Lang geleden. Mijn vader zit naast me en haalt een oud boek
uit de kast. ‘Dit is Dik Trom,’ zegt hij. Hij sloeg het open en las een stukje
voor. Het ging over een dik, stout jongetje.Op het plaatje zat het kereltje
achterstevoren op een ezeltje.
Ik was wel nieuwsgierig naar de ervaringen en probeerde op
school zo goed mogelijk de les te volgen. Thuis oefende ik ook op de letters.
Tot verbazing van mijn moeder kon ik al
heel snel lezen.
Ze nam me mee naar een boekwinkel. Ze gaf me een boekje dat:
In de soete suikerbol heette. Het
ging over een bakker die een oliebol moest bakken voor een koning. Als ik het
uithad, mocht ik een nieuw deeltje uitzoeken.
Mijn ouders waren, zonder dat ze zich er echt bewust van
waren, ambassadeurs van het lezen voor de kinderen. Ze sleepten boeken aan die
ze zelf gelezen hadden. Ze lazen voor en mijn vader viel dan vaak in slaap
tijdens het lezen.
Maar hoe dan ook, het lezen werd een prettige, leuke
belevenis. Daarom ben ik ook op latere leeftijd een lezer gebleven. Omdat het
plezierig was en bleef.
Nu we in een tijd van ontlezing leven, wil ik dan ook de
nadruk leggen op het plezier van lezen voor leerlingen in de klas. Als ze er
plezier aan beleven, gaan ze misschien zelf eens een boek pakken. Een boek dat
bij ze past, bij hun leeftijd, hun wereld, hun overtuiging.
Ik wil de verplichte leeslijst niet helemaal afschaffen. Die
vind ik belangrijk voor cultuuroverdracht. We kunnen vertellen over boeken,
moeilijke boeken van nu en die van gister of van lang geleden. We kunnen er
stukken uit lezen of voorlezen, maar we moeten oppassen dat we onze lezers niet
kwijtraken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten