes zo doorgezaagd. De DB is van staal en kiest voor veiligheid in plaats van romantiek. Ik vraag me wel af hoe een paartje denkt zijn slotje terug te vinden. Die slotjes zijn voor het plaatsen gegraveerd, dus het is voor zekere mensen een deel van de broodwinning. ‘Michael ich liebe dich, Vera,’ lees ik. Zouden Michael en Vera nog bij elkaar zijn?          
We eten een broodje bij de fontein achter de kerk en wapperen met onze kruidnagelolie naar een wesp die er haastig vandoor gaat.
6-8-2019
       

Geen opmerkingen: