zondag 3 april 2016

Nachtzuster




Nachtzuster, ik was vanmorgen in gang 040. Eerst verbaasde ik me over de enorme hijskraan die over het ziekenhuis gebogen hing. Jij vertelde me dat de patiƫnten niet bij het raam mochten liggen. Mooie boel.
Nachtzuster, ik pakte de schilderijen in, in de plastic bubbeltjes en de tassen. Een pleeg passeerde me met buisjes bloed voor het Citolab. Nu de werken weg zijn kun je pas goed zien hoe leeg en eng gang 040 is.
Het was rustig vanmorgen om negen uur. Ik sleepte de werken langs de Harddraverslaan naar de auto want vanwege die hijskraan kon ik niet met jouw pasje op het parkeerterrein.
Oma vroeg of ik wat verkocht had. Ik antwoordde ontkennend terwijl ik naar de rails keek die opa toch redelijk goed in elkaar had weten te zetten. Niet helemaal symmetrisch, maar de trein kan er goed op rijden.
Nachtzuster, ik bakte de pannenkoeken toen je lag te slapen. Oordoppen in. Oma kwam langs met de kleine man. We probeerden samen het geheim van de inklapbare wandelwagen te ontcijferen. Dat lukte, maar ik weet niet hoe.
Daarna heb ik een stuk uit het examen Tweede Taalverwerving tot mij genomen. In het hoofdstuk over spreken las ik hoe moeilijk Nederlands is om te spreken en te verstaan. Wij, de Nederlanders, spreken veel met melodie. Eigenlijk net zo melodieus als Italianen. De melodie maakt de toon. Ga je naar beneden klinkt het als een bevel. Ga je omhoog dan is het vriendelijk. Wil je het boek pakken kun je op die manier een heel andere lading geven. Wie denkt dat Nederlands een eenvoudige taal is die vergist is. En die rare gorgelkeelklanken zijn ook buitenaards.
Nachtzuster, je dribbelt nu over de gangen. Het is donker, gesnurk, een rochel. Je pakt je zaklampje en schijnt. Gelukkig, ze leven nog. Vandaag zag ik dat je wat kleinere ogen had. Vermoeid en versuft, van de wereld.
Dit is voorlopig weer je laatste nacht. Sterkte met de uren tot het morgenlicht. Morgen liggen we weer naast elkaar. Ik slaap ook niet goed, zonder jou.  Gelukkig is Sissie bij me, als ze niet zo vreselijk niest en spettert of haar pootjes tussen mijn ribben plant. Oudje.
Nachtzuster, ik ben zo ongelofelijk trots op je bijdrage aan de mensheid. Er moet meer waardering komen voor je werk dat je bij nacht en ontij, weer of geen weer, uitvoert. Pleeg, ik hou van je. Tot morgen.
  

woensdag 3 februari 2016

Op zee in september september 1997 dagboekaantekening


De Noordzee bij nacht. Het stuurwiel in je handen. Moeite om te blijven staan en het kompas op 250 graden voor, te houden. Schuim smakt over de boeg. Zo nu en dan kilt het zeil als het uit de wind valt. Het zicht is slecht, een meter of honderd. Vanuit de mist doemen monsters met containers op en je vraagt je af of ze het toplicht dat in de mast heen en weer zwaait zullen waarnemen. De voorkant van het licht is groen en de achterkant is wit, maar we zijn klein, heel klein op deze grote plas. Aan stuurboord een nog iets kleinere zeilboot, voor anker.
Met de kop rustend in de zuidwesten wind. De stilte is groot op zee, alleen het klapperen van het zeil en de dreunen van de golven tegen de polyester wanden veroorzaken afwisseling in de geluidloosheid. Zo nu en dan komen uit de boordruimte geluiden van de communicatie-apparatuur: piepjes en stemmen, maar ik heb geen tijd om te luisteren, want het schip, Freedom,
hangt schuin, zo ongeveer 15 graden, dus kost het veel moeite te blijven staan. En zelfs een plasje plegen is bij deze helling niet aan te bevelen. De schipper ligt op de bank in de kajuitruimte en slaapt, maar staat bij de geringste afwijking naast je. Hij slaapt met de oren gespitst. De mannen om mij heen turen zonder iets te zeggen over de golven. Iedereen is onder de indruk van de eenzaamheid op het water. Af en toe wijst er iemand naar een lichtje in de verte. Wat kan dat zijn ? Een vroege visser misschien ? Wij zijn allemaal een beetje huiverig voor vissersboten, omdat hun koers vaker wisselt dan die van andere schepen.
De P&O ferrie passeert. Reusachtige gedaante, met misschien een enkele slapeloze of dronkaard op het dek. De maan schittert prachtig op het wateroppervlak en even wordt het zicht daardoor beter. Gelukkig maar dat het kompas verlicht is. Nu begint het te regenen. Het schip wordt een moment opgetild door een grote golf, ik stuiter omhoog, klamp me vast aan het wiel, besluit even te gaan zitten om de verkrampte benen enige rust te geven. Het is drie uur in de morgen. Er is geen land te zien, er is geen spoor van de bewoonde wereld met al zijn problemen.
Uitgeput klim ik na de aflossing van de wacht in de piepkleine kooi van het vooronder.Ik pel alle kledingstukken van het lijf en stort mijn hoofd vlak naast het kleine raam, dat gelijk is
aan de waterspiegel. Ik word nat van een luik boven mij dat niet goed dicht is, maar ik kan het bij deze stand van het schip onmogelijk dichtdoen. Dan maar nat. Ik val in slaap en herinner mij niets meer. Als ik wakker schrik schrik ik nogmaals van een golf die recht op mij afkomt en tegen het boordvenster beukt. Waar ben ik ? Godzijdank binnen. De morgen is grijs en de horizon niet te zien. Geklots is vredig. Ik stoot mijn hoofd bij het opstaan, ik val om en tracht mijn regenbroek te vinden. Die ligt in het wc tje naast het potje, waaruit zeewater gutst omdat iemand vergeten heeft de handels naar beneden te drukken. Terwijl ik me aan de deurknop vastgrijp vraag ik me af waarom mensen gaan zeezeilen en of parachute springen en of bergbeklimmen. Het is de strijd tegen de elementen die mensen in gang zet. Het is een test in overle¬ven, die ons van de veilige huis en haard verdrijft. Naar de zee. Dat monster dat schudt en trekt aan het schip om het te kunnen verzwelgen en waarvoor geen enkele oceaanstomer veilig is. Ook het land is niet veilig voor het water dat achter de pieren loert om toe te kunnen slaan.
Eindelijk weer een spoor van land. Duinenrijen. Een pier. Dit moet Scheveningen zijn. Dat is het ook. Rechts Den Haag, met een aantal veel te hoge gebouwen. Links Katwijk en hele¬maal rechts, bijna uit beeld, de maasvlakte. Een deining door het schip van Rijkswaterstaat. Aan de horizon, over de rech¬terschouder, het nieuwste schip van de marine, de Rotterdam, varende badkuip, van 125 meter, geschikt om mariniers en landingsvaartuigen uit de buik te persen.
De haven, de zeilen strijken. Het mag rusten, en wij ook. De fles wordt geopend. Als ik op de wal sta, schommelt alles en kan ik nauwelijks nog normaal lopen. Ik voel me ook niet helemaal lekker: walziek, denk ik.
september 1997

zondag 24 januari 2016

Zon over Alkmaar

Expositie Sjoerd van Berkel  Zon over Alkmaar 
Sjoerd van Berkel
locatie: Medisch Centrum Alkmaar  Lange gang 040
Datum: 30 januari tot en met 2 april 2016


Sjoerd begon met schilderen nadat een vriend hem een aantal rollen achterbehang en een paar oude potten verf had gegeven. Het leek hem interessant om iets anders te doen dan het schrijven van gedichten, want dat was zijn eerste passie. Vol enthousiasme ontstond het ene schilderij na het andere en de dichter was blij als een kind met zijn ontdekking. Eindelijk geen woorden, maar beelden. Opmerkelijk was dat de schilderijen vol vrolijkheid en leven zaten terwijl de gedichten toch behoorlijk zwaar van gewicht waren. Een bevriende Iraanse dichter, en inmiddels bekend schrijver, zei toen hij het werk zag: ‘ik zie een kind.’  De werken zijn gemaakt van acryl en olieverf.
Ook Alkmaar heeft hij een speciale gloed gegeven die de stad verdient. Voor hem is Alkmaar geen stad met bruine of grijze teinten, maar een stad in het licht van de zon. Altijd levend en opgewekt op weg naar morgen. Voor meer informatie: www. sjoerdvanberkel.nl 


woensdag 6 januari 2016

Nergens ligt er ijs, een treurig en jaloers treurlied om een zomerse winterdag in Alkmaar


 

 
 

Voor Lida uit Groningen 

 

 

De lucht is warm, de lucht is grijs,

ik heb een zak met strooizout staan,

maar nergens ligt er ijs.

 

Ik zou zo graag eens strooien,

met zout flink op de stoep,

want zonder, vallen dooien,

als door de gladde troep.

 

De lucht is warm, de lucht is grijs,

ik heb een zak met strooizout staan,

maar nergens ligt er ijs.

 

Ik zou zo graag eens skaatsen,

kraskras naar ’t station zo fijn,

om daar met rode wangen,

te springen in de sprintertrein.

 

maar:

 

de lucht is warm, de lucht is grijs,

alleen nog in mijn eigen vriezer,

daar ligt het Unilever ijs.

 

 

 

 

 

donderdag 31 december 2015

De laatste seconden van 2015

Waar gaat dat vliegtuig nu nog naar toe? Ik kan hem zien vanuit het slaapkamerraam. Iemand steekt alvast zijn maandsalaris de lucht in met werkelijk prachtige artistieke vuurpijlen. Dankuwelmijnheer. Vanavond wel een prosecco genoten, geschonken door de dokters van de interne. Drank en interne geneeskunde, dat gaat toch niet samen? Hoe dan ook, mijn pleeg heeft geen stem meer en is licht versleten en ik denk dat ik haar om twaalven wakker zal moeten maken. Onze troetel Sissie, die we op de kerstkaart hadden gezet, waardoor velen nu denken dat we er een kind bij hebben, ligt te snorren onder de deken naast het vrouwtje. Ze is de hele dag al gestrest geweest van de knallen. En er waren ook explosies bij hoor, dat het leek of het huis trilde. Afgelopen nacht is ook een schuurtje van de peuterspeelzaal in de brand gezet. Er loopt iemand rond met een emmer benzine. Iemand die wellicht zich opgewonden voelt worden van vlammen. Ik maak me daar wel wat zorgen over. Wij grenzen aan een groot, donker scholencomplex, ideaal voor een hete fik. Als dat gebeurt, en god verhoede het, dan kan de brandweer daar alleen bij, door over ons dak heen te spuiten. Zo is de situatie, is mij eens uitgelegd. Dus asjeblieft geen brand, brandjes of vlammen. En zo tikken de seconden weg vrienden. Wat zijn uw goede voornemens? Ik heb er wel honderd, denk ik. In mijn top tien staat dat ik mij minder bang zal laten maken door de grote boze wereld. Want angst is een slechte raadgever en angst toont ook minder mooi. Als je lacht, maak je vrienden en glij je gemakkelijker naar de top. Want ik wil natuurlijk volgend jaar wel directeur worden en mijn zakken vullen met een spetterend salaris. Ja, ik heb veel nobele motieven en voornemens. Ondanks dat ik derhalve keihard voor mezelf ga, wens ik jullie toch ook veel succes. Je overdrijft weer, zucht mijn geliefde. Goed, laat ik iedereen dan een vrolijk en gezond leven toewensen. Wish you a very happy new year! Vanonder de deken toegewenst door uw verslaggever Sjoerd.

zondag 27 december 2015

reactie Huis van Hilde

Mijn verhaal over Hilde, zie bericht juli 2015, naar de plaats gestuurd waar het hoort: in het huis van Hilde, Castricum. Gelukkig dat het huis deze eigen invulling van de geschiedenis kan waarderen en een plaats heeft gegeven, getuige het antwoord van vandaag:


Geachte heer Van Berkel, Beste Sjoerd,
Wat een leuke verrassing om uw verhaal te ontvangen!
Wij waarderen het zeer dat u uw fantasie de vrije loop heeft laten gaan en een mooi verhaal (en bijpassende tekeningen) hebt gemaakt.
We leggen uw verhaal op onze vrijwilligers(lees)tafel, uiteraard met naamsvermelding.
Nogmaals hartelijk bedankt en hopelijk nogmaals tot ziens in Huis van Hilde.


Met vriendelijke groet,
O.K, medewerker Huis van Hilde Castricum

woensdag 2 december 2015

Vanavond zeven uur



Papa, komt mama kusje geven?
Nee, Thijs, mama is in het ziekenhuis bij de zieke mensjes.
Hij begint te snikken.
Maar ze komt vanavond als ze thuiskomt bij je kijken.
Maar ik wil nu een kusje! Waar is mama?
Hij begint harder te snikken.
(Ik zoek naar iets om de pijn te verlichten, een foto.. dat is misschien een idee… ik pak de foto van Anja en mij op Elba.. misschien helpt het..)
Kijk Thijs, een foto van mama, geef daar maar een kusje op.
Hij kust de foto.
Zal ik hem naast je bedje leggen, ik haal hem wel even uit het glas, hier… (ik leg de foto naast zijn knuffels).
Komt mama vanavond?
Ja, mama komt vanavond als ze klaar is bij de zieke mensjes.
(We lezen Jip en Janneke)
Deur niet dicht papa en lichtje aan.
(Zijn tranen zijn verdwenen, de foto ligt naast Woezel ik sluit de deur en hij slaapt binnen 5 minuten)  

En eerlijk gezegd: ik mis haar ook hoor, Thijs. Als ze thuiskomt maken we het gezellig, en zingen we bij je schoen zo hard dat alle Sints en Pieten het aan de andere kant van het land horen.