zondag 30 augustus 2015

De meeste mensen moeten morgen naar het werk, zondagavondbloep


De meeste mensen morgen weer naar het werk.
Dit weekend hebben ze in het reuzenrad gedraaid, met uitzicht over de daken van de oude stad.
En gefietst, door de brede duinen, op een elektrieke fiets, bijna in file, zo druk.
Of ze hebben een spannend voetbaltoernooi afgewerkt en gewonnen.
Misschien waren ze wel de scheidsrechter.
Of ze hebben de dagen doorgebracht met een flinke bobbel in de broek omdat ze alvast wat viagratabletjes hadden genomen voor een spannende avond met een veel te jonge vriendin, die uiteindelijk afzegde door middel van een vaag sms-je. Sorry.
Of ze hebben geluisterd naar het bloepbloep vanuit de vijver van de buurman en zich afgevraagd of dat grote gevaarlijke vissen zijn die zo bloepbloep kunnen bloepbloepen.
Of ze zijn misschien naar een loepzuiver concert geweest, uitgevoerd door hun dochter op gitaar, of viool. En ze zijn trots als een pauw.
Wellicht zijn ze met een vliegtuig van een vriend over hun ouderlijk huis gevlogen om een hartelijke luchtgroet te brengen.
Of ze hebben eindelijk gezoend met die Saab dealer, die ze altijd al zo lang wilden zoenen en zijn ze erachter gekomen dat hij niet kan kissen en dat het een afknapper was.
Of ze hebben rondgewandeld in hun nieuwe, lege huis in de stad waar ze nooit meer weg willen, waar ze zich geaard voelen.
Of misschien zijn ze gaan stappen en hebben ze in een bruine kroeg vol lelijke oude mannetjes zo verschrikkelijk gelachen als ze in de afgelopen dertig jaar niet meer hebben gedaan. Met pijn in de buik liep de zondag af, het werd al vroeger donker.
Of, nou ja, de meeste mensen moeten gewoon weer naar het werk.  
En u?

Reacties kun je altijd sturen naar: sber01@hotmail.com, doen!





zaterdag 29 augustus 2015

In gesprek met Els (53) in een koffiehuis in de Jan van Galenstraat, Amsterdam


Onderstaande tekst is samengesteld uit belevenissen van verschillende mensen
met sociaal-psychiatrische problematiek, in Amsterdam. Els is een fictief persoon.
Ik wil hiermee mijn bewondering uitdrukken voor de wijze waarop velen van deze
mensen zich door het leven slaan. En gekte is ook nog wel een taboe waar veel onnodige angst voor is. In de dagelijkse files gedragen mensen zich gekker. 


Els (53): ‘Nou, ik leef nog, ik geniet van elluke dag. Maar ik wil wel wat te lullen hebben, want anders komen de muren op me af. Ik mag geen katten meer hebben. Ik kan ze niet verzorgen, met die rug van mijn, een puinhoop. Ja, ik werk ook, sociale werkplaats, maar lopende band doe ik niet meer. Bekijk het maar, ik wil best wat door voor deze kollere maatschappij, maar dat niet, over mijn lijk. Mijn hulpverlener weet ervan, Guus, je mag hem bellen. Ja, ik ben gek geworden, ik kom er vooruit goser, er zijn er niet veel die dat doen, maar hee, het werd me allemaal te veel. Toen heb ik al mijn Beatles platen in een emmer onder water gezet, dat zei de stem, dat ik dat moest doen. Hoe kwam het? Teveel sores aan mijn kop. Mijn man dreef jaren geleden in de Amstel, zelfmoord. Geen geld, hij had niks en ik had ook niks. En ik vertrouw nooit iemand. Nooit. Komt door mijn vader. Heb al mijn botten gebroken en mijn kinderziel. Ik zweer het je, ik ging van pleeggezin naar pleeggezin. School werd niks. Ik hing liever buiten. Dus toen mijn man gestorreven was kwam dat allemaal weer boven. En begonnen de verslavingen. Riet weet er alles van, mijn buurvrouw en mijn beste vriendin. Die verslavingen, de gekste dingen. Bijvoorbeeld linker damesschoenen. Groene kleur. En herenondergoed, van de waslijnen gejat. En toen dat over was: fietsbellen. ’s Nachts schroefde ik ze van de fietsen bij het Vondelpark. Toen kwam er een dokter voor mijn zieltje. Die man zei: ‘Mevrouwtje, jij hebt alle ziektebeelden uit mijn handboek, ik zweer het. Je bent manisch depressief schizo borderline, alles. Ik gaf hem gelijk. En ik zei: ‘En wat nou?’ Ik kan zo niet doorgaan. Hij gaf me een pil, die heb ik door de plee getrokken. Stom, heel stom. Want ik nam een blowtje van iemand, het was maar een klein trekje, een rooie lieb, en het ging mis. Ik zag overal pallummbomen op straat wuiven, duizenden pallumbomen, met van die kokusnoten. En toen ging ik naar huis en toen ik bovenaan de trap stond, hoorde ik een stem. De stem zei dat ik de Beatles moest verdrinken. Zonde. Ik draaide alle waterkranen open en het gas. Toen werden de buren bang, belden de politie. De stem zei: je hebt het warm, ga naar je balkon, afkoelen, alles uit. Ik trok al mijn kleren uit en stond naakt op het balkon. Ik schreeuwde, van angst natuurlijk. Vreselijk. De buren zijn nog bang voor me. Ik kreeg zo’n mooie witte jas en ik werd afgevoerd. Nee, dat laatste weet ik niet meer. Zo gaat dat als je je niet gedraagt. Nu gedraag ik me heel netjes schat, ik neem mijn tabletje op tijd, maar wat het is: dat tabletje dat legt je lam, je wordt suf als een konijn en als je me niet kent begrijp je niet waarom ik praat als een Japanse naaktslak. Wat een rotzooi niet, mijn leven. Een teringzooi. Ga je dit nou opschrijven al die ellende? En wie moeten dat dan lezen, mensen hebben toch ook genoeg sores aan hun harses. Ik lees ook veel hoor, ik zit elke week wel in de bieb. Ik lees nu veel van Agatta Keristie. Maar ik word wel snel moe. Ik neem nog een bakkie, het leven is klote, hee? Daarom moet je nu even genieten van dit koppie en vergeten wat ik gezegd heb. Ik zou wel weer eens willen dansen, maar dat is allemaal ’s avonds en om een uur of acht vallen mijn ogen dicht. Ik ben eigenlijk gehendikept, maar ik wil niet seiken als een oud wijf. Kom, neem nog een koekie schat, het ken je laatste wel wezen.’


     

Ik draag voor uit eigen werk

Ik draag voor uit eigen werk, waarschijnlijk op een boomstam, naast het kruithuisje in Alkmaar.
Komt dat zien.

donderdag 27 augustus 2015

Met de auto naar school, de veiligheid van de kinderen



Ze brachten hun kinderen naar de school omdat het zo regende. Met bakken kwamen de pijpestelen uit de loodzware wolken. Alleen weer om papa de hond uit te laten.
Maar vanmiddag om 12 uur, toen de school uitging voor de pauze, ging het verkeer in de bochtige straat niet zo soepel als ze hadden gehoopt.
Een buurman wilde zijn voertuig, komend vanaf de straat, linksaf zijn erf oprijden. Maar een vader had zijn auto dwars op de parkeerplaats voor de woning geparkeerd. De buurman had door kunnen rijden, maar koos ervoor te blijven staan. Achter hem ontstond een lange, boze, toeterende file. De blokkerende man ging ondertussen rustig de parapluutjes in de kofferbak doen en de kinderen vastzetten in de auto.
Een andere wagen, maakte een inhaalmanoeuvre over de stoep, vlak langs een boom. Ik zag dit gebeuren, hij reed vrij hard in mijn beleving. Hij gleed achter buurman’s auto langs en schampte de voorkant van een roodwitte Mini. Daarna reed hij door. Zielig voor de onderbetaalde verpleegkundige die erin reed en die altijd netjes verderop parkeert. Op een website schrijft zij dat zij haar auto minder belangrijk vindt dan de veiligheid van de kinderen op de straat. Dat ben ik met haar eens.
Ouders van dit natte land, wees geduldig, tel tot tien en realiseer je hoe gevaarlijk het is zo dichtbij een school te rijden.
Ik schrijf dit stukje speciaal voor de veiligheid van de kinderen. Ik moet er niet aan denken dat er eentje voor mijn deur wordt aangereden en gewond raakt, terwijl dat helemaal niet nodig is.     

dinsdag 25 augustus 2015

Het traphekje

Uit een van mijn opschrijfboekjes, een losse dagboekaantekening:

Het traphekje 8 augustus 2014

Uiteindelijk zit het traphekje dan toch boven aan de trap, vast aan de muur. Scheef, maar ja, die muur is ook scheef. Ik heb de waterpas er tegen aan gehouden en de groene bel wilde niet in het midden blijven.
Ik wilde zo’n ding omdat Thijs een nieuw bedje heeft en nu niet kan vallen,  mocht hij besluiten te gaan slaapwandelen. Mijn zus had daar veel last van vroeger. Stond ze midden in de nacht op de drempel van mijn slaapkamer en zei: ‘Sorry, de koekjes zijn uitverkocht’  en dan ging ze weer naar haar bed en wist de volgende morgen niets meer van dit voorval. Zelf ben ik eens wakker geschrokken omdat ik dacht dat ereen vrouw mijn slaapkamer binnenwandelde. Ik zag alleen haar silhouet. Dat kun je hebben in een toestand tussen waken en slapen. Meestal tegen de ochtend.

Het traphekje zit nog steeds in de muur, scheef, en Thijs speelt er toegangspoortje mee. Hij gaat er eerst door en dan moet ik ereen denkbeeldig muntje in doen en dan pas doet hij hem open.   

maandag 24 augustus 2015

Gezellig samen op vakantie naar Spanje



Ze zegt: ‘Dat is Juan,’ en ze wijst. In de eindeloos blauwe zee drijft als een stuk wrakhout een gebruinde Spanjaard. ‘En ik ga vanavond naar hem toe, naar zijn appartement.’ Hij hoort de woorden wel en weet dat ze misplaatst zijn. Hij weet dat hij alleen is. Ze zijn hier aan de kust met zijn twee, maar dat is slechts een getal, een symbool dat de lading niet dekt. Hij is hier om al haar koffers de Spaanse heuvelen op te sjouwen en haar gezelschap te houden. Ze zegt dat hij geen enkele moeite doet haar te veroveren. Maar waarom zou hij dat willen? Ze noemt hem een drol en hij vindt haar een spook waarvan de witte omtrekken steeds duidelijker worden. Hij is hier met een boze geest die hem sart, het is niet anders. Een vakantie is het niet, het is werk. En nu dan Juan. Hij zwaait, zij zwaait nog eens terug. Hij legt zijn hoofd op het zand en sluit zijn ogen. ‘Goed,’ zeggen zijn lippen. Zijn brein bedenkt ondertussen een eigen plan voor de avond. Zelf ergens slingers op gaan hangen.
Hij slentert door het dronken dorp waarin echt geen enkele Engelsman niet comateus bezopen is. Ze brullen als zeeleeuwen op een zandplaat en de Spanjaarden, de originelen, zijn vertrokken. Wat resteert zijn een paar tandeloze, magere  vissers die voornamelijk futloze inktvissen vangen, omdat de vis met wintersport is. Hij wandelt langs het strand, niet eens een mooi strand. Veel kiezels, de Nederlandse stranden zijn veel mooier. Alleen het klimaat is beter, heerlijk als je de kans krijgt er zorgeloos van te genieten. Hij werpt een steen in de zee en sleept zich de heuvel op, door het donker, naar het appartement. Een luxe ding.  Op het balkon staat zijn sirene te wapperen met haar handen. Jammer, hij had op dat balkon een heerlijke frisse sangria willen drinken, alleen. ‘Kom gauw boven!’ jammert ze. Dat gaat hij  nou net niet doen. Zo langzaam mogelijk sloft hij omhoog. ‘Hij is me achternagekomen,’ kakelt ze, ‘en eerst was hij, hij deed de deur van zijn huis open, en toen was hij naakt, hij wilde meteen. Dus toen zei ik: dikke doei, ik ga naar mijn casa, weg, weg, en toen schoot hij een slip aan en rende achter me aan. Hij zuchtte. Het verhaal klonk net zo ongeloofwaardig als het hele vissersdorp zonder vissers en zonder vis.
‘En nu staat hij daar!’
‘Waar?’
‘Onder het balkon!’
Nee. Hij krijgt wilde visioenen. De man onder het balkon is zwaar beledigd en heeft zijn dubbelloops meegenomen, of nee, zo’n kalasjnikov waarmee terroristen winkelcentra en scholen mee platschieten, of hij gaat brand stichten. Of zijn crimbovrienden bellen. Ze gaan hem dood maken, dat is zeker. Hij gaat eraan met haring en uitjes. Hij tuurt voorzichtig over de rand van het balkon en daar ziet hij de man. Die staat te bellen. Hij is groot, en heel sterk. Precies wat zijn vriendin nodig heeft. Zij moet over de knie worden gelegd en dan een nacht aan de rochas van de playas worden vastgebonden. Er moeten haaien rond haar ballonkuiten zwemmen en als ze eindelijk bevrijd is moet ze op het strand zingen voor een kolonie ladderzatte, roodverbrande Britten.
Het wordt stil in de nacht. Onder het balkon staat de Romeo niet meer.
En hij wil naar huis. Naar Egmond sur mer. Met een meisje hand in hand langs de branding lopen. En gelukkig zijn, shit, gelukkig zijn.    

   

zondag 23 augustus 2015

Vannacht gedroomd

Vannacht gedroomd: ik opende de kofferbak van mijn auto en er lagen honderden briefjes van duizend euro. Wat moet ik ermee doen? vroeg ik me af.