En toen ik op de ladder stond, zag ik de berg prut in de goot en schepte de mest in de emmer. Ondertussen dacht ik daarboven aan van alles. Zou de egel al in winterslaap zijn en waarom hoor ik in het sinterklaasjournaal de stem van Kees Driehuis, die al enige tijd in de hemelen is? Doet iemand hem na? Anders is het een wonder. Hierboven zag ik ook dat de kozijnen wel geverfd kunnen worden. Ik nam de ladder weer op en dacht daarmee ook een lamp in de aanbouw te vervangen, maar daarvoor was het ding weer te groot. Jammer. Ik nam hem op de schouder en liep ermee over straat. Een man op een fiets vroeg of ik zijn glazen kwam wassen. Het was best een zwaar ding. Ondertussen dacht ik aan mijn studieonderdeel experimentele gedichten. Eigenlijk is er maar eentje geweest en dat was Lucebert. De andere dichters waren zo bezig dat je er om moet lachen, zoals het gedicht ote ote boe. Ik heb zelf ook weleens zoiets gemaakt, de beroemde diepgaande regel: 'kwekje, er staat geen zout in mijn keukenrekje." Eindelijk kom ik aan met de vracht bij mijn vader. Het ding is van hem. Hij heeft zijn achterpad laten betegelen, maar het houdt op omdat de buurman het verder niet nodig vond. Dat ziet er gek uit: nieuwe tegels die plots stoppen. Thuis schilder ik, want het kan eventjes. Voor me staat een uiltje dat ik wil afmaken, maar een half uur later is het een hond geworden. Dat kan met kunstschilderen, dat deed Da Vinci ook. De Mona Lisa was eerst geen vrouw, maar een man. Ach, het zijn toch rare tijden. Buiten is het veel te warm, er gaat geen vliegtuig over en op 31 december steken we vuurwerk af uit melkbussen. Ik probeer daar niet aan te denken, want ik heb al wat zorgen om gezond te blijven. Wekelijks vertoef ik op school tussen coronabrandhaardjes. En het lijkt er daarom op dat ik of immuun ben van mezelf of al besmet ben geweest en er voorlopig geen last van heb. Ik voel wel mee met ondernemers die hun werk zien verdampen. Er gaat ook geen vliegtuig meer over. Zal het oude normaal nog terugkomen? Zal je de Brabantse drieklapper op de wang weer kunnen geven? Bestaat er nog een kroeg? Zal ik ooit nog een handschudden met iemand? Zomaar wat gedachtes en vragen op de zondagavond. Mijn advies aan jou is: als je thuiswerkt, maak dan iedere morgen een wijkagentrondje. Fijne avond, u allen.
zondag 22 november 2020
Van boven bezien
En toen ik op de ladder stond, zag ik de berg prut in de goot en schepte de mest in de emmer. Ondertussen dacht ik daarboven aan van alles. Zou de egel al in winterslaap zijn en waarom hoor ik in het sinterklaasjournaal de stem van Kees Driehuis, die al enige tijd in de hemelen is? Doet iemand hem na? Anders is het een wonder. Hierboven zag ik ook dat de kozijnen wel geverfd kunnen worden. Ik nam de ladder weer op en dacht daarmee ook een lamp in de aanbouw te vervangen, maar daarvoor was het ding weer te groot. Jammer. Ik nam hem op de schouder en liep ermee over straat. Een man op een fiets vroeg of ik zijn glazen kwam wassen. Het was best een zwaar ding. Ondertussen dacht ik aan mijn studieonderdeel experimentele gedichten. Eigenlijk is er maar eentje geweest en dat was Lucebert. De andere dichters waren zo bezig dat je er om moet lachen, zoals het gedicht ote ote boe. Ik heb zelf ook weleens zoiets gemaakt, de beroemde diepgaande regel: 'kwekje, er staat geen zout in mijn keukenrekje." Eindelijk kom ik aan met de vracht bij mijn vader. Het ding is van hem. Hij heeft zijn achterpad laten betegelen, maar het houdt op omdat de buurman het verder niet nodig vond. Dat ziet er gek uit: nieuwe tegels die plots stoppen. Thuis schilder ik, want het kan eventjes. Voor me staat een uiltje dat ik wil afmaken, maar een half uur later is het een hond geworden. Dat kan met kunstschilderen, dat deed Da Vinci ook. De Mona Lisa was eerst geen vrouw, maar een man. Ach, het zijn toch rare tijden. Buiten is het veel te warm, er gaat geen vliegtuig over en op 31 december steken we vuurwerk af uit melkbussen. Ik probeer daar niet aan te denken, want ik heb al wat zorgen om gezond te blijven. Wekelijks vertoef ik op school tussen coronabrandhaardjes. En het lijkt er daarom op dat ik of immuun ben van mezelf of al besmet ben geweest en er voorlopig geen last van heb. Ik voel wel mee met ondernemers die hun werk zien verdampen. Er gaat ook geen vliegtuig meer over. Zal het oude normaal nog terugkomen? Zal je de Brabantse drieklapper op de wang weer kunnen geven? Bestaat er nog een kroeg? Zal ik ooit nog een handschudden met iemand? Zomaar wat gedachtes en vragen op de zondagavond. Mijn advies aan jou is: als je thuiswerkt, maak dan iedere morgen een wijkagentrondje. Fijne avond, u allen.
zondag 1 november 2020
De haas en het konijn
De haas en
het konijn zaten gezellig aan een kopje thee in het open veld bij een oude eik.
‘Lekker
rustig,’ zei de haas.
‘Ik vraag me
af of het verstandig is hier te blijven zitten, ‘ zei het konijn.
‘Lekker
groot land, kun je lekker in rennen.’
‘Want er
komen donkere wolken aan.’
‘Nou en?
vroeg de haas.
‘Daar kan
onweer uit komen. Komt vaak genoeg voor als het weer afkoelt na
een warme
dag als vandaag.’
‘Ja, het was
lekker hot man, supersupersuper……..’
‘Ik vond het
puffen.’
‘Jij denkt
teveel man. Laten we een wedstrijdje doen, wie het hardst kan rennen.’
‘Niet zo’n
zin an.’
“Dan ren ik
lekker zelf!’
De haas
rende weg naar de horizon en weer snel terug. Hagelkorrels vlogen over zijn
lange oren.
‘Lachen man,
ze schieten op me,’ grijnsde hij.
Het was
inmiddels donkerder en donkerder en donkerder geworden.
De bliksem
sloeg oorverdovend met duizenden volts in de eeuwenoude eik, die
In twee
stukken werd gespleten. Er kwam rook uit en de stam werd zwart en smeulde na.
De haas
juichte bij het aanschouwen van het natuurverschijnsel. Wow! Superpower! Hij
trappelde met zijn achterpoten en flapperde met zijn dikke
staart.
Konijn lag
naast hem. Getroffen als de eik, door dezelfde bliksem.
‘Zie je nou
wel?’ riep de haas. ‘Je moet rennen, dan blijf je bewegen!’
Hij rende
weer door de velden en rende terug naar de eik. Hij hoopte dat zijn
enige vriend
daar weer zou gaan mopperen.
Maar bij die
vriend zaten een vos en een gier en ze maakten ruzie over wie hem
mocht
opeten.
Ze trokken
ieder aan een deel van het arme beest en dreigden hem te
verscheuren.
Nogmaals sloeg
de bliksem toe. Een daverende knal galmde over het lage land.
De gier liet
los, van schrik, en vloog weg. De vos werd geraakt in zijn staart. Het
dier liet ook
los en verdween krijsend van het veld.
De haas zat
alleen bij het getroffen lichaam van zijn vriend. ‘Nu ben ik alleen,
oude
mopperkont en mis ik je.’
De vrouw van
de haas kwam bij hem en ging naast hem zitten. ‘We moeten
je vriend
begraven,’ zei ze.
En dat deden
ze. Ze groeven een diep gat en legden hem erin.
Ze spitten
aarde over hem heen, tot ze hem niet meer zagen. “We gaan hier
weg,
voorgoed,’ zeiden ze en ze verdwenen voorgoed.
Onder de
aarde werd het konijn wakker. De bliksem had zijn brein verdoofd,
maar zijn
hart laten kloppen. Hij schudde de aarde van zich af en keek om zich
heen. De
haas was nergens. De eik was in stukjes. Waar is iedereen? Vroeg hij
zich angstig
af. In de boom zat een vale gier. ‘Goedemorgen,’ zei het konijn.
‘Weet u misschien
waar mijnheer de haas is?’
‘De haas?’
lachte de gier. ‘Die is getroffen door de bliksem, wist je dat niet?’
‘O, wat
erg,’ zuchtte het konijn. ‘Hij smaakte niet eens zo lekker,’ lachte de
grijze
leugenaar.
En zo dronk
het konijn alleen van zijn earl grey thee. Hij mopperde op zichzelf
dat hij mee
had moeten rennen en dat hij niet zo had moeten zeuren.
De zon kwam
langzaam op en sprak tot het konijn. ‘Ik ga je opwarmen en daar
moet jij van
genieten.’
‘O, dank u,’
zei het konijn. ‘Ik ga het zeker doen.’ Maar een traan van ellende
drupte in
zijn kopje, want hij besefte dat naast de stralen van de zon niets
zoveel
warmte kan geven als de vriendschap van een rare haas.
donderdag 22 oktober 2020
zondag 18 oktober 2020
Zo had het kunnen zijn als Johan niet zo stom zou zijn geweest
We hadden
kampioen kunnen zijn, kampioen van de 25e klasse der voetbalamateurs
van Nederland. Maar het is niet gebeurd. Het is anders gelopen. Dat is de
schuld van Johan, onze regelneef. Johan regelt alles voor ons team, maar de
laatste tijd gaat het niet zo goed met Johan. Laatst had hij de kleding van het
dameselftal bij zich. Hij begint kinderachtige grappen te maken. Tijdens de
voorlaatste wedstrijd liep hij zomaar het veld op en zei tegen de
scheidsrechter: ‘Weet jij waarom een Engelsman zijn paraplu wegdoet als hij een
Duitser tegenkomt? Omdat die Duitser telt: eins, zwei, drei..’ Nou, van dat
soort grappen. Voetbalhumor is best flauw, maar dit.
En het is
niks voor Johan. Vroeger was hij rechter, hij was zeer geleerd, wel een tikkie
vreemd was hij toen. Maar dankzij hem zijn we geen kampioen, want hij regelde
de spelersbus naar de kampioenswedstrijd. We hadden nog maar 1 punt nodig om FC
Buitenspel de baas te blijven in de competitie. Een gelijkspelletje, meer niet!
We reden weg
en onderweg zagen we plotseling veel water naast ons stromen. En daarna koeien
en veel weilanden. En toen zei Karel,
onze spits: ‘Hee jongens, dit is Friesland!’
Maar toen waren we al bij het knusse stadionnetje van Hardegarijp. Het
was er verlaten, de fans stonden er niet. Frank, de doelman, zocht op internet
waar de wedstrijd stond gepland: in Venlo! We hadden nog 10 minuten. Zelfs met
een straaljager zouden we niet op tijd komen. En niet verschijnen bij een
wedstrijd betekende verloren punten en dus geen kampioensschaal. Die ging
gewoon naar de bierbuiken van de FC Buitenspel. Iedereen was woedend.
We sloopten de
bus tot er alleen nog wielen stonden en Johan bonden we met een touw om zijn
nek aan een Friese eik. De hond. Toch hebben we deze week zijn 95e
verjaardag gevierd, want je moet kunnen
vergeten en vergeven. Hij heeft een taart gekregen met een foto van het hele
kampioenselftal. Hij is in de veronderstelling dat we the champions zijn en dat hebben we maar zo gelaten. Ja, het had zo kunnen zijn, als Johan
tenminste niet zo stom was geweest. Onze
vrouwen zeggen dat we voortaan zelf ook beter op moeten letten. En dat is een
goeie les.
Uit: 333
dingen om te schrijven: Schrijf een verhaal dat eindigt met de zin: Zo
had het kunnen zijn, als Johan tenminste niet zo stom was geweest.
donderdag 1 oktober 2020
Rap Beroepsgerichte Leerweg bk vmbo
zondag 27 september 2020
De Bruid van Reyde: gedichten van Leontine Wagter (1966)
Deze week
ontving ik een dichtbundel geschreven door de Groningse dichteres Leontine
Wagter. In deze bundel neemt zij ons mee op haar persoonlijke reis door het
mystieke hogeland en de sterren in het universum, op zoek naar liefde en
verbondenheid met het aardse leven.
Ook het
verlangen naar heelheid is een groot en belangrijk thema in dit werk dat vele,
fraaie illustraties kent van onder andere Geert de Brabander en Marius de
Schaar.
Een mooi
treffend voorbeeld van haar uitstekende werk is het gedicht: mijn
liefste
mijn liefste
ik schrijf
je nu in mijn thuishaven
de meeuwen
heb ik op zee gelaten
schaar me nu
onder stadse raven
zo ver van
jou uit zicht verlaten
eerder zag
ik je nog op golven deinen
toen ik pure
zijde vervoerde
en de
horizon zag verdwijnen
witte duiven
jouw naam uitkoerden
eens zal ik
opnieuw uitvaren
met één en dezelfde dromen
hoop opnieuw
jouw gelaat te ontwaren
dat mij voor
nu is ontnomen
Leontine
Wagter,
Uit: De
Bruid van Reyde; Uitgeverij de Wilg, 2020
woensdag 16 september 2020
Perron 1 (het gesloopte station)
Perron 1 (het gesloopte station)
Hier nam ik
afscheid
van jou op
het perron,
het was een
zachte avond,
in de late
zomerzon.
Een laatste
zoen,
langs je
wang een traan,
een: schrijf
je wel,
je zei: ‘Hij
komt eraan.’
De intercity
nam je mee
en ik zag je
nooit meer
de fluit
klonk om half twee,
dat was hier
ongeveer.
Dit station
is nu gesloopt,
maar niet mijn
hoop, Desirée,
stap uit en
kus me
in het puin
van perron 2.
En het sluitsein van de trein,
het rode licht, wordt langzaam vaag
ik ben gelukkig zonder jou
ik ben heel dom gelukkig
op een ingestorte halte,
vandaag.







