vrijdag 27 april 2018
Vandaag 8 jaar geleden
Vandaag 8 jaar geleden in het huwelijksbootje gestapt. Het was een mooie dag. Omdat ik in het pak gehesen werd, ging mijn vader ons boeket halen. Bij de bloemist stond hij toen oog in oog met een overvaller.Pistool op hem gericht en de verkoopster. Gister kocht ik deze roos bij haar en ze zei: is het weer de dag? want ze is het nog niet vergeten. Een bloem van het boeket zat niet goed, maar het gaf niet.We hadden een mooie, zonnige dag, met een lach en een traan. Maar vooral met een lach. En vandaag gaan we dat weer vieren!
vrijdag 23 maart 2018
Gestopt met roken
Ze hoorde de branding achter haar pruttelen. Eerst had ze
het geruststellend gevonden, nu was dit geruis gevuld met dramatiek en
schaamte.Want zij was de weg kwijt. De weg kwijt op haar eigen strand. Alles
leek onherkenbaar. De strandopgang,waardoor zij was gekomen, was nergens te
zien. Ze vreesde een schaduw die in de verte nog donker was, maar wel in haar
richting kwam. Het kon een persoon zijn met slechte bedoelingen. Waar was de
strandopgang nu toch? Haar lijf en
handen trilden. Omdat ze dagen geen shot meer had genomen. Nicotineshot. Dat
kreeg je er van. Gestopt met roken. Gek worden. Thuis in bed liggen en het dan
zo warm krijgen dat ze er wel uit moest gaan, rennen, naar buiten, het donker
in. Naar het strand.
Zij was gestopt met
roken, zou er op de internetpagina’s staan. Zij was gestopt met haar verslaving
, maar ’s nachts hield zij het niet meer uit. Ze rende naar het strand.
Nicotine rende achter haar aan. Maar toen ze daar stond in haar pyjama, helemaal
alleen, raakte ze in de war. En toen was ze op het verkeerde moment op de
verkeerde plaats. Een lustmoordenaar, John Z., met proefverlof van een
psychologisch observatiecentrum, zag in haar een lang gedroomde vervulling. Na
zijn gruweldaad wierp hij haar in zee.
Ze dacht erover na. De donkere persoon kwam dichterbij. Er gloeide een oranje lichtpuntje
bij zijn gezicht. Ze schrok toen hij naar haar wees en ze rende de zee in.‘ Saskia!’
riep een bekende stem. ‘Wat doe je hier? Kom terug!’ Sjaak, haar echtgenoot, stond wild in de
branding te gebaren. Ze kwam bij uit
haar paniektoestand en banjerde naar hem toe. Twee seconden later hield hij haar in zijn armen en voor
ze het wist troostte hij haar met een verse sigaret. Ze vertelde snotterend dat ze was gestopt.
‘Wat een onzin,’ bromde hij. ‘Kijk wat er gebeurt als jij
niet meer rookt. Doe normaal zeg. Hier, neem nog een lekker trekje. Nou snap ik
waarom je de laatste tijd steeds vergeet het gas uit te draaien. Laatst heb ik
de brandweer moet bellen. Doe normaal zeg.’
En zo eindigde haar eerste poging tot stoppen met roken met een romantisch samenzijn op en in het
zand. Ze rolden in een kuil en smaakten het genoegen van elkaars koolmonoxide.
Zij redeneerde in stilte dat het pad van ontgiften een
slingerweg is vol distels en prikstruiken, met soms onverwacht prettige
bijkomstigheden. Liefde die weer ontvlamt als een shaggie in een donkere nacht. Maar
opgeven zou ze niet, al moest haar huis daarvoor ontploffen. Of ze zou in een
spanlaken worden afgevoerd.
Toen ze bij de strandopgang stonden, het werd al licht in
het oosten, zei ze: ‘Sjaak, het was heerlijk met jou vannacht, maar ik stop
ermee. Met roken bedoel ik.’
Even keek hij haar aan en lachte heel verschrikkelijk hard.
‘’Topwijf ben je Sas, we doen dit morgen nog een keer over!’ En hij kletste haar keihard met zijn kolenschoppen,
op de natte kont.
zaterdag 17 maart 2018
Zandvoort, voor in koude tijden
Augustus 2017
Aan de horizon staan breekbare windmolenpaaltjes. Een
vrachtschip vaart over een rechte lijn en daarom lijkt het of de boeg zo de
molens een voor een zal omvaren en naar de zeebodem laten zinken. Maar het is
allemaal bedrog van mijn ogen die zich geen raad weten met de enorme plas en de
wolkenslierten daar boven. Boven die wolken heeft God vandaag deze dag
uitgeroepen tot mooiste maandag van het jaar. Het is lekker warm, niet te heet,
de zee is glad, de wind zuidoost.
En het zand is net zo schoon als toen Adam en Eva er naakt
door heen stoven en rolden. Ontegenzeggelijk beschikt ons land over de mooiste
stranden van het heelal. Wij weten dat en de Duitsers delen ons geheim. Verder
denken velen dat dit is voorbehouden aan tropische gebieden, maar dat is niet waar.
Laat ze maar denken.
En ’s nachts hebben wij de nachtstrandstofzuiger ter
beschikking, een geniale Willy Wortel uitvinding die het korrelige goud
ontslurft van bierdoppen, een enkele condoom en
trendy aanstekers.
Het is nu 10 uur in de ochtend. De strandstoelen staan klaar
voor de badgast die gebraden wil worden . Die badgast is er nog niet, het is
een jonge medemens uit Amsterdam of omgeving die nog achter een gitzwart kopje
koffie zit. De oudere is er wel en die is vooraf aan het baden met beige schoensmeer ingevet, maar niet goed
uitgewreven. De kleur houdt het midden tussen die van een galwegpatiƫnt en
een kolenmijnwerker.
De vlaggen waaien en naast de zee ligt een ten hemel gevaren
kwal. Een puber schopt hem uit elkaar en voorkomt dat ik mijn zoon kan laten
zien hoe mooi zo’n drillerig beest is.
Een instructeur in een zeer nauwsluitende wetsuit legt aan
kinderen uit hoe ze moeten surfen op de
golven. Even later zie ik ze op hun buik op een polyester plank drijven. Onbevangen.
Ingesmeerd met factor 85 ben ik wel wat beschermd tegen de
zonnestralen, maar ik word er ook een plakkerig zandmonster van, want het
kriebelt werkelijk overal: in mijn oren, tussen de tenen en eveneens in de
bilpartij . Maar hoe ik ook schuur met de handdoek, het gaat gewoon niet van mijn
lijf, als een tatouage waarmee ik tot aan de douche en misschien nog wel lang daarna
rondloop.
Thijs rent met zijn groene emmer naar de zee en haalt een lekker
bakje zout water. Heerlijk. Mijn ogen branden van de overdosis licht. Lang zal
ik nog denken aan deze warme sticky fingers, zoutsmakende ochtend. Als ik op een winderig station sta en het
licht alleen nog vanuit de kerstboom komt. Ik mag niet klagen. Nooit.
maandag 28 augustus 2017
donderdag 15 februari 2018
Warme douche
Elke week, op de vrijdagavond, breng ik mijn piraat naar de zwemles, want ook
piraten moeten leren zwemmen. Ik leg het
zwembadwaterfestijnpasje op de steen en
de poorten openen zich. Ik schiet een paar blauwe badmutsen aan over mijn schoenen
en lever de zeerover af aan juf Dafne, een stoer daar-was-laatst-een meisje
loos- meisje in een badjas.
Ik neem plaats in het restaurant en bestel een kop thee. Een
enigszins langzame medewerker schenkt wat onhandig heet water in en knikt naar
een standaard met zakjes thee. Nu is het de tijd doorkomen door ondertussen
naar een tv- scherm te turen waarop met enige moeite de kinderen te
onderscheiden zijn. Het lijken wel geheime, Noord-Koreaanse undercoveropnames,
maar het is beter dan helemaal geen beelden. En in eens in de zoveel tijd mag
ik naast het bad in de tropische warmte plaatsnemen. Nu zie ik het silhouet van
mijn nageslacht springen, over een mat rennen, onder een hoepel doorgaan en van
de glijbaan schieten. H ij heeft het duidelijk naar zijn zin. Voor mij duurt het lang
in dit trage, franjeloze wachthok.
De jonge vrouw naast me zegt dat haar troetel naar badje 2 mag. De klok
op het videoscherm blijkt, tot mijn spijt, 15 minuten voor te lopen. Eindelijk
mag ik weer naar binnen. Pasje op de steen, badmuts weer aan en naar het badje.
Mijn zoon komt blij aanlopen, godzijdank, hij is blij.
Nu nog de passage met de douches. Ik ben gekleed dus er is
een risico, maar er zijn geen kinderen in de buurt. Ik waag het erop. Dan schiet er toch nog een klein waterratje
tevoorschijn in een roze badpakje. Haar kleine handje drukt op een knop. De
douchekoppen aarzelen even, ik schiet naar voren maar te laat. Zij gieten hun
warme water over me.
Ik herinner me een warme zomeravond waarop ik stond te
wachten voor een gesloten spoorboom, toen ik verrast werd door een enorme golf
hemelvocht. Nu sopt het water in het
mijn blauwe sloffen. Mijn watervreugdventje roept: ‘Papa, je bent helemaal
nat.’
En we lachen allebei.
woensdag 31 januari 2018
Ik was het niet
Ik weet zeker dat het niet mijn poepje was. Ik
hoorde hem wel, een geluid als van een fluitketel die uit werd gezet. Een zacht
pieven, maar it wasn’t me. Achter me zag ik een oudere heer met een rode snor
wegduiken en links van me keek een jongedame of ze een bad in ijsklontjes nam.
Toch keek de bibliothecaresse mij aan, lang en strak zoals een kat loert naar
zijn muis. Nog even en zij zou ontsteken in woede over de ontheiliging van haar
boekenbestand. Het ontsnapte methaan zou de letters uit de dode boomcellen
vreten. Zij riep met trillende stem: ‘Ah! Weer zo’n viespeuk! Waarom doen
mannen dit niet gewoon op de WC, maar altijd hier? Nomme de patat, zo
verschrikkelijk en beestachtig, ja, dat is het, u bent een wild beest en u
hoort in een dierentuin, aan een ketting!’
Zij raasde verder en het leek of zij deel uitmaakte van een geheim verbond
tegen vliegende flaters. In top secret vervaardigde zij pamfletten tegen slappe
anussen en plakte deze in de nacht op deuren van buurmannen en buurjongens. ‘Ik
heb het niet gedaan,’ stamelde ik als een terdoodveroordeelde Noordkoreaanse
politiechef. En nadat ik dit had uitgesproken voelde ik iets opstijgen uit mijn
achterkant. Een warme gasbel, een toonloze klinker, maar wel een brute stinker.
In een paar seconden zou hij bij haar neusslijmvliezen zijn. Ik maakte dat ik
weg kwam en rende langs haar heen. Toen ik buiten stond hoorde ik een ijselijke
kreet uit het boekenwalhalla komen. En tegelijk rinkelde het alarm: ik had de
boeken niet in de computer opgenomen. Voorlopig maar online lenen, via de
e-reader. En u denkt dat ik dit allemaal verzonnen heb?
zaterdag 20 januari 2018
Nieuwe bundel met verhalen
Wel, dit is mijn nieuwste boek met verhalen. Uiteraard is deze bij mij te bestellen via de mail.
Stuurt u dan een verzoek naar: sber01@hotmail.com
dinsdag 16 januari 2018
Egeltje
De egel zat
bovenop het schoteltje met egelvoer. Ik keek uit het raam en was heel dichtbij
het smakkende beest. Ik maakte een reis achteruit in de tijd. Het was een koude
avond in september. Vlak voor mijn fietsband stak een beestje over. Het meisje
dat naast me fietste riep: ‘Stop! Een egel!’ Ik wilde nog roepen dat zulke
dieren op herfstige avonden op stap gaan om zich een boulimie te eten, maar ik
hield mijn lippen op elkaar. Zij was al afgestapt en pakte het dier. “Wat is
hij mooi,’ zei ze en ik keek bezorgd naar de opgerichte stekeltjes. Hij vond
het niet zo leuk. ‘Ja,’ zei ik zacht,
‘hij is prachtig.’ ‘Neem jij mijn fiets,’ fluisterde ze, ‘dan brengen we hem naar mijn huis.’ In de
keuken stond de gehele familie over het schepsel gebogen. Het knorde: ‘Ik ben niet ziek, ik moet aan het
werk, laat me gaan.’ De vader van het
gezin merkte iets op over de relatie tussen autobanden en egels, maar de moeder
was concreter: ‘Zet hem maar in de schuur,’ wees ze. Het onfortuinlijke scharrelwezen
werd in een schoenendoos gedaan en ik nam afscheid. Bij de achterdeur stond
mijn vader te wachten. Hij zei niets, wees op zijn horloge. Ik wist het: het
was vreselijk laat. Zijn gezicht stond op een uitdiepende stormdepressie. ‘Sorry,’
zuchtte ik, ‘ik moest helpen een egel te redden. Het zal niet meer
gebeuren.’ “Egels redden zichzelf prima,’
zei mijn oude heer. Toen ik vertelde over het meisje, een groot
dierenliefhebber en haar familie, leek hij iets in te binden. Ik maakte het
verhaal groter en verzon dat de egel in het water had gedreven en zwemles had
gekregen.
Vanaf die
dag vroeg mijn pa regelmatig naar het egeltje en ik maakte uit zijn toon op dat
hij mijn egelverhaal maar voor een deel geloofde.
De volgende
dag na de reddingsactie sprak ik het meisje op onze school. Ze zei: ‘De egel
heeft een zooitje gemaakt in onze schuur. Hij heeft de doos en het dekentje aan
flinters gescheurd en een paar fietsbanden doorgeknaagd.’
Ik zou het
ook gedaan hebben, dacht ik. Maar ik zei het niet. ‘We hebben hem vanmorgen
vrijgelaten,’ ging ze verder. Ik lachte. Ik was blij voor de freedom van de egel en ik vertelde haar nooit hoe mijn vader
haar had genoemd. Ik vond het ook niet kloppen; ze was een zacht meisje dat van schapenwol haar
eigen truien breide en haar stekels nooit opzette.
Abonneren op:
Posts (Atom)