vrijdag 11 september 2015

Werk van mij hangt in de Laurentiuskerk Nassaulaan 2 Alkmaar dit weekend


Ik heb drie schilderwerken ingeleverd voor de volgende expositie:

Laurentius exposeert!
Onder deze titel is in onze kerk een tentoonstelling te zien op de Open Monumentendagen van 12 en 13 september aanstaande.
Veel mensen maken iets in hun vrije tijd als een vorm van ontspanning. Daar het landelijke thema van Open Monumentendagen 2015 ‘Kunst en Ambacht’ is, is het idee ontstaan in ons kerkgebouw te laten zien, wat voor kunstzinnige zaken onze parochianen zoal vanuit liefhebberij vervaardigen. Het resultaat mag er zijn!
Van iconen tot gedichten, van schilderwerk tot naaldkunst, en ook bloemen, foto's en zelfs taarten - het is allemaal te zien en de laatste zijn zelfs te proeven!
Het wordt dus een aanrader ons kerkgebouw tijdens Open Monumentendag 2015 te bezoeken. U kunt dat doen op zaterdag 12 september van 10.00 uur tot 17.00 uur en zondag 13 september van  13.00 uur tot 17.00 uur. De toegang is vrij.
Adres: Nassaulaan 2

Morgen op het Clarissenbolwerk Alkmaar


Morgen op het Clarissenbolwerk Alkmaar draag ik voor uit eigen werk. Het is dan open monumentendag. Het begint om 14.00 uur. Komt dat zien. Tot morgen.

maandag 7 september 2015

Meelooppoesje




Dit mannetje huppelt al tijden gezellig met ons mee naar de winkel, of naar opa en oma. Hij miauwt soms een enkele keer. Soms staat hij voor de deur en krijgt hij een paar brokjes. Wel een goedkoop merk, niet de dure brokjes van onze eigen dieetkat Sissi Elisabeth Brilliante van Sparkieshome. Hij mag van ons niet binnen, al probeert hij dat af en toe wel. Ik zie hem ook vaak bij het schoolplein. Vooral als de school uitgaat, dan staan er veel mensen en dat vindt hij kennelijk gezellig. Ik denk dat hij wel meer scharreladresjes heeft in de buurt. Eigenlijk iedereen kent hem wel, hoewel we niet weten hoe hij heet of waar hij vandaan komt.
Op een dag heb ik eens de stichting voor zwerfdieren gebeld. Toen ik hem beschreef moest de medewerkster lachen. Ze werd wel vaker gebeld voor deze mijnheer. ‘Nee hoor,’ zei ze,’ hij heeft een baas, maar hij vindt het gewoon leuk.’
Bij Anja’s  werk, het ziekenhuis, zit regelmatig een zwarte kat. Die heet Whisky en komt toch een flink stuk verderop vandaan. Hij had zelfs een eigen Facebookpagina.
Wij noemen onze vriend, ‘meelooppoes’. Thijs vindt het ook prachtig, zo’n kat die niet bij je vandaan te slaan is. Soms doet hij even of hij weg is en schiet dan weer uit een of andere struik tevoorschijn.
Katten, het blijven wonderlijke, ondoorgrondelijke wezens.


zaterdag 5 september 2015

Stoomtram Hoorn




Mooi, de stoomtram van Hoorn. Blauwpaars geverfd als een fraai stuk speelgoed. Met liefde gemaakt en wolken witte stoom verspreidend vanonder de rode wielen. Charmant en ouderwets. Naast het emplacement glijden de moderne treinen, snel en luxueus. Ik denk wel dat een stoomtram degelijker gebouwd is als een moderne sprinter. Maar terug in de tijd wil ik niet. Ik wil ’s morgens snel op de plaats van bestemming zijn. Hup, hup, ik heb haast, vooruit met de geit. Maar op zo’n vrije dag is een museumtram leuk. Onderweg zagen we vreemde vogels op weg naar een hip festival. Apart uitgedost, heren met vreemde tekeningen op hun voorhoofd of ze van een andere planeet kwamen. En Thijs gaf de conducteur een chipje uit zijn chipszak. De man at het op en lachte breed. Zo is op de trein werken vast weer leuk.       

vrijdag 4 september 2015

Het hondje van Coco





Ze is zo mooi en onbereikbaar, mijn buurvrouw Coco. Haar ogen zijn zo zacht en donker, als een sterrennacht  in augustus. Haar figuur is slank, haar voeten klein en haar haar glanzend zwart. Ik durf haar weleens gedag te zeggen, maar dan knikt ze vriendelijk en trippelt vlug verder. Ze heeft een klein, eigenwijs hondje, een soort schoonmaakborstel, maar wel aardig. Een klein rood strikje draagt hij
en dan maar flink keffen. Mijn broer zegt dat ik soms 's avonds de naam van zijn baasje schreeuw in mijn slaap. Maar sinds gister is er toch iets veranderd.

Die ochtend: ik ga naar buiten. Ik zie Coco’s  hondje staan op het asfalt. Hij staat daar maar te kwispelen, midden op de weg. Wat doet dat stomme beest daar? In de verte zie ik een grote vrachtwagen aankomen.  Hij komt steeds dichterbij, maar het hondje blijft op de weg staan, gaat zelfs op zijn kont zitten. Nee toch, straks wordt het beest nog plat gereden. Ik schat de afstand in, het dier is drie meter bij mij vandaan, de vrachtauto tien, ik moet iets doen.  Snel, maar toch rustig, zet ik een sprint in en grijp de hond hard in zijn vel. Ik trek hem van de weg en samen rollen we naar de overkant. Ik voel dat er iets met mijn voet niet goed gaat, de auto raakt me. Ik hoor het kraken, ik voel een scherpe pijn en terwijl ik  daar lig te kermen hoor ik een stem tegen het hondje praten. ‘Kiki stoute hond, wat doe jij daar?’  Ik kijk op. Het is de moeder van Coco. Ze pakt Kiki op en begint haar uitgebreid te knuffelen. Aan mij de gewonde, besteedt zij geen enkele aandacht, ze loopt weg en ik probeer overeind te komen Ik kan alleen nog maar hinkelen, zo’n pijn doet het, afijn, het werd  gips en daar zat ik dan. Geen enkele waardering voor mijn daad en wel een aantal weken uitgeschakeld. Mijn broer lachte mij uit: ‘Je moet Coco uit je hoofd zetten man, neem een vrouw met een echte hond. Hij kan niet eens blaffen! Hij legde een krant bij me neer waarin een stukje stond over een dappere oude dame die het hondje van haar dochter zou hebben gered. ‘Dat is niet waar!’ roep ik. ‘Die mevrouw liegt!’ ‘Er is er maar eentje die kan vertellen wat er is gebeurd,’ roept mijn broer. ‘En dat is de hond zelf..’ ‘Neem je me weer in de maling?’
‘Serieus..’ Ik ken een neef, van een broer, van mijn oom en die zijn buurman en die heeft een zoon die met honden en katten kan praten.Ik kan hem bellen..’
‘Oh..’
We lokken de hond met een stukje worst, als Coco haar huiswerk maakt. Snel komt de neef van de broer van zijn oom van zijn buurman komt langs en blaft een vraag.

Het hondje blaft terug. ‘Hij zegt dat hij je dankbaar is voor de redding die je deed,’ zegt de man, ‘en Coco denkt dat haar moeder het heeft gedaan.’ ‘En Coco vindt jou een nul..’ blafte de hond..
‘Rothond!’ riep ik geschrokken en beledigd. Moest ik de hond geloven? ‘Sorry,’zei de hondenfluisteraar zonder mededogen. ‘Het is niet anders.’ Mijn broer sloeg me op mijn schouders. ‘Jammer,’ zei hij, ‘volgende keer beter..’ ‘Ik geef het niet op,’ riep ik, ík ga haar bellen.’  ‘Niet doen!’ lachte mijn broer, ‘dan verpest je alles!’
Maar het was al te laat. Ik had het voorgeprogrammeerde nummer van Coco, dat in mijn telefoon stond en dat ik nooit had durven bellen, al ingetoetst. Even was het stil. Toen hoorde ik haar stem. ‘Hallo?’
‘O Coco, hoi,’  zei ik gespannen, ‘je hond vertelde me, ik bedoel, ik hoorde van je hond dat jij mij een nul vindt.’
Aan de andere kant klonk eerst een verbaasde lach, daarna een daverend gehinnik. ‘Kasper,’hikte ze, ‘je bent de grappigste man op aarde, dit is wel de meest originele manier om verkering te vragen,  weet je wat, ik wil wel met je uit, zeg maar wanneer.’
‘Vanavond?’
‘Ok, vanavond,’ en ze lachte me nogmaals heel hard uit. Verbouwereerd drukte ik op de gsm. ‘Kunnen honden jokken?’vroeg ik.‘Nee,’ zei de hondenfluisteraar. ‘Dan heb jij gejokt,’  riep ik en hij maakte zich snel uit de voeten. ‘Heb je hem betaald?’vroeg ik aan mijn broer. Hij floot met getuite lippen.

‘Dan krijg je dat van mij terug..”        

woensdag 2 september 2015

Het Merwedeplein, voorjaar 2015




Het plein is mooi gelegen. Groen omzoomd en alles netjes. Ik neem plaats op een bankje ergens in het midden en hoor de duiven koeren. Hoe verder weg van het centrum hoe gezonder ze zijn, dus ik hoef ze niet te voeren. De lucht is blauw en fris van het voorjaar. Rechts van mij ligt de vooroorlogse woning van Anne Frank. Ze speelde hier als kind en op deze plek is ze gelukkig geweest. Ideaal, veilig, beschut. Een mooi huis en veel kinderen om te spelen. Ik neem een hap van mijn krentenbol en denk aan haar laatste woorden. Ik kom er niet op, het ging wel over de afgrond, maar eindigde positief. Ze staan ook op een schoolmuur. Ik zucht over de toestand in de wereld. Het gaat niet best met al die oorlogen, en de eindeloze stromen vluchtelingen. Wat te doen? Wat te doen in de geest van Anne? We zijn één wereld. Dat is de les van haar dagboek. De wereld houdt niet op bij een willekeurige streep in het zand: de grens. Er bestaan feitelijk geen grenzen. En omdat er geen grenzen zijn komt de oorlog gewoon naar ons toe, als een grijze wolk op een zomerse dag. Niet met soldaten, wel met de slachtoffers. En het zal dus moeilijk voor ons worden, onrustig, confronterend. Iedere burger in het westen gaat het merken. Economisch, maatschappelijk, de vrede is broos, de haat zo gezaaid.
Ik sta op en kijk nogmaals naar de woning van de Franks. Van die trap zijn ze naar beneden geglipt, als een dief in de nacht. Op de vlucht. Anne was een kind. Hoeveel kinderen zijn er op de vlucht? Wereldwijd?
Dat is wel het allerbelangrijkste aandachtspunt. Gevluchte kinderen. Niet alleen uit sentimentaliteit, om een gestolen, ontstolen jeugd, zoals ook bij Anne, maar ook omdat zij een gebroken generatie vormen, een mogelijke voedingsbron voor weer nieuwe oorlogen. En de wereld moet leren dat oorlog voeren moet worden gestopt.
Ik sta naast het onopvallende beeldje van Anne, op het Merwedeplein. Terug naar de werkvloer. De Rooseveltlaan. Trams en auto’s, iedereen op weg.
Wij, u en ik, mompel ik plechtig tegen mezelf, moeten deze kinderen en hun ouders een plek geven om op adem te komen zodat ze, als de kruitdampen zijn opgetrokken – aan elke oorlog komt altijd wel een eind- terug kunnen naar hun land, naar hun families. Wij moeten die mensen helpen. Als wij ze niet helpen, dan verdienen we het niet zelf geholpen te worden. Ik loop langs de schoolmuur in de Nierstraat en lees Anne’s tekst:

Het is me ten enenmale onmogelijk alles op te bouwen op de basis van dood, ellende en verwarring. Ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer in een woestijn herschapen wordt, ik hoor steeds harder de aanrollende donder, die ook ons zal doden, ik voel het leed van miljoenen mensen mee, en toch, als ik naar de hemel kijk, denk ik, dat dit alles zich weer ten goede zal wenden, dat ook deze wreedheid zal ophouden, dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen. Intussen moet ik m'n denkbeelden hoog en droog houden, in de tijden die komen zijn ze misschien toch uit te voeren!"

Het is een tekst die hoop geeft. Hoop aan ons, en aan de vluchteling. Hoop aan onze kleine, grenzenloze wereld.        

   

dinsdag 1 september 2015

De raaf



Wat doet die vreemde man in dat oude huis? Dat huis waar we altijd uit de buurt zijn gebleven, omdat het een eng huis is. Ze zeggen dat er iemand is vermoord, met een bijl. Dat huis is al heel lang verlaten. We weten niet eens wie er hebben gewoond, maar het spookt er, dat is zeker. Het is een huis met een ingezakt dak en daarop groeien planten en mossen. De ramen zijn verdwenen onder het stof en nergens is nog een spoor van een restje verf te vinden.
En daarin verdween die vreemde man. Hij woont alleen aan de rand van ons dorp en men zegt dat hij foto’s van dode mensen maakt. Die verkoopt hij dan aan mensen die houden van foto’s met dode mensen erop.
Wij zijn hem gevolgd. We hebben naar hem geloerd toen hij de wrakkige deur opende en binnen ging. We gluurden door de stoffige ruiten en zagen niets. We vertelden het thuis aan onze oma, de wijste vrouw van ons dorp. ‘O,’ zei zij geschrokken,’hij spreekt met de raaf, blijf maar uit de buurt.’
Wij durfden niet verder te vragen. Wij zagen de ongewassen man zitten op een verrotte, wiebelige stoel. Achter hem de beschimmelde muren met het rookkanaal. En voor hem de oude houtkachel met daarop: de raaf. De man denkt dat de raaf hem iets zal vertellen. Daar gelooft hij in, daarom heeft hij een stukje kaas meegenomen. De man is heftig verliefd. Hij denkt dat de raaf hem kan vertellen of zij hem ook leuk vindt. Hij heeft in het boek van dr. Sheep ‘Hoe word ik een grote versierder’ gelezen dat een raaf je dat kan vertellen. Raven kunnen net als papegaaien spreken en ze vertellen altijd de waarheid. De man wacht tot het helemaal donker is geworden en stelt dan zijn vraag. En legt een blokje kaas neer voor het dier.
‘Ik wil je vragen stellen over Anne-Lee.’
Hij vouwt zijn handen.
‘Zij is zo mooi, zo gvdse mooi.’
Stilte.
‘Ik kan niet meer praten als ik haar zie.’
Stilte.
‘Totaal verlamd, van hier tot hier.’
Stilte.
‘En daar ook.’
Stilte.
‘Raaf?’
Stilte.
‘Houdt ze van me?’
Buiten bliksemt het. Licht schietvliegt langs de vette wanden en verlicht spinnenwebben en het kopje van de raaf.
‘Houdt ze ook van mij?’
Stilte.
‘Ik denk dat jij ‘ja’ bedoelt, ja, ik denk het wel, verdorie, ik denk het wel.’
Stilte.
‘ Yes sir, yes sir, wat een geluk, Anne-Lee houdt ook van mij.’
Stilte.
‘Jij bent er stil van heee? Kanjer, neem nog een stukkie kaas.’
Stilte.
‘Man, man, wat ben ik blij met jou, ik ga haar in de bloemen knallen, jou zou ik wel al mijn geld willen geven, maar daar heb je niks an.’
De man staat op. Hij aait de raaf nog een keer en zegt: ‘Stille wateren hebben diepe gronden.’
Stilte galmt over de vergane tapijten, langs de vermolmde trappen waar de spoken meeluisteren.
‘Ik ga Anne-Lee bellen om haar te feliciteren met haar nieuwe man.’
Hij staat op, de stoel valt om, hij tast naar de deur, hij struikelt, duwt de deur weg, valt door het gat, vloekt, trapt tegen de deur, de opgezette raaf valt van de kachel met de pootjes naar boven, de rug raakt de vloer, de eeuwenoude ontsteking zet het kruid in de raaf in brand, en dan ontploft het beest en het huis.
Wij horen een enorme klap en voelen de grond trillen. We zien de man opkrabbelen. Hij is grijs van het stof. We zien de man dansen. Hij ziet er erg blij uit. We horen hem zingen.
‘Anne-Lee, I really like your dynamite,  I really like your dynamite.’