donderdag 26 juli 2012

Sientje Mesdag van Houten

Amsterdam 21-7-2012 De brandweer stond in de oude Molsteeg. Ik zag geen vlammen uit het dak slaan. Misschien een kat die in de dakgoot zat te miauwen? De prent van Sientje Mesdag hing nog op precies dezelfde plek in de etalage. Een bos, een vennetje, met potlod getekend. Wanneer? Het zal rond 1890 zijn geweest. Ik gok maar wat. De verkopers van de prent stonden met hun rug er naar toe, buiten voor de deur, naar de sensatie te kijken. Ik sprak de linker man aan. Hij was een jaar of vijftig, met warrige krullen. Hij kwam tot mijn verbazing totaal niet over als de standaard antiquair. Ik zei dat ik gemaild had over de prent. ‘Ja, ja, Barbara Mesdag,’ zei de man. ‘Sientje,’verbeterde ik. ‘Sientje Mesdag van Houten.’ ‘Juist ja, Sientje,’ zei de man. Maar wie ze was, hij zag er niets bij, stond te lezen op zijn voorhoofd. Ik vertelde iets over deze vrouw, die Hendrik Mesdag aanzette tot schilderen en na de dood van haar zoon Klaas begon met tekenen. De verkoopman bleef bij Barbara. Hij riep zijn compagnon erbij. Die had het over een Amsterdamse Joffer. Maar als Sientje iets niet was, was het wel een Amsterdammer. Ze was Gronings en leefde voor het grootste deel in Den Haag. De verkoper vertelde dat hij de winkel was begonnen uit pure armoe. Als docent aan de kunstnijverheidsschool verdiende hij drie stuivers. Maar door handig handelen met oude spulletjes, werd het wat. Vooral de art deco’s spulletjes, vazen, potten, hadden hem geholpen. Hij pakte de prent met bobbeltjespapier in en vloekte op de plakbandmachine die het niet deed. Eindelijk was het ingepakt. ‘Sinds een week kan er ook gepind worden. Ik kan niet zo goed meekomen met al dat internetgedoe en zo. Ik zoek het sneller op in een handboek dan die anderen met hun..’ Hij maakte een tikgebaar. ‘Ik pin niet,’ zei ik. ‘Ik heb de briefjes vers van de bank..haal ze maar door je scan..’ ‘Heb ik!’riep hij opgewekt en hij trok de biljetjes van 50 door een apparaat om te kijken of ze echt waren. ‘Je moet het briefje er anders om in doen,’ zei zijn maat rustig. De machine keurde de flappen goed. ‘Ik kijk nog even rond,’ zei ik en schuifelde door het decor van Help, mijn man heeft een hobbie, overal breekbare plateelvazen en oma-voorbije tijden snuisterijen. In een hoek stond een bank in Amsterdamse schoolstijl. ‘Heel duur!’ riep de man me na. Boven de bank hing een prent van Jan Veth en ergens verderop een tekening van Dirk Filarski, maar dat laatste wil mijn liefste niet. Ze heeft moeite met de trage sfeer van de Bergensche school. Bij de deur sprak de verkoper me nog een keer toe: ‘Weest u wel voorzichtig met het glas..’ ik knikte. De stad was overvol met lui die hier de bloemen buiten komen zetten. Geen probleem, zolang ze niet mijn Mesdag beroeren. De shoarma bakker bakte de shoarma, de kinky kapper knipte kinky, verderop was een probleempje met twee jongelui die de zonsopgang wilden bekijken vanaf een dak en nu voor suicidaal werden gehouden. Ik begreep waarom Sientje Mesdag een stukje bos en een vennetje schilderde en waarom ik dat 100 jaar later leuk vind. Plotseling rent ereen vrouw op me af. Ze heeft grote paddo ogen. ‘You look so happy!’ gilt ze tegen me. En weg is ze. Ik ben erg geschrokken, maar de prent is nog heel en ik ook. Ik zal hem een thuis een mooie plek geven, boven de bank, o nee, dan zie je hem zelf niet.

Geen opmerkingen: