woensdag 2 juli 2025

De laatste loodjes


 


De school wordt grondig verbouwd. Overal lawaai, bouwvakkers. Lokalen die gestript zijn.

Tien docenten van diverse vakken zitten bij elkaar in een oefenruimte voor het bakken van taarten en koekjes. Op het programma staat de rapportvergadering. Tweede en derde klas.

Buiten is het gruwelijk heet. Binnen staat de airco te blazen. De docenten bespreken de warmte- problemen die ze thuis ervaren. Plakkerig.

 Eén voor één worden de leerlingen besproken. Ook de motivatie en het gedrag komt aan de orde. De meesten worden bevorderd, een enkeling blijft zitten. Zitten blijven heeft nooit de voorkeur van de docenten. De mentor vraagt bij een meisje een stemming aan. We moeten individueel onze keuze laten weten: zitten blijven of doorgaan met het risico op een te grote achterstand. Er is een regelement en dat zegt : met twee keer een vier  geen overgang. Toch wordt ons om een stemming gevraagd. Het meisje blijft zitten. Zielig, maar het is niet anders.

 Een rapportvergadering heeft een formeel karakter. Er wordt tempo gemaakt. We zijn snel klaar.

Ik spreek de docent tekenen. Hij is ook beeldhouwer. Heeft een mooi beeld van een meisje gemaakt met grote laarzen, dat bij Edam op een dijk staat. Ik laat mijn eigen tekeningen zien. Hij is onder de indruk. Hij is gelukkig met zijn beeld Veenus, maar nog gelukkiger met het feit dat zijn geliefde weer beter is.

 Buiten. De zon brandt hard. De hoogste stand is aangezet. Ik spreek een bouwvakker. ‘Ja,’ zegt hij, ‘op de steiger is het wel heel warm mijnheer.’ Hij moet de nieuwe klimaatbeheersing ophangen en eerst dikke gaten boren in de schoolmuur.

Op het station zie ik  een paar leerlingen met hun fatbikes. Ze spreken me aan.  Ze gaan met de fiets naar Castricum. Best pittige gasten in de klas. Ik zeg dat we hun rapporten hebben besproken. Ze zeggen niets te vrezen. Ze willen instappen, maar de conducteur doet moeilijk. Ze moeten er weer uit. Luid protesterend.

 De schatjes. Nu moeten ze fietsen, maar ja, ze zijn sterk en ik ben trots op ze.

donderdag 26 juni 2025

GVB Administratie

 


GVB administratie

Het GVB staat voor Gemeentelijk Vervoer Bedrijf. Een heel oud bedrijf met een echte Amsterdamse cultuur, hoewel de meeste bestuurders van de trams innmiddels in Almere en Purmerend wonen. Rond het millennium trad ik in dienst en werd ambtenaar, commies B.

De jongeman met krulletjes en een studentikoos brilletje, wees mij op mijn nieuwe werkplek. Ik zag een bureautje bedolven door papier en rommel. Daarachter school een piepklein verstoft computertje dat misschien al een jaar niet was gebruikt. Onder het bureau lag een stapel vieze borden en kopjes. Ik begon direct met opruimen. Mijn werkplek grensde aan het bureau van een piepkleine secretaresse die de opdracht had om data van formulieren over te tikken. Ze deed het zonder klagen. Haar bureau is volgebouwd met een spiegel en knuffelbeesten. De secretaresse was vaak nogal uitdagend gekleed, viel me op. Ze was wel aardig en ze keek soms heel verdrietig en vermoeid.

We zaten in een enorm grote kamer met ongeveer 15 bureaus. De omlijsting van de stoffige ramen waren donkerbruine balken. Er speelde doorlopend een jengelende radio. Het was de tijd van de milleniumbug. Shania Twain zong: That don’t impress me much. De jonge vrouw tegenover me steekt haar rode nagels uit. ‘Kijk eens nieuw kleurtje!’ kirt ze. ‘A. vindt ze ook mooi!’  Ik knik schaapachtig terwijl ik een stap paperassen bestudeerde die ik moest optellen of zo.

Plotseling werd de afdeling stil. De dikke man die achterin zat, die met de vissenogen, hield een formulier omhoog. Hij moest controleren voor het werk van de medewerkers in het systeem verdween. ‘Welke lul hep dit gedaon?’ riep hij hard. Iedereen zweeg. Maar een andere medewerker krijste terug: ‘Wil je geen woorden in de mond nemen die je in de hand moet houden?’

Zelf hield de medewerker zich bezig tijdens werktijd met de handel in aandelen. Hij deed dit met medewerking van zijn vrouw. Hij belde haar en als ze het niet goed deed, riep hij hoorbaar: ‘Wat ben je aan het doen, zuignap?’

De studentikoze leidinggevende kondigde aan dat hij met vakantie ging. De week daarna zochten we een stuk voor de verwerking van de data. Iemand zei dat het in de kast van de baas moest liggen. We vonden een sleutel en openden de deur. Er schoof een lawine aan opgeopende brieven naar buiten.

Het leek de dames van de afdeling leuk om sushi te maken op de afdeling. De chef gaf altijd het goede voorbeeld door in de week voor kerst zijn fonduepan mee te nemen. Op de vensterbank stond de koffiepot eeuwig te pruttelen. Dat mocht niet, maar we deden het toch. Op een dag lagen er formulieren te dobberen in de koffiedrab, want hij had gelekt.

De dames die aan mijn blok zaten, schaamden zich nergens voor. Op een warme middag bespraken zij wanneer en hoe ze hun hoogtepunten beleefden. ‘Ik kom heel moeilijk,’ zei de secretaresse. De kleding werd ook steeds schaarser. Een gast die ik aan mijn tafel uitnodigde zette grote ogen op: ’Sjeezus Sjoerd, waar zit jij naast?’

Als het betaaldag was, werd het spannend. Ik nam op: ‘U heeft een probleem,’ zei een donkere stem, zonder zich voor te stellen. Ik had veel te maken met ene J. een werkleider op de afdeling metro. Hij begreep meestal niet waar mijn vraag over ging. Hij keek depressief.

Ons raam keek uit op de Prins Hendrikkade. Achter me zat een jonge vrouw die zich nogal ouwelijk en tuttig kleedde. Ze had een vent bij het bedrijf die minstens 30 jaar ouder was. Nou ja, als ze maar gelukkig was. Ze deed naar en zelfs agressief tegen me. Bedreigen was normaal van uit het personeel naar ons. ‘Ik neem straks Clyde mee,’ zei een bestuurder door de telefoon. “En dan kom ik naar je blauwe ogen kijken.’  

Een collega stelde  voor om onze open deur te blokkeren met een lage kast. Dat leek de chef een goed plan. Rechts van mij waren de postvakjes. Ik wierp er zaken die volgens mij onoplosbaar waren en waar ik al heel veel tijd in had gestoken om erachter te komen wat ik er mee moest.

Op een dag kwam de chef van de chef op de afdeling. Met plechtige en driftige stem zei hij dat hij de secretaresse liet overplaatsen omdat ze niet op de juiste manier haar particuliere ziektekostenverzekering had opgegeven. Volgens hem fraude. Ik twijfel daar tot op de dag van vandaag aan. Ik denk niet dat de secretaresse daar toe in staat was. Ik nam af en toe jus d’orange voor haar mee, die ik kocht bij een bakkerij op de Nieuwmarkt. Ze zag zo bleek en vaal. Ik had met haar  te doen.

Een man hield me even tegen terwijl ik onderweg was naar de gefabriekte balie. ‘Je moet even kijken naar mijn nieuwe huis.’ Hij vouwde een kaart uit waarop hij aan het tekenen was. Dat dit tijdens werktijd was, was me al vaker opgevallen. ‘Hier komt de douche,’wees hij en ‘hier de trap.’  Ik knikte en zorgde snel dat ik wegkwam.  

Er belde een man waar ik stiekem om moest lachen. Hij had het steeds over de slipjes, in plaats van over de loonstroken.

Als het payday was, ontplofte de telefoon. Dan gingen er minstens vijf lampen op mijn toestel branden. Soms, voor dat de balie er was, stonden er soms mensen naast mijn bureau.

De chef nam nog twee jonge meiden aan. De ene was een Braziliaanse, erg mooi, maar erg lui en de ander was blond en knap. Ze maakte zeker tien keer per dag de grap: ’Je hebt kleine beren, grote beren en masturberen.’ 

Ik maakte soms een wandeling door het gebouw om aan de heftige werkdruk te ontsnappen.Ergens beneden zat een boekhouder met zijn benen op tafel. Soms moest ik naar hem toe om een voorschot rechtstreeks te laten boeken. Hij keek dan echt misdadig of ik een verkeerd voorstel deed. In het gebouw waren veel deuren. Achter die deuren onzichtbare medewerkers. Sommigen wandelden graag met papier onder hun arm op de gangen. Ook een functionaris bij ons op de afdeling deed dat. Zijn vrouw was bij het bedrijf integriteitsfunctionaris. Maar op een ochtend zag ik zijn grote hand toch echt op de mooie strakke billen van de Braziliaanse rusten.

De chef bleek toch erg lief te zijn. Hij vertelde hoe hij gehuild had toen ereen hond onder zijn bus kwam. Hij was voorheen chauffeur. Op een middag voor kerst, toen het zachtjes sneeuwde kwam er een telefoontje van een mevrouw die geen geld had ontvangen. Daar bleek zij wel recht op te hebben. Niemand kon haar helpen, iedereen was weg. De chef wist geld uit een kluis te kletsen bij een achtergebleven functionaris. Een prima actie.

Ik kreeg een vreemde brief in handen. Waarschijnlijk niet voor mij bedoeld. Een veroordeelde medewerker werd weer in dienst genomen. Hij had een vakantiehuis in Italië en voor de verbouwing daarvan had hij spullen uit het metrodepot meegenomen, onder andere een armleuning, zoals die in de metrogangen zitten. Uit de muur geschroefd.

 

 

Soms gingen we met de afdeling tussen de middag saotosoep eten op de Zeedijk. Dat duurde natuurlijk veel langer dan een half uur, maar niemand die dat een probleem vond. Je krijgt je poen toch op je rekening? Amsterdamse humor: ik kwam eens  binnen met een overhemd met ruitjes toen iemand zei: ‘Ga je glazen wassen?’

Toen ik pas binnen het bedrijf was, hebben we een zeker mijnheer Vos met overlijden gemeld. Dat was de verkeerde mijnheer Vos. ‘Dat is die dooie!’ riep de oudste medewerker. Na twee jaar raar en onfatsoenlijk gedrag te hebben getolereerd stortte ik in. Ik diende mijn ontslag in. Het was teveel geweest. Uit schaamte heb ik hier 25 jaar lang over gezwegen.

Leesplezier!

 




Lang geleden. Mijn vader zit naast me en haalt een oud boek uit de kast. ‘Dit is Dik Trom,’ zegt hij. Hij sloeg het open en las een stukje voor. Het ging over een dik, stout jongetje.Op het plaatje zat het kereltje achterstevoren op een ezeltje.

Ik was wel nieuwsgierig naar de ervaringen en probeerde op school zo goed mogelijk de les te volgen. Thuis oefende ik ook op de letters. Tot  verbazing van mijn moeder kon ik al heel snel lezen.

Ze nam me mee naar een boekwinkel. Ze gaf me een boekje dat: In de soete suikerbol heette. Het ging over een bakker die een oliebol moest bakken voor een koning. Als ik het uithad, mocht ik een nieuw deeltje uitzoeken.

Mijn ouders waren, zonder dat ze zich er echt bewust van waren, ambassadeurs van het lezen voor de kinderen. Ze sleepten boeken aan die ze zelf gelezen hadden. Ze lazen voor en mijn vader viel dan vaak in slaap tijdens het lezen.

Maar hoe dan ook, het lezen werd een prettige, leuke belevenis. Daarom ben ik ook op latere leeftijd een lezer gebleven. Omdat het plezierig was en bleef.

Nu we in een tijd van ontlezing leven, wil ik dan ook de nadruk leggen op het plezier van lezen voor leerlingen in de klas. Als ze er plezier aan beleven, gaan ze misschien zelf eens een boek pakken. Een boek dat bij ze past, bij hun leeftijd, hun wereld, hun overtuiging.

Ik wil de verplichte leeslijst niet helemaal afschaffen. Die vind ik belangrijk voor cultuuroverdracht. We kunnen vertellen over boeken, moeilijke boeken van nu en die van gister of van lang geleden. We kunnen er stukken uit lezen of voorlezen, maar we moeten oppassen dat we onze lezers niet kwijtraken.

zaterdag 3 mei 2025

Engeltje

 

 



 

Ooit heb ik meegedaan aan het project  namen en nummers. Dit is een herdenkingsprogramma voor holocaustslachtoffers. Je kunt het vinden op www.namenennummers.nl.  Ik schilderde een bordje voor een meisje uit de gemeente Alkmaar. Zij heette Engeltje en is met haar familie in 1943 weggevoerd naar kamp Sobibor en daar op de dag van aankomst vermoord.

Engeltje woonde in een rustige straat in het centrum van Alkmaar. Voor de deur liggen nu vijf herdenkingsstenen. Eentje voor haar vader en eentje haar moeder, een voor haar zelf en twee voor haar broers.

Ik heb ter herinnering een gedicht  over de familie geschreven dat ik hieronder zal plaatsen.

Toen de bel ging

Vader maakte het konijnenhok schoon,

moeder haalde Jacob uit bed.

Hij was haar jongste zoon,

de oudste zoon deed net,   

of hij een vliegtuig was,

met zijn armen uit elkaar.

En Engeltje zocht in haar tas,

een kam voor haar blonde haar.

Toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

Een hand in leer,

een hoed, een mijnheer,

toen de bel ging

en ging en nog eens ging en ging.

 

En het konijn zat in het gras,

moeder gaf Jacob een schone broek

en deed daarna de was.

De oudste zoon krijste een vloek,

want hij stortte op de vloer

en Engeltje deed een speldje

in haar haar en lachte even stoer.

 

Toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

Een hand in leer,

een hoed, een mijnheer,

toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

 

Het konijn stak zijn oren in de lucht,

moeder hield haar adem in,

slaakte daarna  een diepe zucht,

de oudste zoon kroop als een spin.

Jacob kreeg een extra deken om,

vader is stil blijven staan,

vluchten dacht hij: dat is dom

en Engeltje heeft rustig haar jasje aangedaan.

 

Toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

Een hand in leer

een hoed, een mijnheer,

toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

 

Engeltje, waar ben je gebleven?

Je was pas elf toen je verdween   

en de sporen van je jonge leven

zijn alleen nog zichtbaar in een steen. 

Ik kijk door de ramen

en daar in de tuin bij de fontein,

huppelt een jochie samen ,

met een ander lief konijn.

 

zaterdag 26 april 2025

Mijn trouwdag

 

 


Trouwdag,  27 april 2010

 

Op 27 april 2010 sloten we ons huwelijk in het kerkje van Groet. We kenden elkaar toen drie jaar en het waren drie jaren met een lach en een traan. Daarom dacht ik dat het misschien een goed idee zou zijn om een mooi feestje te gaan vieren. Omdat we voor de grap vaak tegen elkaar zeiden: ‘later als we groot zijn, gaan we trouwen’, gaf ik Anja op Valentijnsdag, 14 februari 2009, een kaart waarop stond: ‘zullen we volgend jaar groot zijn?’

Ik hoefde niet lang te wachten op een antwoord. En ruim een jaar later was het zover. Ik koos voor 27 april aan de hand van een heiligenkalender. Op die dag stierf de heilige Luca. Ik ben in het geheel niet rooms, maar het verhaal van Luca die streed voor de armen, sprak me aan. We besloten ook naar Toscane te gaan na de bruiloft, naar het dorpje waar Luca vandaan kwam.

 

Het was een stralende, zonnige dag. Nog wel fris, maar de lucht was blauw. Zoals het hoort op een trouwdag. In alle vroegte verliet ik het huis om in mijn kostuum te worden geholpen. Het was de laatste keer dat ik een pak droeg, besef ik nu. Mijn moeder hielp me met de verschillende onderdelen. De stropdas, het hemd, de knopen. Ga er maar aan staan. Mijn lief werd op hetzelfde moment in haar oogverblindende witte jurk geholpen.

Mijn vader haalde het bruidsboeket op bij de bloemist. Maar terwijl hij dit deed, probeerden twee mannen op een scooter de naastgelegen ING bank te beroven. En terwijl hij stond te wachten op het boeket, werd hij onder schot gehouden met de armen in de lucht. De bloemist was ook erg van slag door dit gebeuren en daarom hing er één bloem enigszins half buiten het boeket. Op de trouwfoto’s is dit goed te zien.

Toch stapten we opgelucht in de witte, open kever en lieten ons als filmsterren fotograferen. In de Hekelstraat en op het Kooltuintje. Dit grenst aan de beruchte Achterdam en daarom zijn op sommige foto’s rode gordijnen van de dames te zien.

Door naar het strand van Egmond. Wind in de haren. Andere schoenen aan. Naar de branding. We werden omringd door Duitse toeristen die ons fotografeerden.

Op een zeker moment kwam er een bekende Egmonder met een donker paard aan. Het paard hapte naar het toch al gehavende boeket. ‘Dat vindt hij lekker!’ riep de fotograaf.

Op onze tocht werden we vergezeld door mijn nichtje Isa, ze was toen zes jaar en droeg een wit jurkje.

De reis ging verder naar het dorpje Groet voor de ceremonie  in het Witte Kerkje. We zijn getrouwd voor de gemeente Bergen. Die heeft nog meer aan ons verdiend door een flitspaal die langs de weg van Schoorl naar Bergen stond. Veel van onze gasten zijn daar al voortijdig op de foto gegaan.

Om een uur of een gaven we het ‘ja-woord’. Dat was uiteraard een ontroerend moment.

De trouwerij die ik eerst in mijn hoofd had, was klein. Het werd echter steeds groter, compleet met pak, feest en bruidstaart. Die taart werd tijdens de middag niet naar restaurant de Bokkesprong gebracht, maar naar een kerkje in Bergen aan Zee. Er gaat weleens iets niet zo als gepland. Toch kwam het gebak uiteindelijk weer op de juiste plek.

Na de plechtigheid vertrokken we naar restaurant de Bokkesprong  in Groet. Wij uiteraard in onze luxe Kever. Het gezelschap over een duinpad met mul zand naar het dorp. Niet geschikt voor nette schoenen eigenlijk.

Die avond hebben we daar van een diner genoten.

Nu heeft de dag, de 27e april, een koningsdagkleur. De roodwitblauwe vlaggen hangen dan uit en ik heb altijd het gevoel dat ze ook voor ons uithangen. Het geluk van die dag is altijd in ons huwelijk gebleven.




maandag 3 maart 2025

Het Oranjehotel in Scheveningen

 



Het Oranjehotel

 In Scheveningen staat een gevangenis. De bijnaam van deze gevangenis is: het Oranjehotel.  In de Tweede Wereldoorlog werden hier door de Duitse bezetter verzetsmensen, Joden en communisten opgesloten en gemarteld.

 

We schuifelen door de gang van de gevangenis. Langs de oude Duitse kruizen van de executieplek.

De meeste deuren van de strafinrichting  zijn dicht. Door een luikje kun je naar binnen kijken.              

Het zijn kleine hokken, van beton. Hoge lichtvensters, traliewerk.

Het drama is weggestuct. Geen teksten meer te zien. Glanzende witte muren.

De artiest Drs. P. zat hier ook. Had een onschuldige grap over Hitler gemaakt.

Extreemrechtsen hebben moeite met geintjes.

Cel 601 is nog zoals het was. De originele cel.

Een bed, een tafeltje. Op dat bed mocht de terdoodveroordeelde niet zitten. Aan het tafeltje

mocht hij een afscheidsbrief  aan de familie schrijven.

Hoe lang kun je wachten op je eigen dood?

De wanhoop klopt op de muur.

In de ochtend zijn er harde stemmen gekomen.

De veroordeelde wakker geslagen. Door de gang geschopt.

Naar het poortje.

Het poortje dat er nog is. Een groene poort.

De poort is de toegang naar de dood. Naar de Waalsdorpervlakte, de executieplaats in de duinen.

Dit alles is zo afschuwelijk en onrechtvaardig dat het schrijven erover bemoeilijkt wordt.

Toch wil ik dit naar buiten brengen. Tegen onrecht, tegen ongenuanceerd denken,

tegen humorloosheid.

Als je voor de poort staat en je draait een kwartslag naar rechts, kijk je naar de duinen, naar de zee, 

naar de oneindige wolken, de horizon, waar vrijheid en liefde spiegelen boven het water.  

 

Februari 2025









woensdag 1 januari 2025

Wereldkerstcircus Carré

 

 

 

                                                     Wereldkerstcircus Carre 30-12-2024  

Gelukkig nieuwjaar, u allen! 

De wind rukt hier, zo dicht bij de kust, nog wild aan de bomen. Regen erbij. Buiten bleek er nog weinig te zien te zijn van een vuurwerkfeest of van de lasershow. Hier en daar een leeg raketje, meer niet. Ook van de ontplofte auto was niets te zien.

Twee dagen geleden waren we in het Kerstcircus in Carré.  Het theater was omgetoverd in een circuspiste. Bij het betreden rook je de geur van stallen en paarden. Het podium was rond en we zaten waar normaal gesproken de artiesten staan. We keken dus in de richting van het publiek dat tot op grote hoogte op de rode stoelen zit. Vreemd genoeg  is de afstand van het podium tot de ingang van het theater niet heel erg groot.

De show bestaat uit artiesten van over de hele wereld, maar het Chinees Staatscircus is wel hofleverancier. De artiesten hebben hun dieren thuis gelaten. Er zijn geen beren, tijgers, olifanten en zelfs geen hondjes. Alleen paarden die duidelijk zichtbaar een klontje lekkers krijgen. Er rijdt niemand op de paarden.

Dit circus moderne stijl heeft zich ontwikkeld tot een circus met recordhouders gevaarlijke kunsten. Dachten we dat de messenwerper – die ook thuisgebleven is- gevaarlijk was, dan zien we nu hoe het nog beter kan: de artiesten hoppen bijvoorbeeld met hun hoofd naar beneden op twintig meter hoogte van het ene paaltje naar het andere. Komt dat zien.

Of ze hebben een artieste aan een draad tussen hun tanden – wat voor gebit moet je daarvoor hebben?-  of ze doen aan het paaldansen voor gevorderden. Daarbij hangen ze horizontaal aan een rubberen paal. Probeer dit niet thuis.

Tussen dit wagen van je leven – driemaal daags een show-  loopt een clown, zonder rode neus en flapschoenen. Ook de clown is meegegroeid en aangepast aan de maatschappelijke norm. Hij ziet er beslist niet eng uit. Hij is lekker brutaal zoals het hoort en slaagt erin drie keer een salto te maken, achterover, op een touw dat een meter of twee boven de grond hangt.

Aan het gezelschap is een buikspreekact toegevoegd. Ik dacht werkelijk dat zo’n artiest met de dwergen en de vrouw met de drie borsten in het museum was geplaatst, maar er bleek er nog een te zijn en hij voerde een traditionele act op, met een pop die natuurlijk dom en eigenwijs is. Daarna liet hij de mensen ook nog lachen door een spel met drie mensen uit het publiek. Leuk.

Was dit circus vernieuwend? Ja en nee. De nadruk ligt in dit circus op hogeschoolacrobatiek, topsport, maar in wezen is dat niet nieuw.

Dat hoeft ook niet, want het vaak piepjonge publiek weet precies waar het voor komt: een middag gezelligheid met spektakel. En gezellig was in dit oeroude theater met het rode pluche, de prachtige zaal en de vrolijke mensen die mogen praten tijdens de voorstelling en hun handen stuk klappen.

En ik zelf ben ook een genieter. Ik probeer niet te kijken als een kritische bezoeker, maar me mee te laten slepen in de beleving. In een sprookje.

We hebben wat foto’s gemaakt die toch nooit het gevoel van de ervaring kunnen weergeven. Een foto is een realistische weergave van een heel klein moment.

Nee, daarvoor zul je toch zelf een plek moeten reserveren voor dit circus. Ik kan het je aanbevelen. Durf te dromen!