donderdag 19 maart 2009

De korstjes




‘Suzanne,’ zei moeder. ‘Eet je ook je korstjes op. Dat is ook brood.’
Ze zaten aan de ontbijttafel en het was als elke dag: Suzanne wilde
haar korstjes niet opeten. ‘Toe lieverd, anders kun je later niet fluiten!’
‘Ik wil helemaal niet fluiten,’ zei ze als elke morgen. ‘Ik ben geen vogel!’
‘Maar je wilt wel groot worden, nou, dan moet je je brood helemaal opeten!’
‘Ik wil niet groot worden!’
‘De vogeltjes eten het allemaal op, daarom kunnen ze zo mooi zingen. Weet je wat, we hebben nog wel oud brood, zullen we dat samen in het vogelhuisje gaan leggen?’
‘Dat is goed!’ zei Suzanne en ze hoopte stiekem dat moeder dan niet meer zou zeuren over die vieze korstjes. Ze wandelden met het oude brood naar het huisje in de achtertuin. Plechtig legde Suzanne de stukjes op de plank.
‘Voor jullie, vogeltjes!’ riep ze blij en ze klapte in haar handjes.
‘SSsstt,’ zei moeder. ‘Anders schrikken ze!’
Ze wandelden terug en bleven voor het raam staan kijken. Er was nog geen vogeltje te bekennen.
De volgende dag, na het ontbijt liepen ze weer samen naar het huisje.
Mama zag direct dat het zachte brood weg was en de korstjes er nog lagen. ‘Mama!’ wees Suzanne. ‘De korstjes liggen er nog!’ Dat zijn vast kindervogeltjes geweest, die ook niet van korstjes houden.’
‘Ja, ja,’ zei mama zacht. Maar ze dacht: ‘Nee, het zijn grote vogels, die net als mensenkinderen niet van korstjes houden, de verwende krengen!’
Toen hoorden ze de vogels fluiten.
‘Ze hebben hun buikje vol,’ zei mama.
‘Maar niet met korstjes,’ zei Suzanne.
En voortaan hoefde Suzanne geen korstjes meer op te eten van haar moeder.

zondag 1 maart 2009

De nachtegaal



In een ver verleden leefde er eens een eenzame schoenmaker. De schoenmaker heette Kurt, net zoals zijn vader en diens vader. Kurt was een bijzondere man. Hij had altijd aandacht voor iedereen en maakte grapjes met de klanten. De klanten vonden hem erg leuk, maar raar, want weet je wat hij hen vertelde ? Hij vertelde hen, dat hij aan ieder meisje met rood haar, vroeg of ze met hem wilde trouwen.
En dat wilden ze nooit, want ze vonden dat hij vreemde dingen zei. Hij zei: 'Ik
praat met de bomen en de vogels zijn mijn grootste vrienden..' En als de meisjes
dan : ' Nee, dank je..' hadden gezegd, dan plantte hij voor elke 'nee' een heel klein
boompje. En zo deed hij dat, jaar in, jaar uit. Tot er een heel bos om hem heen
was gegroeid. Daar zat hij, in zijn nieuwe houten huis, op de veranda.
Het was een zondag. Er waren geen klanten.
Er waren wel een heleboel vogels, eekhoorns, vossen, egels en konijnen. Hij en
de dieren waren onafscheidelijk geworden. " Jullie zijn mijn kinderen.." zei de
schoenmaker en hij streek door zijn grijs geworden haar. " Wij zijn jou erg dankbaar, "
zongen de vogels. En ze stegen plots op. De schoenmaker keek hen na.
" Wij zijn jou erg dankbaar dat jij een bos en een thuis voor ons hebt gemaakt.."
De schoenmaker liet een traan. " Daarom hebben wij voor jou iets gezocht.."
Het bos hield zijn adem in. " Het is een nachtegaal en we hopen dat je haar kunt
waarderen.." De nachtegaal sprak: " Dag Kurt, ik kom uit Milaan..dat is heel ver weg.."
Zij hipte op zijn schouder en vanaf dat moment was Kurt niet meer eenzaam. Hij
lapte zijn schoenen, terwijl de vogel naast hem zat.
" Dat is mijn echtgenote," zei hij tegen de klanten. " Wat is ze mooi niet..? En
's avonds zingt ze voor me.."
En de klanten wezen, buiten zijn zicht, op hun voorhoofd. Maar ja, schoenmaken..?
Er was geen betere en geen goedkopere..!


zondag 22 februari 2009

Trouwen


Verleden week mijn vriendin ten huwelijk gevraagd.

