zondag 26 juni 2011

Dienstkeuring 1985



Op een-en-dertig mei 1985, één dag na mijn achttiende verjaardag diende ik
te verschijnen op de kazerne op de Sarphatistraat, Amsterdam, voor de toenmalige dienstkeuring. Ik kreeg daar voor een briefje van het gemeentebestuur.
Ik verscheen dan ook, hoewel enigszins te laat. Men verzocht mij vertoornd
achter aan te sluiten en te wachten op mijn nummer. Iedereen kreeg een nummer en was het ook. We moesten meelopen met een sergeant die onze jassen in beslag nam en in een kluis opborg. Het was een hele warme dag, dus je kon best zonder jas.
Hoe dan ook, de krijgsmacht stuurde mij en de andere jongemannen van het
ene kastje naar het andere muurtje. Strookje plassen hoorde daar bij. Er stond
een stoere man wijdbeens voor het toilet die een strookje uitdeelde en niets
zei. Ik vroeg wat de bedoeling was. Hij knikte alleen met zijn hoofd. Boven
zijn vierkante kop hing een bord, waarop stond het strookje te bewateren
en aan hem te overhandigen.
Hierna gingen we naar de morse test. Daarbij kreeg je vreemde piepjes en geluiden te horen die je moest terugbrengen naar het gewone dagelijkse alfabet. Uiteraard kwam ik hierbij niet verder dan de eerste ronde. Gruwelijke verhalen deden zich de ronde over het bezoekje aan de dokter. Dit was volgens de overlevering een afgekeurde hospik met een Vietnam verleden die in de jungle had geleerd om te overleven. We wachtten op een rij tot we aan de beurt waren bij deze maniak.
Ondertussen was er tijd genoeg om de gebeden der stervenden door te nemen.
De man zou zonder kijken een stompe naald in de ader planten, zoals hij gewoon
was op het slagveld.
Met knikkende en klapperende ledematen ging ik naar binnen. De spuit lag inderdaad op tafel. Het was geen kleine spuit, het was een gigantisch apparaat uit de 18e eeuw.
Hij nam de vragenlijst door omtrent de ziektes. Ik had ingevuld dat ik weleens verkouden was, want het leek me vreemd om helemaal niets in te vullen. 'Veel verkouden mijn zoon?' vroeg hij. Achter iedere zin sprak hij mij aan met 'mijn zoon', dat klonk wel vriendelijk. Toen de vragenlijst klaar was verwachtte ik dat nu het ogenblik aangebroken was waarop het bloed zou gaan vloeien. Ik zag het
al onder de deur door lekken.
Maar hij deed niets, gaf me een hand en ik kon vertrekken.
Hierna meldde ik me opgelucht bij het meetgedeelte. Iedere soldaat krijgt een
uniform op zijn lengte. Het mannetje dat al die lange kerels moest meten was
ongeveer 1 meter 50 en Indisch. Om te kunnen meten sprong hij driftig op
een kistje en er weer af.
Na alle kamertjes en hokjes te hebben doorlopen hoorde ik mijn nummer dat
telkens werd omgeroepen. Het nummer werd opgedragen de kazerne te verlaten.
Toen begon het afwachten. Een aantal weken later kreeg ik op maandag een
brief uit Kerkrade, dat ik was ingelijfd bij de Landmacht, daar ik goed
was bevonden. Die nacht droomde ik over het leger, ik zag me al tijgeren, in
tanks rondscheuren en de vijand verrassen.
De volgende dag bracht de post wederom een brief van het leger. Jee, dacht ik,
ik word nu al opgeroepen. Met trillende handen opende ik de brief. Welke kazerne zou het worden? Meestal eentje ver weg. Ik las de regels vliegensvlug en tot mijn stomme verbazing werd me daarin medegedeeld dat ik niet zou worden opgeroepen omdat ik uitgeloot was! Ik zou minder goed indeelbaar zijn! Teveel jongens in het bouwjaar 1967. Ik vond het toch wel jammer, nu kon ik nooit meepraten over al die mooie dienstverhalen, nooit leren schieten. Maar ja, je gaat geen beroep aantekenen tegen zo'n beslissing omdat je nieuwsgierig bent na het horen van alle verhalen.
Tijdens het eenmalige bezoek aan de kazerne heb ik wel ergens mijn dossier
gezien. Om mijn gewicht stond een rode krul en een vraagteken. Ik woog toen
niet zoveel, ongeveer 60 kilo. Welke verklaring er is voor mijn minder goed indeelbaar zijn, weet ik nu nog steeds niet. Goed gekeurd en toch niet indeelbaar, dat is leger logica.
Jammer toch dat ik verder niks over het leger kan vertellen.



Geen opmerkingen: