zaterdag 3 april 2021

Zij (vertaling van het Nederlandse liedje She van Elvis Costello)

 





Zij   


Zij, is het gezicht dat naar me lacht,

geen enkele twijfel, maar vol  kracht,

mijn prijs, de schat, die ik omarm.

Zij zingt een lied in het avonduur,

mijn hart zal gloeien als een vuur,

zij weet  waar ik naar smacht,

en iedere nacht houdt ze me warm.

 

Zij, is de schoonheid en het beest ,

geliefde gast op ieder feest ,

ze tovert een hemel  uit haar mond.

Zij is de spiegel van mijn droom,

haar lach werpt steentjes in een stroom,

zij is niet altijd wat ze lijkt,

het stille water, diepe grond.

 

Zij, danst vrijdags in de kroeg,

van ‘s avonds laat tot ’s morgens vroeg,

maar niemand ziet haar ogen,

als ze huilt.

Zij, neuriet zacht achter het stuur,

het is nacht, bijna twaalf uur,

en ik lift mee

tot de dag dat ik sterf.

 

 

Zij, is de reden dat ik overleef,

en dat ik zonder klagen verder leef,

ik zorg voor haar

door brand en stormen heen.

Ik, ik neem haar lach en pak haar traan

en hou ze in mijn hand

en waar ze gaat daar zal ik staan,

Zij, is mijn oude zon, mijn nieuwe maan,

zij, zij.

 


Naar: She (Elvis Costello)

Vertaling:  Sjoerd van Berkel,  april 2021

 


maandag 22 maart 2021

My home is not always my castle


 









Gisteren schreef ik tijdens de studie over dyslexia (onderdeel masterprogramma) binnen twee minuten een gedicht. Ik zocht afleiding zeker. Vanmorgen stond het tot mijn verbazing op de pagina Alkmaardichtstad.nl. Hartstikke leuk. Ik moet eigenlijk vaker gedichten schrijven in twee minuten. Niet te lang over nadenken, hup, in die computer en verzenden, ha ha. De link naar de pagina is:


https://alkmaardichtstad.nl




Thuiszijn  en de thee alweer koud laten worden 

het badwater over de rand laten lekken  

en teveel  vis gegeten zodat er weinig ruimte is voor de Mexicaanse bonen 

dat zijn grote problemen van thuiszijn 

ook al die vervloekte mail checken en daarop willen reageren, want stel je voor  

dat ze me niet serieus nemen 

wat valt er te lachen?  

Ik droom regelmatig niet thuis te zijn maar in een slappe kroeg aan een bar te hangen 

naast me verwelkte theebloemen zo zacht met de prachtigste verhalen   

en dan zo hard te lachen dat we van de kruk storten 

en de ondernemer vraagt of we nog wat lusten  

maar nu is alles eenzaam   

alles is eenzaamheid 

dat thuiszijn waar je naar verlangt dat 65 plus verlangen  

dat is helemaal niks 

afschaffen dat pensioen ik werk door tot ik opnieuw 

van de kruk val. 

 

Sjoerd  21 maart 2021


zondag 7 februari 2021

Thuis na een nachtdienst: zuster Anja ploegt door de sneeuw

 



Vanmorgen kwam Anja thuis na een nachtdienst. Ze ploegde door de sneeuw met haar fiets, een mountainbike. Ze belde om 7.49 dat ze haar tocht van 4 kilometer ging beginnen. Ze deed er een uur over. Een uur in een sneeuwstorm bij een temperatuur onder nul. Ik maakte me wel enige zorgen. Gelukkig is ze nu thuis, en ik hoop dat haar collega’s van het ziekenhuis ook goed zijn thuisgekomen. Hierboven de foto van haar thuiskomst. Ze zegt dat ze geen kou heeft gevoeld. Maar ik heb me wel wat zorgen gemaakt over haar expeditie.

Een stranding in de sneeuw: 17december 2010

 


In december 2010 kwam ik vast te zitten in Amsterdam, vanwege een vreselijke sneeuwstorm. Maar ik herinner me dat het me twee keer is gebeurd. Wanneer was die andere keer? Dat zoeken we op. 

Ik probeerde gisteren naar huis te gaan. Het was net drie uur geweest toen ik op het Centraal Station aankwam. Het was me gelijk duidelijk: hier was iets ergs aan de hand. De informatie borden waren helemaal blanco en er kwam een omroepbericht dat wegens de extreme sneeuwval het treinverkeer in het hele land ernstig ontregeld was. 

In de hal gonsde het van de zenuwachtige geluiden van ongeruste passagiers. Vooral buitenlanders klampten willekeurige mensen aan om een klein beetje informatie. Maar info kwam er niet of nauwelijks. De borden zwegen en ook de stem uit het plafond zweeg. Er waren wel wat medewerkers van de NS, met een rode pet, maar die waren zo overspannen dat ik het vragen maar na liet.'Hou je klep!' riep er een tegen een mevrouw. Zelf werd ik uitgelachen toen ik aan zo'n medewerker vroeg of het nou aan de treinen lag of aan de sneeuw of aan iets anders. 

Voor het loket van de info stond een lange, zinloze rij wachtenden. 'Wacht u op de omroepberichten!' was het enige wat ze hoorden. Ik ging met de massa mee omhoog via de roltrap om mijn geluk te proberen, maar op het perron was het zo druk dat ik met enige moeite weer ben afgedaald. Beneden heb ik een zak friet genomen. Eten is een voorwaarde in het survivallen. Naast me stond een meisje te klagen dat ze al de hele dag onderweg was. Klagen heeft geen zin dacht ik, vooruit kijken wel, oplossingen bedenken. Een taxi nemen? Wel duur, maar gezien de toestand op de weg ook onmogelijk, net als de bus. Een kennis vriend bellen en hopen dat die thuis is? Heeft meer zin. Ik belde Mark. Hij nam op, zei dat hij nog op zijn werk zat. Maar aan zijn stem kon ik horen dat ik zo bij hem terecht kon. Ik beloofde hem later te bellen. Mark is een kanjer. Wel jammer dat ik hem zo lang uit het oog ben verloren. Maar ja, zo is het gegaan. 

Het werd steeds drukker op het station. De stemming werd ook anders. Er was veel openheid en saamhorigheid, je kon zo iemand aanspreken, dat is 's morgens in de forenstrein wel anders. Ik wil niet zeggen dat ik deze ramp leuk vond, maar de gezelligheid was bijzonder. Toch leek het me beter ergens een kroegje op te zoeken voor de warmte en een glas wijn. Ik glibberde door de Warmoes naar de Dam en passeerde een aantal hotels. Ik twijfelde er niet aan dat ik ze niet nodig zou hebben. De warmoes was in kerstsfeer. Het grootste deel van de winkels bestaat uit artikelen voor hennep, seks en de herenliefde dus dat geeft een apart contrast. Ik belde mijn zus terwijl ik langs Madame Tussauds waggelde. Ik zag dat de boom op de Dam geen lichtjes had, was het geld op? 

Zus had ook geen informatie over de toestand op het spoor, de NS site lag plat. Ik voelde me een beetje somber worden. Na een moeizame week op het werk wilde ik snel naar huis, maar een grote kracht hield dat tegen: de natuur, onvoorspelbaar en machtig. Ik ging de Kalverstraat door, dan naar het Spui en door de Voetboogstraat in. Het cafe was er nog steeds: de Schutter, pleisterplaats van hangstudenten. Nog steeds even bruin, even smoezelig en even gezellig al voorheen. Boven de tafels hangen afgrijselijke nep leren lampen uit de jaren zeventig. De bar zit nog steeds dwars op het trapgat. Enige verandering is dat de rokers nu achter een glazen pui zitten te blowen. Ik bestelde een glas wijn en nam mijn boek van Graham Green er bij. De derde man, uitstekende literatuur in deze benarde toestand. Smokkel verhaal in het Wenen van na de oorlog. 

Ik vertelde de jongeman achter de bar van mijn probleem. Hij ging op internet kijken of hij wat kon vinden. Aardige vent. hij kon niks vinden. Ik bestelde een biefstukje met rijst. Even later kwam hij met een biefstukje met aardappels. Ik denk niet dat hij een goeie kelner is, maar sympathiek is hij wel. Ik at de maaltijd en had een licht blues gevoel, zo moest een truck chauffeur of een handelsagent zich voelen. Wel naar huis willen, maar niet kunnen. Na de maaltijd voelde ik me wel weer sterk genoeg voor de terugtocht. Ik verwachtte niet dat het allemaal opgelost zou zijn. Ik gleed terug over de blubberige voorburgwal en kwam weer bij het station. Het was nog steeds een chaos. Ik ving een omroepbericht op voor de trein naar Rotterdam en de trein naar Utrecht. 

Waar zouden de trein reizende collega's van de Zilveren Toren zijn? Ik had nog wel vanaf het CS naar de Toren gebeld om te waarschuwen. Plotseling hoorde ik het woord 'Alkmaar' en 8a. Ik spoedde me naar het perron en zag inderdaad een trein naar Den Helder, het was te mooi om waar te zijn! 

De tijd was nu half zeven. Ik had ook regelmatig contact met Anja. Ik zag de stroom beestjes op de telefoon hard achteruit gaan, wel iets om rekening mee te houden. De trein was over en overvol. De machinist waarschuwde ons dat hij niet zou vertrekken als we ons niet gedroegen. En mocht er iemand flauwvallen dan kon de conducteur er niet bij komen. Hij adviseerde dan maar 112 te bellen. Heel langzaam kwam de trein in beweging. Wij zaten boven nog redelijk, maar op het portaal waren het haringen in een ton. 

We kwamen bij Sloterdijk. Daar stonden nog heel wat kantoorpiefjes al uren te blauwbekken, dus die waren echt wild om er in te komen! Bij de deuren stond politie om de orde er in te houden. We tsjoekten door het witte landschap. 

Naast me stond een dame die volgens mij een concert moest geven met een of ander instrument. Ik hoorde ook van mensen dat ze van Schiphol terug naar huis gingen. De vlucht was geannuleerd. Naast me zat een man aan een pilsje. De sfeer in de trein was uitgelaten alsof we op een carnavalsavond waren. De machinist deed er een paar lollige uitspraken bij: 'Dames en heren een prettige mededeling: wij gaan het bovenste en onderste deel van deze trein niet splitsen!' Hij gaf steeds goede informatie, bij wijze van uitzondering op de rest van het spoor personeel. Chapeau. 

Toen dreigden we alsnog voor Uitgeest te stranden. Alkmaar was nog niet klaar met de wissels. Ik voelde de neiging om een plasje te doen, dat kon weleens een probleem worden: voor de wc stond een enorme boel opgefokte lieden. Dus laat maar. 

Naast ons stond een meisje met een kerstpakket: een espresso apparaat. Daar had ze toch wel mee rondgezeuld al die tijd. Ze zei dat ze zelf geen koffie lustte. Ik zag op het station ook wankele oudjes rondscharrelen en mensen met baby's. Niet zo best allemaal dacht ik. Waar zijn de noodscenario's? Behalve de gratis koffie onderneemt de NS niks voor de zwakkere reizigers. Die kunnen gewoon doodvallen. 

Gelukkig stopte de trein niet in Uitgeest. Bij eerdere rampen heb ik daar weleens gestaan om dat het ding niet meer verder ging, en dat wil ik niet nog eens. Uitgeest is een ramp, er is daar helemaal, helemaal niks, je staat gewoon bloot aan de elementen. Eindelijk bereikten we Alkmaar. 

In de verte zag ik Anja aan komen scharrelen. Er liep een vrouw naast haar die op weg was naar haar gestrande dochter. Het was nu acht uur, vijf uur later. Jammer van mijn vrijdagavond. Maar als je eenmaal thuis bent vergeet je alles snel. Ik ben alleen nog niet vergeten hoe slecht het spoorpersoneel functioneert als de boel plat gaat. Wat gaan ze daar aan doen?

zaterdag 6 februari 2021

Sneeuw en ijs komen eraan

 




                                               winter 2017



Het is nu 23.30 zaterdag 6 februari. Ik kijk naar buiten en het is zoals het altijd is. De voorspellingen zijn wel wat zorgelijk. Hopen sneeuw, ijs en een hele koude wind.

Anja is naar haar werk. Ze heeft nachtdienst. Ik hoop dat ze morgenochtend enigszins goed thuis kan komen. In mijn archief vond ik een foto uit februari 2017. Dat moet dan eigenlijk wel de laatste keer geweest zijn dat er hier sneeuw viel. We wachten het even af wat er gaat gebeuren.

Ik ga een verslag opzoeken van een ijzige winterse dag die het hele leven platlegde, in 2010. Eens kijken of ik die kan vinden en posten. Voor nu wens ik iedereen een gezonde nacht.

Enige zorgen zijn de mensen die zonder dak rondhangen of in een park slapen en diverse huisdieren, katten, honden die ergens thuishoren, maar de weg kwijt zijn.



maandag 1 februari 2021

Schittering







Ik kruip als een krab 
Over langgerekte schaduw 
Met wolken op mijn hand 
Mijn voet van zand 
Ik ben van zee 
Uit de zon gekropen 
Ik ben zo heerlijk zinloos zinvol 
Doezel weg als een windhoos 
Over de mensen 
De mieren 
Verdwijn in haar geknepen ogen 
Achter donkere pieren

zaterdag 2 januari 2021

Leiden Ari en Rembrandt, juli 2020

 







Vorige zomer maakten we een wandeling door Leiden, want er was niets open. We sloften over het Rapenburg, heel mooi en oud. We stopten even bij de voormalige studentenwoning van prins pils, die inmiddels prins speedboot heet en is gezakt in de populariteitpolls.

Vlak naast dat huis is een studentenwoning geweest waar Paul van Vliet en anderen theater Pepijn begonnen.

Een Leidse bal gekleed in een belachelijke 19e eeuwse pandjesjas met hoed staarde in een etalage en zei: ‘Zelfs veur mij is dat iets te begrotelijk.’

In de buurt woonden ook prinses Beatrix en de auteur Kneppelhout die schreef over het studentenleven van 150 jaar geleden. Verrassend herkenbaar.  

We aten een koekje aan een Leidse gracht en ik moest even denken aan de stamboom van de familie Van Berkel. Ze woonden hier in ieder geval vanaf 1605. In dat jaar, aan het begin van de Gouden Eeuw, werd Ari van Berkel geboren.   

Omstreeks diezelfde tijd werd in 1606 Rembrandt van Rijn geboren, in dezelfde stad. De gedachte komt nu bij me boven dat Ari en Rembrandt samen gespeeld hebben op de gracht. Het zou best kunnen, Ari was niet van stand en Rembrandt ook niet. Misschien heeft Ari wel gezegd: ‘Zit je nou alweer poppetjes te tekenen? Kom we gaan klauwen.’ Klauwen is een spelletje met een stukje bot, populair in de 17e eeuw.

 

Populair was ook een stukje brandend papier aan elkaar door te geven tot het laatste kind ‘Au’ riep.

Ik dwaal af. De Van Berkels woonden minimaal driehonderd jaar in Leiden. Dat is lang. Een van hen sloot zich aan bij de patriotten, eind 18e eeuw, en verhuisde naar Frankrijk.

Mijn overgrootvader was militair en woonde met zijn gezin op de Garenmarkt. Van dat gezin stierven twee kinderen voor hun 18e verjaardag. Dat waren jongens, dus mijn opa bleef als enige jongen over, tussen vier meiden.

Zo was het leven dat met het lot is verweven.

En we stapten naar het station, want onze reizen staan ook altijd in het teken van het grote, blauwgele gevaar.