We zeiden altijd: Later als we groot zijn gaan we trouwen... Nu had ik haar een kaartje gegeven

met de tekst: zullen we volgend jaar groot zijn?

Het wordt in april 2010. We hebben de dag van een heilige uitgezocht.

Ik ben heel blij! (Niet dat ik bang was dat ze 'nee' zou zeggen hoor!)

In de hoerenbuurt

Dus je doet het voor een geeltje ? Ja, een half uur als jij het verhaal van het zwarte schaapje vertelt. Goed okay. Er was eens een zwart schaapje in een hele witte familie en dat zwarte schaapje ging over de dam. Hij had een donkere zonnebril opgezet en een valse snor opgeplakt. Maar dat stond niet en iedereen zei dat het niet echt was. Een dame riep: Ach kijk, dat arme schaap. Nou, zo arm was dat schaap toen nog niet. Toen bezat hij de erfenis namelijk nog. Maar goed, hij ging over de dam en daar ergens linksaf en toen kwam hij op de wallen. En daar zag hij allemaal meisjes achter grote ramen staan. Wat doen die daar ? vroeg het zwarte schaapje zich af want hij had alleen maar meisjes in het weiland gezien. Boerinnetjes met dikke kleren aan en deze meisjes hadden helemaal niks an. En dat vond het zwarte schaap erg zielig. Hij ging zo'n huis binnen en de vrouw begon direkt te gillen. Bah ! een vies beest, riep ze. Ga weg ! Maar het zwarte schaap zei: Toe scheer wat van mijn rug, kun je wat warms van breien, en dat vond de vrouw erg aardig en ze scheerde met een ladyshave wat wol en breide zich een bontje. Weldra hadden alle meisjes zo'n zwart kleedje en had niemand het meer koud. Het zwarte schaap had het intussen wel koud, want hij was z'n vacht kwijtgeraakt. Hij was te vrijgevig geweest ! Kaalgeplukt als hij was kocht hij zich een nieuwe jas: van een (ggd)dokter. Toch was die jas veels te koud, hij kreeg een longontsteking en stierf heel eenzaam aan de gracht. Heel mooi verhaal, zo ontroerend dat iemand alles wat hij heeft afstaat!

dinsdag 20 januari 2009

link naar Alkmaar Anders

De link naar de Alkmaar Anders avond is: http://www.youtube.com/watch?v=-IeP1KWmP8E&feature=channel_page


Tijdens Alkmaar Anders werden er gedichten voorgedragen en was er muziek en beeldende
kunst.

zondag 18 januari 2009

Egmond de halve marathon 11 januari 2009



Ik doe mee aan de halve marathon van Egmond. Een tocht van 21 kilometer. Het is 11 januari,
12.55 precies. Het startschot klinkt...

Het eerste rondje door ’t dorp Egmond is nog feestelijk. Egmond staat massaal op straat,
om de twaalfduizend hardlopers, deze zondag aan te moedigen. Op mijn borst is, met behulp van een baby veiligheidsspeld, het startnummer bevestigd. Boven het startnummer staat
mijn naam: Sjoerd. Dat levert geluiden op van de toeschouwers. “Kom op Sjoerd, je kan het!”
Vanaf een flatgebouw wordt mijn naam gescandeerd.
We zien ook een man lopen met Sonja op zijn borst en vragen ons af wat er gebeurd is.
Omgebouwd? Wat zal deze man voor commentaren krijgen?
Het eerste rondje door ’t dorp, gaat nog gemoedelijk. Ik heb een windvrije muts op, een
zogenaamde ‘windstopper’, een telefoon in mijn zak, en een horloge met stopwatch functie.
Vooral het eerste rondje wil ik via de timer kunnen volgen, zodat ik zeker weet dat ik niet te hard weg ga. Maar na een paar meter blijkt dat idee al niet meer te kloppen: door al die
andere hardlopers met hun horloges, werkt de stopwatch niet. Ik ben dus aangewezen op mijn gevoel en ik weet dat dat soms niet klopt, dan loop je, zonder dat je het merkt, te hard, en ga je later ‘stuk’. Lopen in zo’n grote groep is toch al moeilijk. Voortdurend zijn er tempowisselingen en dat kost energie.
Het eerste rondje gaat goed, nergens last van. Gewoon lekker. Dan draaien we naar links, het strand op. Ik voel een ijzige, snijdende wind en kijk even niet vrolijk. De wind is bovendien
hard en rukt aan mijn startnummer, zodanig dat het zelfs losscheurt.
Voor me uit zie ik een lang lint, dat aan de horizon verdwijnt. De stemmen van de deelnemers
vallen stil. Het zand is namelijk zacht, en we zakken erin weg. Dit is erg! Door de harde wind en het zand komen we nauwelijks vooruit. We lopen in groepjes, dicht bij elkaar. De zee is
rustig, maar we hebben geen tijd er eens leuk naar te gaan kijken.
Langs het strand rijden de reddingsdiensten en het Rode Kruis en zelfs de Landmacht. We
stappen voort, zwaar ademend en met enige zorg: dit stuk kost teveel energie, hoewel we straks de wind in de rug hebben, zal het niet meevallen, zo dadelijk, in de duinen.
Eindeloos is de weg over het strand. We krijgen een drankje aangeboden en werpen de bekertjes in het zand. Hoewel het ijskoud is, is tegelijk, de verdamping wel groot. Ik merk dat ik toch warm aan begin te lopen.
Eindelijk, eindelijk, zie ik de lijn lopers naar links afbuigen. Ik voel nog niks, behalve dan warmte en kou tegelijk. Bij de strandopgang Castricum staan heel wat mensen, dik aangekleed, op ons te wachten. Ook vrijwilligers, hulde voor de vrijwilligers!! Ik hoor de
speaker opmerkingen maken.
We ploeteren de heuvel op en komen hijgend boven. Ik kijk achterom, er is nog een lang lint achter mij. Ik zat in startvak J, het voorlaatste vak. Er staan borden met de tijdmeting, maar die begrijp ik niet. Het zal wel. Ik kijk op mijn horloge, het loopt tegen twee uur. Aan mijn schoenveter zit een chip.
We storten ons de duinen in. Konijnen, vossen, en andere duinbewoners zijn al gevlucht voor
het gestamp en gehijg van de zwetende gekken. Voor me loopt een man in een luchtig
Hawai hemd en een kort broekje. Naast me meldt iemand, per telefoon, dat hij er mee op gaat houden. Een mevrouw achter me maakt melding van ‘anti- peristaltische bewegingen’ en
loopt naar de bosjes om de maaginhoud te legen.
Ik zie mensen wandelen en vertwijfeld naar adem snakken. Mijn probleem zijn de bovenbeen
spieren. Ze doen pijn en ze zijn hard en ze willen eigenlijk niet meer. Nog drie kilometer..
ik wandel een stukje, om de pijn te verlichten, dribbel verder…maar het gaat niet meer over..
de pijn blijft. Het is geen kwestie van geen lucht meer hebben, maar van verzuring die toeslaat. Natuurlijk heb ik voor deze tocht vele kilometers gemaakt, en ook uren achter elkaar, en dat was geen probleem. Jammer, maar als ik er maar kom. Ik ga de Bloedweg op en
sleep me echt naar de finish. De speaker grijpt mijn naam aan om een vergelijking te leggen
met Sjoerd Huisman, de marathonschaatser op natuurijs. Ik hoor dat wel, maar zie de tijd
niet. Zo vermoeid ben ik. Achter het hek ontwaar ik Anja, mijn trotse geliefde, die met een
roos staat te wachten. Geweldig natuurlijk, maar ik kan niet bij haar. We wisselen enige
woorden, iemand hangt een medaille om mijn nek en ik pak een drankflesje aan. Ik heb een
ongelofelijke dorst en blijk later anderhalf kilo af te zijn gevallen! Ik had dus meer vocht mee
moeten nemen, is de les, zelfs in de kou.
Het gaat al snel weer beter. We lopen naar een hotel, waar we onze fietsen hebben geparkeerd
en fietsen negen kilometer terug. Ik zie dat andere deelnemers bijna de auto ingeduwd moeten
worden, en ze zien er niet gezond uit. Door het fietsen heb ik, denk ik, weinig last van spierpijn, op maandag was het een beetje gevoelig en op dinsdag merkte ik niets meer.
Het was een gezellige tocht in de vrieskou, vooral de aanmoedigingen en het enthousiasme van het publiek blijven me bij.
En het stimuleert ook als je geliefde met een roos aan de finish staat. Dat helpt echt!

Sjoerd van Berkel
met speciale dank aan alle vrijwilligers die de 11e januari uren in de kou stonden

donderdag 8 januari 2009

Rond de jaarwisseling


Het blijft maar koud in het land. Vanmorgen moesten we de auto uitkrabben. Wonderlijk hoe de natuur in staat is, in een nacht een dikke, witte laag op het glas te maken. En het zat zelfs aan de binnenkant van de ramen. Ik was bang dat de handrem ook bevroren zou zijn of dat de rem het niet meer zou doen. Daar stonden we dan te krabben, het was eigenlijk meer hakken. Ik dacht
dat het nooit meer koud zou worden, in het land. Er waren tot voor kort kinderen, die nog nooit
natuurijs hadden gezien en er ook vanuit gingen, dat dat nooit zou gebeuren. Toch blijft het ijs dun en de berichten over schaatsers die een ijsduik hebben genomen, blijven de krantenpagina's vullen. Een man uit Woerden, is uiteindelijk wel gevonden. Het leven is kwetsbaar en ik ben ook weleens bang dat een geliefde, een vriend, of een familielid in een wak rijdt, van de weg glijdt, door een bliksemstraal wordt getroffen, of meegenomen wordt door de woeste arm van de zee.
Maar je moet niet bang zijn en vertrouwen dat het allemaal goed komt. Ik wil zelf ook wel op de ijzers, maar ik heb geen schaatsen in huis. En ik weet niet of ik het wel kan leren. Ik heb lang geleden, pogingen gedaan, maar dat was op oude, verroeste schaatsen. Moet ik de gok wagen en een paar aanschaffen?
Ik blader door mijn aantekeningen. Hoe we oudjaar doorbrachten op de twaalfde verdieping van haar flat te Oegst. Staande voor het raam zagen we een brand, door pappa's verrekijker. we vroegen ons af of we de brandweer moesten bellen, maar deden het niet. We vertrouwden erop
dat anderen dat wel zouden doen. Zo verdrinken ook mensen die in een wak zijn gereden. De
omstanders kijken elkaar aan en doen niets. Na de brand zijn we gaan liggen en tien seconden voor twaalf werden we wakker, tien seconden van rust, toen brak de oorlog uit, die feestelijk vuurwerk wordt genoemd. Ook hierbij vielen vele slachtoffers. Een man verspilde een stuk van zijn kaak, een andere man plaatste een vuurpijl tussen zijn benen en mist nu een paar onderdelen van het mannelijk leven. Op de televisie was tegelijkertijd een happening met Linda de Mol aan de gang, het was zo simpel dat ik het niet begreep. Ze lachten, dansten en deden gek. Het was onschuldig, terwijl buiten, boven de stad, een giftige kruitdamp hing en bushokjes en auto's, in de brand werden gestoken. Ook op hetzelfde moment, vuurden Hamas aanhangers raketten af op Israel, en Israel raketten op Hamas. In ons land liggen we niet zo wakker, van al dat geweld. We zetten onze koek en zopie op het ijs, gieten ons vol brandewijn en daar gaan we
weer. De wereld is ver weg voor ons, alsof we op een eiland wonen, of achter een berg. Ik moet eerlijk bekennen: ik vind die onschuld ook heerlijk. Het hoort bij onze cultuur.
Ondertussen vraag ik me af waar de vogeltjes gebleven zijn, waarvoor ik vetbolletjes heb opgehangen. Ik heb het hele jaar door wel noten en zaden voor ze, en dat is altijd zo op. Ik denk dat ze slimmer zijn dan wij denken en een veilig heenkomen hebben gezocht, want die bolletjes hangen er na een paar dagen nog net zo bij als toen ik ze ophing.
Mijn geliefde wil bij me komen wonen en neemt elke keer een doos met spullen mee. In de gang
staat er nog eentje, niet uitgepakt. We zijn naar de auto verhuur geweest en hebben een bus besteld voor de grotere spullen. In de computer zou nog onze data moeten staan, maar de man achter de balie kon het niet vinden. Diverse postcodes en namen, adressen, we waren niet te vinden. Na de verhuur zijn we naar het beddenpaleis gereden, voor een molton onderlaken.
Anja poogde uit te leggen aan de medewerkster dat ze aan het verhuizen was, maar ze versprak zich en zei iets van: 'ik ben in de overgang..' waarop de medewerkster haar wenkbrauwen fronste.
Iedereen de beste wensen gedaan en handen geschud. In de trein, tijdens het maken van de dagboek notities, mijn muts vergeten en dus een nieuwe moeten aanschaffen. Een echt goed hoofddeksel blijkt toch wat te kosten. Nog meer grote dillema's: wat te doen met al die mooie kerstkaarten en nieuwjaarsgroeten? Zo, in een keer, in het vuilnisvat werpen? Of bewaren, met een elastiekje erom? Moeilijk, moeilijk, moeilijk.