zondag 6 december 2009

De baard



De Baard beleeft zware tijden.
Behalve Fidel Castro heeft vrijwel elke naar succes smachtende man wèl haar, maar beslist niet onder de kin. Op de borst behoort het te groeien.
In het verleden hadden alleen mannen als Mozes en Iwan de Verschrikkelijke een baard. De afkeer van de baard is terug te vinden in de opmerking: “Ik krijg ereen sik van!”
De Vereniging van Baardliefhebbers “In de ban van de ring van de Baard” heeft getracht deze spreuk te veranderen in: “Ik krijg er een staart van!”
En met succes! De Vereniging van Succesvolle Gladde Jongens met een Staart heeft hier wel eens op Het Haagse Binnenhof tegen geprotesteerd.
Uiteraard is elke baard anders.
Je hebt mannen met een beschaafd tuinstedelijk gazonnetje maar ook mannen met een soppig omgeploegd voetbalveldje waarin met moeite twee oogje op te merken zijn. Men heeft het gevoel hier met een echte Baard te spreken.
En het is natuurlijk zo dat allen die willen te kapren varen.. juist!
En het is zo dat mannen met baarden veel intelligenter zijn.
Aan het Technological Institute van Massachusets heeft men ontdekt dat vanuit het baardgewas zogenaamde haropilinen naar de hersenen stromen en deze hebben een stimulerende ruimtelijke werking.
Mannen met Baarden zijn ook trouwlustiger en eten heel graag bananen.
Mannen met baarden zijn ook erg sociaal en de wereld met beslist een betere zijn. Maar sexy zal het wel nooit worden.






Kerst 1979

In november 1979 overleed mijn opa. Er werd besloten toch kerst te vieren met de familie, en behalve dit verhaal over de kauwgom van de kinderen kan ik nog zeggen dat de avond eindigde in een bijzondere soort uitgelatenheid, als reaktie op alles.

De lepeltjes voor het ijsdessert waren weg. De gehele familie raakte in paniek. Hoe kon een complete collectie lepeltjes zoek raken?
Oma wist het ook even niet meer. Het waren haar lepels en het was haar feestje.
Daar werden de kasten doorzocht en daar de laden, en onder het vloerkleed, tussen de banken, achter de gordijnen.
De kleinste kleindochter blies niet begrijpend een kauwgombel.
“Kauwgom!” riep oma. Ze holde naar de keuken en trok het vriesvak van de vriezer open. Daar lagen de lepels te glimmen. “Ik had ze even weggelegd om de kauwgom die er aan zat hard te laten worden ..”
De familie lachte. De kinderen hadden dus de substantie aan de lepels geplakt.
Men slurpte van zijn ijs, want dat was ondertussen gesmolten.

Sjoerd
2002 naar het kerstfeest van 1979 te IJmuiden

Op eenzame hoogte



Zomer. Hij kwam terug van een Atlantische vlucht met een grote, stalen vogel. Hij was niet zomaar een reiziger, nee, hij was de bestuurder, de menner van het vliegapparaat, de piloot. Een eenzaam beroep op eenzame hoogte. Arrogant keek hij neer op de werkende stumpers op de grond. Vanuit het kleine hokje voorin het toestel, had hij mooi zicht op de lappendeken van de aarde. Ze zwaaiden wel eens naar hem, maar hij zwaaide nooit terug. “Ben je gek?” Het idee alleen al!
Deze morgen was hij thuis, in Amsterdam. Alleen. Hij kookte een ei en stapte in bad. Hij liet het badkamerraam een stukje open, want hij hield van de geluiden buiten. Kinderstemmen, fietsbellen. Daarboven hoor je slechts het zoemen van de machine. En de wolken lachen wel, maar zeggen doen ze niks. Ze strelen de vleugels.
Terwijl hij weggleed in het weldadige warme water, fladderde ongemerkt een vlinder, wit als sneeuw, de badkamer binnen, door het open raam.
De vlinder landde op het puntje van de neus van de piloot. Die sloeg naar hem met een handbeweging, maar het beestje vloog tijdig op en landde weer op de neus. Zo herhaalde zich dit een paar keer. Toen zei de vlinder: “Heee .. halloo, ik ben Zouave, ik leef maar één dag en die wil ik met jou doorbrengen..”
“Waarom met mij?” brieste de piloot. “Ik heb maar één dag vrij, morgen ga ik naar Nigeria, ik wil vandaag naar het voetballen kijken en naar mijn moeder..”
“Dan ga ik met je mee..” sprak de vlinder.
“Asteblieft niet, ga weg, ik vlieg toch harder dan jij..”
“Wat heeft dat er mee te maken?” De vlinder was beledigd. “En ik. .ik ben.. veel vrijer dan jij ooit zult zijn met je grote vliegtuig. Ik .. ik . heb heus geen verkeersleider nodig..” De vlinder liet een miniscule traan. De piloot was eventjes ontroerd. Hij aaide met zijn vinger over haar voorhoofd, maar het zeepsop prikte in haar oogjes.
“Het spijt me,” zei hij. “Ik ben nogal ruw. Maar eh …wat wil je precies?”
De vlinder was weer een beetje hersteld en sprak: “Ik wil een baby..” “ Van jou..”
De piloot keek haar aan en lachte toen zo oorverdovend hard dat het radio verkeer van de vliegtuigen in problemen kwam.
“Botterik,” snerpte de vlinder en zij probeerde in zijn neus te bijten, wat niet ging, want die neus was te dik. “Lomperd! Denk je eens in: een baby van ons beiden: snel zal het kind zijn, sneller dan het geluid, maar ook vrijer, vrijer dan de wind..”
Ineens vloog zij op. “ Wat ga je doen?” vroeg de piloot. Zij zei niets, maar vloog naar het raam. Daar zat een zwarte vlinder, een man, en hij wenkte met zijn voelspriet naar haar.
“Het is te laat,” zei ze tegen de piloot. “Ik moet nu met hem mee. Jammer, wij zijn beide hoogvliegers, we hadden een dag kunnen fladderen samen. Dag! Het ga je goed!” Hij voelde een vleugel tegen zijn wang strijken en toen verdween ze. Hij stapte uit bad en gleed uit over een los slingerend stukje zeep en brak een been. Zes weken later, toen hij uit het ziekenhuis kwam, hing er een cocon aan een draadje in de sponning van zijn badkamerraam. Een rups! Een zwartwitte! Hij wandelde door zijn huis en keek naar de lucht en voelde zich veranderd. Kwam het door de zes weken hospitaal? Of was het de gedachte aan de vlinder en haar scherpe woorden: “Ik ben veel vrijer dan jij ooit zult zijn met je vliegtuig?” Die woorden vlogen door zijn ziel. Hij zag zijn alleenstaande buurvrouw langs lopen en zwaaide. De zomer. Hij wandelde de tuin in en vond tot zijn verbazing het dode lijfje van de vlinder. Hij hield het in zijn hand. “Nooit zal ik zo vrij zijn..” mompelde hij.
“Riep u mij buurman?” vroeg de buurvrouw.
“Eh..” “U mag wel bij mij effies langskomme. u bent ook maar alleen niet? Mag ik u iets vragen heb u nog geen vriendinnetje of zoiets, ach, een knappe man als u dat moet toch bij veel vrouwen opvallen..”
“Ja, ja,” zei hij en hij knikte wazig.
Toch vloog hij daarna nog vele jaren over de oceanen. Maar op een dag is men hem en zijn toestel kwijtgeraakt. En onder verscheidene Indianenvolken gaan verhalen dat men op een dag een reuze vlinder heeft gezien. Een vlinder, die zo hard vloog, dat de wind tot orkaankracht aanzwol. De vlinder vloog naar de zon en verbrandde.
In het huis van de piloot zocht men naar aanwijzingen voor zijn verdwijning, maar men vond alleen duizenden platen en afbeeldingen van vlinders.
Ze hingen aan de muren en vooral in de badkamer.
“Zie je wel,” zeiden de collega’s. “Het was een eenzame gek .. die dacht dat ie net zo kon vliegen als een vlinder!”
“Toch vond ik het een leuke man,” zei de buurvrouw. “Een echte lieverd..”




maandag 2 november 2009

Stupid Willie




Het was 1 augustus 1965, toen ik in de saloon van het stadje Hangyouupinthemorning in Texas tot mijn verbazing in het ultraslechte gezicht van ultraslechte Johnie keek.
Ik bestelde onmiddellijk driemaal veertig whiskey on the rocks met een emmer ijs en schoof dit alles Johnie toe, want Johnie moet je te vriend houden. Johnie mikte ogenblikkelijk de hele ijsemmer naar binnen. Op een ijzige toon zei hij daarna: “Jij ziet er dom genoeg uit..”
“Dank je,” zei ik. “Jij ziet er dom genoeg uit om mijn maat te worden. “Wat moet ik doen?” riep ik. “Gewoon jezelf blijven,” zei slechte Johnie en als een echte welzijnswerker schoot hij driemaal drie is negen (ieder zingt zijn eigen lied) kogels uit zijn colt 45 in de piano en in de barman die als laatste woorden riep: “Ik krijg nog driehonderd dollar van jou, smerige luis!” Maar daarna zweeg hij voor eeuwig. “Wat vind je van mijn blaffertje?” vroeg slechte Johnie.
“Heb je een hondje dan, slechte Johnie?” vroeg ik.
“Jij bent slim,” zei Johnie. “Jij begrijpt het, nergens over praten.. maar kom mee, want we hebben nog een hoop werk te doen..”
Onderweg kwamen we de sheriff tegen die ons vroeg of we twee bandieten hadden gezien die geschoten zouden hebben in de saloon..
“Welke saloon?” vroegen we. “Hands up?” “Nee,” zei de sheriff. “Saloon de Blauwe Boen..” “Nee,” antwoordden wij. “In saloon de Blauwe Boen komen we nooit..” “Goed,” zei de sheriff. “Dank jullie wel..”
Ondertussen spoedden wij ons naar de County Bank aan de overkant. Ik bond mijn horse goed vast, want ik wist uit Arendsoog dat er veel te veel veedieven zijn in het Wilde Westen. Ik legde er voor de zekerheid drieëndertig knopen in.
Uit de bank kwamen kwamen inmiddels allemaal witte rookwolkjes en daarna zwarte vlammen. Ik wist zeker dat de overval niet gelukt was en ik knielde neer om Johnie te herdenken. “Arme, slechte Johnie,” dacht ik en ik ging naar de bloemist om een krans te bestellen. Toen ik terugkwam stond er een hele troep geteisem voor de bank, die mij wilden pakken, zo te zien. Terwijl ik helemaal niets gestolen had. O, ik probeerde mijn paardje los te maken, maar die verrekte knoop zat in de weg. En zo werd ik toch nog beroemd.
Van de County Bank ging ik naar de County Jail en mijn foto reisde naar de County Press. Ik stond in alle kranten en ik las daarin dat Johnie met de poet door een openstaand toiletraampje was ontsnapt.
Ik heb hem nooit meer teruggezien. Nu ik na 20 jaar vrij ben zoon, vraag ik je, doe niet als je vader. Ik verlang heel erg terug naar die spannende uren met Johnie, maar ik zou het niet graag overdoen.

Je vader, yours,
Stupid Willie

geschreven ergens rond 1992 (tijdje terug toch al)

vrijdag 13 maart 2009

Ochtendnevel. De zon komt op. Rekt zich in het oosten uit. Anja stond ook vroeg op.
We zeiden tegelijk: ‘Ik wil niet, ik wil niet naar mijn werk.’
Maar je moet, tenzij je de Staatsloterij wint. Aan de horizon kerktorens, een zendmast.
De vogels beginnen al te fluiten, ’s morgens. De mannetjes zetten een dikke keel op.
Mijn hoofd zit nog vol ochtendnevel. Het is vrijdag de 13e, maar alles is rustig. De dagen
gaan in ijzeren regelmaat. Mijn ouders zijn in Rome. Als er maar niks gebeurt vandaag.

De paardendans

Ik vroeg aan het paard met de zilveren manen: ‘Kun jij dansen paard?’
Hij lachtte zijn tanden bloot en hinnikte: ‘Ja, ja, ja! Ik kan dansen, wil je het zien?’
Ik zei: ‘Leuk!’
En de wind speelde voor fluit en de konijnen trommelden en een vogel zong.
Het paard huppelde over het gras. Hij draaide rondjes op zijn achterste
benen, schudde met zijn bips en deed een moonwalk, dat is een soort achteruitlopen of er kauwgom onder je zolen plakt.
Toen stopte hij en bleef op zijn bips zitten. Hij strekte zijn voorbenen
en ik applaudiseerde. ‘Je mag dit nooit vertellen aan iemand!’ zei het paard
toen ik hem een appeltje gaf. ‘Doe ik,’ zei ik. Maar nu schrijf ik het toch op.
Ik noem zijn naam niet, nou ja, die weet ik niet eens.

zondag 1 november 2009

De kinderen van onze kinderen van onze kinderen


Ik liep vandaag langs een gracht. Ik vond het mooi. Het water ving het gele herfstlicht en straalde het naar me door. Ja, ik vond het prachtig. Maar er was een tijd, toen vonden
mensen die grachten helemaal niet mooi. Ze werden ziek van het smerige, stinkende water. Dus zeiden ze: weg ermee en dicht gooien met zand! Zo verdwenen heel veel
grachtjes. En onze molens? Vonden onze voorouders ook niet mooi. Lelijke, houten,
plompe dingen, handig om te malen, hout of water, maar meer niet. Dus: weg ermee en
affikken die rare dingen!
Ook boten met een zeiltje niet veel goeds doen. Veel te langzaam en zwaar. Dus: weg ermee! Naar het museum met die gedrochten! Zo verdwenen de grachten, de molens, de bootjes en ook de klompen. Nu vinden wij die dingen weer mooi. Zo veranderen de tijd en de gedachtes van mensen steeds weer. Dus een vraag: wat zullen de kinderen van onze kinderen van onze kinderen straks mooi vinden wat wij nu alleen maar nuttig vinden? Ik noem wat op: een snelweg, een windmolenpark, een staalfabriek met hoge schoorstenen, een winkelcentrum met een Blokker en de HEMA, een metrotunnel, een
kastje voor de electriciteit.
Bewaar dit stukje tot het jaar 2508. Dan praten we verder.

geschreven op 20-10-2008