zondag 2 oktober 2016

Dit is Juan





‘Dit is Juan,’ zei ze,  ‘ik heb hem net leren kennen, in zee..’
 Ik richtte mij op van het Spaanse zand en zag een zongebruinde ober, of een profvoetballer.
 ‘Wij gaan vanavond uit samen..’  Ik ging achterover liggen en slikte het ‘nice to meet you,’ in. Hij zei ook niets. Zijn ogen vertelden mij dat hij mij een Hollandse gehaktbal vond. 
‘Zo, wat zeg je daarvan, hè?’
Ik zuchtte en bedacht een plan voor de avond. Flink de bloemen buiten zetten, genieten van de vakantie, van de Spaanse avond, misschien kon ik in de branding ook wel een signorita vinden, een zeemeermin.
De avond viel. De zon zakte sissend in de Middellandse zee. We aten als lome koeien. ‘Ik ga,’zei ze plotseling en schoof haar bord opzij. “Nou misschien tot vanavond en anders tot morgen.’ De deur sloeg dicht. Ik waste me en ging naar buiten. In het dorp had ik een superavond met drie lelijke Duitse meiden. Toch zoenden ze heerlijk, hoewel ze roken naar knoflook en taaie calamares. Met de trofee van lipstick op mijn T-shirt toog ik walmend naar bier en fluitend van geluk naar het hotel. ‘Kom gauw!’ riep een stem van boven. Zij was het. Ze stond op het balkon. ‘Kom gauw, hij komt eraan!’ Ik haastte me de trappen op. Zij had mascarastrepen op haar wangen. ‘Hij,’ snikte ze, ‘hij deed zijn deur open en liet gelijk zijn broek zakken. Toen ben ik weggerend. Ik keek nog eens om en toen, toen kwam hij achter me aan en..’ We hoorden een stem, een diepe, donkere stem van  Romeo die Julia zocht. Ik knikte dat ze uit de kamer moest gaan en gluurde over de rand van het balkon naar beneden. Daar stond de kalende Adonis. Hij had een telefoon aan zijn oor. ‘Dat is ‘m,’ riep ze, ‘hij gaat ons vermoorden!’ Ook dat nog, dacht ik. Ik ga in de Spaanse pepers. Hij maakt sangria van me of stuurt alle stieren uit de arena op me af. De man pakte iets uit zijn zwembroek. Het leek op een pistool. Plotseling viel een schilderijtje achter ons in diggelen op de witte tegels. De rest van de nacht hebben we naast elkaar op de vloer van het appartement gelegen. Toen het licht werd zag ze me en zei zuinig: ‘Wat heb jij nou op je truitje, lipstick, gadsie, wat voor een vriend ben jij? Viezerik, ga je schamen!’  Ik haalde mijn schouders op en pakte het schilderijtje. Op de neus van een huilend zigeurinnetje zat een gaatje. Bij de tafelpoot vond ik een kogeltje, van een buks.
‘Laten we gaan zwemmen,’ zei ik en ik lachte. Zij lachte ook.

En toen gingen we naar het zwembad. En we hadden verder een prachtige, hedonistische vakantie.                       

Geen opmerkingen: