woensdag 13 augustus 2025

Onder de radar Prompt deel 2 Geen paniek

 

Schrijfchallenge Prompt: Onder de radar, juli 2025   

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

 Geen paniek

Ik ben doodsbang. In het oerwoud is het stikdonker. Het ritselt in de struiken, gekrijs van wilde dieren. Ik ga op mijn hurken zitten en sla mijn armen om mijn benen. Ik moet mijn adem onder controle krijgen. Want als het zo blijft, zal ik sterven. Doorlopen op het ezelpad is dodelijk en naar de top terug is ook dodelijk. Omdat daar zeker twee of drie mannen de wacht houden. Ik kan ze niet zien, maar ik hoor hun lage, diepe stemmen. Ik kan daar niet heen. Dan schieten ze me neer.

 De enige oplossing is het oversteken naar het Franciscuspad. Dat is levensgevaarlijk. Een oversteek door een diep dal, een beek door en dan weer omhoog. En dat in volslagen duisternis.

 Ik pak een touw uit mijn rugzak en zoek op gevoel naar een rots. Dat lukt. Ik bind het touw eromheen. Het andere eind om mijn middel.

 Ik krijg weer een paniekaanval. Ik begin te zweten. Mijn hart voel ik kloppen. Ik begin met zingen. It’s a beautiful day!

De angst zakt. Nu voorzichtig afdalen. Ik verdwijn half in de vegetatie. Laat het touw door mijn handen glijden. Het doet heel erg pijn aan mijn handen. Het is zwaar. Het begint hard te regenen. Het water loopt via mijn nek naar mijn schoenen. Op mijn benen voel ik allerlei ongedierte en het steekt en het prikt. Ik weet niet hoe lang ik er over doe, maar ik sta eindelijk beneden. Ik hoor water. Ik ga liggen en ik kruip er heen. Het is koud en ondiep. Ik vul mijn waterfles. Aan de overkant komt een enorme kat uit de struiken. Ik hou me stil. Ik ga liggen. Hij komt dichterbij. Snuffelt aan mijn hoofd. Het kan met een enkele hap afgelopen zijn. Maar dan draait hij zich om en vertrekt. Mijn lijf trilt van deze ontmoeting. Ik kan amper ademhalen.

 Toch moet ik verder. Tijd om te klimmen. Een moeizame tocht omhoog, langs rotsblokken. Ik word opengetrokken als een blikje. De pijn is hels. Ik sta boven. Is dit het Franciscuspad? Het zou kunnen. Kletsnat van het zweet ga ik linksaf het pad af naar beneden. Ik hoop een boerderij te vinden. Ik heb dringend hulp nodig. Maar ik wil niet in het donker aankloppen.  Ze zullen me neerschieten. Ik wacht op het eerste licht.

 In mijn rugzak zit de schedel. Ik moet een manier zien te vinden om Yemara, die ziek is, toch te spreken. Want als Yemara er niet is, zullen ze mij voor een vijand blijven aanzien.

Ik ben dom geweest.

Ik strompel over het pad. Mijn voeten zijn opgezet en zo gezwollen dat lopen amper mogelijk is.

 Er ploft iets naast me. Met mijn handen tast ik de bodem af. Ik vind iets dat op een pijl lijkt. Er zijn hier wel stammen die de pijlpunten dopen in de curare, gif. Ik maak hier weinig vrienden.

Na uren lopen bereik ik een huis. Ik kan de contouren zien in het eerste daglicht. Ik val op mijn rechterzij. Ik kan niet meer staan van vermoeidheid. Ik hoor dat iemand aan komt rennen.

“Yo necesito ayudo,’  fluister ik.  

 

 

Bundel Leontine Wagter en Marius de Schaar

 


Van de wederwaardigheden van Annechiena en de schippers van de Lage en tevens Hoge der Aa 

Een aantal weken geleden kreeg ik dit fraaie boekje over de tragische geschiedenis van Annechiena. De mooie tekst is opgemaakt met fraaie met de hand geknipte illustraties. Kijk op de website van de Creatieve Brief voor verdere informatie. De kunstenaars zijn Marius de Schaar en Leontine Wagter. De website is: www. de creatievebriefnl.





dinsdag 12 augustus 2025

Schrijfchallenge 'Onder de radar' juli 2025 Eerste deel: Naar de top van de Buraga

 


Een gezellig plaatje, gemaakt door AI.

Schrijfchallenge Prompt: Onder de radar, juli 2025   

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

 

Eerste deel: Naar de top van de Buraga 

 

Nog tien meter tot de top van de Buraga. Stof. Stenen. Hitte. Als ik boven ben, kan ik het linker pad nemen, het ezelpad, dat leidt naar de Chicao, de paarse rivier en het mangrovebos.  

 Ze zullen denken dat ik het rechter pad neem, het Franciscuspad. Het ezelpad is onmogelijk. Ik hoor ze schreeuwen.  

Iedereen weet dat deze vulkanische heuvel een mensenvreter is. Niet hoog, wel dodelijk. Diepe ravijnen. De top. De banden van mijn rugzak schuren in mijn schouders. Blaren op mijn voeten branden. Ik heb een diepe snee in mijn bovenbeen. Zweet druipt in mijn ogen. Ik ga het pad op. Het gaat steil naar beneden. Rotsig. Metershoge planten, spinnen. Het wordt donker. Mistflarden hangen laag door het bos. Gekrijs van apen. Donker. Zo snel gaat het. Nu moet ik stil blijven. Als ik val, val ik in de Polibra, de ijskoude rivier. Ik hoor schoten. Honden blaffen. Angst in mijn aderen. Stil nu. Het is 19.00 uur. Nog een halfvolle batterij. Maar geen bereik. 


*

 

woensdag 2 juli 2025

De laatste loodjes


 


De school wordt grondig verbouwd. Overal lawaai, bouwvakkers. Lokalen die gestript zijn.

Tien docenten van diverse vakken zitten bij elkaar in een oefenruimte voor het bakken van taarten en koekjes. Op het programma staat de rapportvergadering. Tweede en derde klas.

Buiten is het gruwelijk heet. Binnen staat de airco te blazen. De docenten bespreken de warmte- problemen die ze thuis ervaren. Plakkerig.

 Eén voor één worden de leerlingen besproken. Ook de motivatie en het gedrag komt aan de orde. De meesten worden bevorderd, een enkeling blijft zitten. Zitten blijven heeft nooit de voorkeur van de docenten. De mentor vraagt bij een meisje een stemming aan. We moeten individueel onze keuze laten weten: zitten blijven of doorgaan met het risico op een te grote achterstand. Er is een regelement en dat zegt : met twee keer een vier  geen overgang. Toch wordt ons om een stemming gevraagd. Het meisje blijft zitten. Zielig, maar het is niet anders.

 Een rapportvergadering heeft een formeel karakter. Er wordt tempo gemaakt. We zijn snel klaar.

Ik spreek de docent tekenen. Hij is ook beeldhouwer. Heeft een mooi beeld van een meisje gemaakt met grote laarzen, dat bij Edam op een dijk staat. Ik laat mijn eigen tekeningen zien. Hij is onder de indruk. Hij is gelukkig met zijn beeld Veenus, maar nog gelukkiger met het feit dat zijn geliefde weer beter is.

 Buiten. De zon brandt hard. De hoogste stand is aangezet. Ik spreek een bouwvakker. ‘Ja,’ zegt hij, ‘op de steiger is het wel heel warm mijnheer.’ Hij moet de nieuwe klimaatbeheersing ophangen en eerst dikke gaten boren in de schoolmuur.

Op het station zie ik  een paar leerlingen met hun fatbikes. Ze spreken me aan.  Ze gaan met de fiets naar Castricum. Best pittige gasten in de klas. Ik zeg dat we hun rapporten hebben besproken. Ze zeggen niets te vrezen. Ze willen instappen, maar de conducteur doet moeilijk. Ze moeten er weer uit. Luid protesterend.

 De schatjes. Nu moeten ze fietsen, maar ja, ze zijn sterk en ik ben trots op ze.

donderdag 26 juni 2025

GVB Administratie

 


GVB administratie

Het GVB staat voor Gemeentelijk Vervoer Bedrijf. Een heel oud bedrijf met een echte Amsterdamse cultuur, hoewel de meeste bestuurders van de trams innmiddels in Almere en Purmerend wonen. Rond het millennium trad ik in dienst en werd ambtenaar, commies B.

De jongeman met krulletjes en een studentikoos brilletje, wees mij op mijn nieuwe werkplek. Ik zag een bureautje bedolven door papier en rommel. Daarachter school een piepklein verstoft computertje dat misschien al een jaar niet was gebruikt. Onder het bureau lag een stapel vieze borden en kopjes. Ik begon direct met opruimen. Mijn werkplek grensde aan het bureau van een piepkleine secretaresse die de opdracht had om data van formulieren over te tikken. Ze deed het zonder klagen. Haar bureau is volgebouwd met een spiegel en knuffelbeesten. De secretaresse was vaak nogal uitdagend gekleed, viel me op. Ze was wel aardig en ze keek soms heel verdrietig en vermoeid.

We zaten in een enorm grote kamer met ongeveer 15 bureaus. De omlijsting van de stoffige ramen waren donkerbruine balken. Er speelde doorlopend een jengelende radio. Het was de tijd van de milleniumbug. Shania Twain zong: That don’t impress me much. De jonge vrouw tegenover me steekt haar rode nagels uit. ‘Kijk eens nieuw kleurtje!’ kirt ze. ‘A. vindt ze ook mooi!’  Ik knik schaapachtig terwijl ik een stap paperassen bestudeerde die ik moest optellen of zo.

Plotseling werd de afdeling stil. De dikke man die achterin zat, die met de vissenogen, hield een formulier omhoog. Hij moest controleren voor het werk van de medewerkers in het systeem verdween. ‘Welke lul hep dit gedaon?’ riep hij hard. Iedereen zweeg. Maar een andere medewerker krijste terug: ‘Wil je geen woorden in de mond nemen die je in de hand moet houden?’

Zelf hield de medewerker zich bezig tijdens werktijd met de handel in aandelen. Hij deed dit met medewerking van zijn vrouw. Hij belde haar en als ze het niet goed deed, riep hij hoorbaar: ‘Wat ben je aan het doen, zuignap?’

De studentikoze leidinggevende kondigde aan dat hij met vakantie ging. De week daarna zochten we een stuk voor de verwerking van de data. Iemand zei dat het in de kast van de baas moest liggen. We vonden een sleutel en openden de deur. Er schoof een lawine aan opgeopende brieven naar buiten.

Het leek de dames van de afdeling leuk om sushi te maken op de afdeling. De chef gaf altijd het goede voorbeeld door in de week voor kerst zijn fonduepan mee te nemen. Op de vensterbank stond de koffiepot eeuwig te pruttelen. Dat mocht niet, maar we deden het toch. Op een dag lagen er formulieren te dobberen in de koffiedrab, want hij had gelekt.

De dames die aan mijn blok zaten, schaamden zich nergens voor. Op een warme middag bespraken zij wanneer en hoe ze hun hoogtepunten beleefden. ‘Ik kom heel moeilijk,’ zei de secretaresse. De kleding werd ook steeds schaarser. Een gast die ik aan mijn tafel uitnodigde zette grote ogen op: ’Sjeezus Sjoerd, waar zit jij naast?’

Als het betaaldag was, werd het spannend. Ik nam op: ‘U heeft een probleem,’ zei een donkere stem, zonder zich voor te stellen. Ik had veel te maken met ene J. een werkleider op de afdeling metro. Hij begreep meestal niet waar mijn vraag over ging. Hij keek depressief.

Ons raam keek uit op de Prins Hendrikkade. Achter me zat een jonge vrouw die zich nogal ouwelijk en tuttig kleedde. Ze had een vent bij het bedrijf die minstens 30 jaar ouder was. Nou ja, als ze maar gelukkig was. Ze deed naar en zelfs agressief tegen me. Bedreigen was normaal van uit het personeel naar ons. ‘Ik neem straks Clyde mee,’ zei een bestuurder door de telefoon. “En dan kom ik naar je blauwe ogen kijken.’  

Een collega stelde  voor om onze open deur te blokkeren met een lage kast. Dat leek de chef een goed plan. Rechts van mij waren de postvakjes. Ik wierp er zaken die volgens mij onoplosbaar waren en waar ik al heel veel tijd in had gestoken om erachter te komen wat ik er mee moest.

Op een dag kwam de chef van de chef op de afdeling. Met plechtige en driftige stem zei hij dat hij de secretaresse liet overplaatsen omdat ze niet op de juiste manier haar particuliere ziektekostenverzekering had opgegeven. Volgens hem fraude. Ik twijfel daar tot op de dag van vandaag aan. Ik denk niet dat de secretaresse daar toe in staat was. Ik nam af en toe jus d’orange voor haar mee, die ik kocht bij een bakkerij op de Nieuwmarkt. Ze zag zo bleek en vaal. Ik had met haar  te doen.

Een man hield me even tegen terwijl ik onderweg was naar de gefabriekte balie. ‘Je moet even kijken naar mijn nieuwe huis.’ Hij vouwde een kaart uit waarop hij aan het tekenen was. Dat dit tijdens werktijd was, was me al vaker opgevallen. ‘Hier komt de douche,’wees hij en ‘hier de trap.’  Ik knikte en zorgde snel dat ik wegkwam.  

Er belde een man waar ik stiekem om moest lachen. Hij had het steeds over de slipjes, in plaats van over de loonstroken.

Als het payday was, ontplofte de telefoon. Dan gingen er minstens vijf lampen op mijn toestel branden. Soms, voor dat de balie er was, stonden er soms mensen naast mijn bureau.

De chef nam nog twee jonge meiden aan. De ene was een Braziliaanse, erg mooi, maar erg lui en de ander was blond en knap. Ze maakte zeker tien keer per dag de grap: ’Je hebt kleine beren, grote beren en masturberen.’ 

Ik maakte soms een wandeling door het gebouw om aan de heftige werkdruk te ontsnappen.Ergens beneden zat een boekhouder met zijn benen op tafel. Soms moest ik naar hem toe om een voorschot rechtstreeks te laten boeken. Hij keek dan echt misdadig of ik een verkeerd voorstel deed. In het gebouw waren veel deuren. Achter die deuren onzichtbare medewerkers. Sommigen wandelden graag met papier onder hun arm op de gangen. Ook een functionaris bij ons op de afdeling deed dat. Zijn vrouw was bij het bedrijf integriteitsfunctionaris. Maar op een ochtend zag ik zijn grote hand toch echt op de mooie strakke billen van de Braziliaanse rusten.

De chef bleek toch erg lief te zijn. Hij vertelde hoe hij gehuild had toen ereen hond onder zijn bus kwam. Hij was voorheen chauffeur. Op een middag voor kerst, toen het zachtjes sneeuwde kwam er een telefoontje van een mevrouw die geen geld had ontvangen. Daar bleek zij wel recht op te hebben. Niemand kon haar helpen, iedereen was weg. De chef wist geld uit een kluis te kletsen bij een achtergebleven functionaris. Een prima actie.

Ik kreeg een vreemde brief in handen. Waarschijnlijk niet voor mij bedoeld. Een veroordeelde medewerker werd weer in dienst genomen. Hij had een vakantiehuis in Italië en voor de verbouwing daarvan had hij spullen uit het metrodepot meegenomen, onder andere een armleuning, zoals die in de metrogangen zitten. Uit de muur geschroefd.

 

 

Soms gingen we met de afdeling tussen de middag saotosoep eten op de Zeedijk. Dat duurde natuurlijk veel langer dan een half uur, maar niemand die dat een probleem vond. Je krijgt je poen toch op je rekening? Amsterdamse humor: ik kwam eens  binnen met een overhemd met ruitjes toen iemand zei: ‘Ga je glazen wassen?’

Toen ik pas binnen het bedrijf was, hebben we een zeker mijnheer Vos met overlijden gemeld. Dat was de verkeerde mijnheer Vos. ‘Dat is die dooie!’ riep de oudste medewerker. Na twee jaar raar en onfatsoenlijk gedrag te hebben getolereerd stortte ik in. Ik diende mijn ontslag in. Het was teveel geweest. Uit schaamte heb ik hier 25 jaar lang over gezwegen.

Leesplezier!

 




Lang geleden. Mijn vader zit naast me en haalt een oud boek uit de kast. ‘Dit is Dik Trom,’ zegt hij. Hij sloeg het open en las een stukje voor. Het ging over een dik, stout jongetje.Op het plaatje zat het kereltje achterstevoren op een ezeltje.

Ik was wel nieuwsgierig naar de ervaringen en probeerde op school zo goed mogelijk de les te volgen. Thuis oefende ik ook op de letters. Tot  verbazing van mijn moeder kon ik al heel snel lezen.

Ze nam me mee naar een boekwinkel. Ze gaf me een boekje dat: In de soete suikerbol heette. Het ging over een bakker die een oliebol moest bakken voor een koning. Als ik het uithad, mocht ik een nieuw deeltje uitzoeken.

Mijn ouders waren, zonder dat ze zich er echt bewust van waren, ambassadeurs van het lezen voor de kinderen. Ze sleepten boeken aan die ze zelf gelezen hadden. Ze lazen voor en mijn vader viel dan vaak in slaap tijdens het lezen.

Maar hoe dan ook, het lezen werd een prettige, leuke belevenis. Daarom ben ik ook op latere leeftijd een lezer gebleven. Omdat het plezierig was en bleef.

Nu we in een tijd van ontlezing leven, wil ik dan ook de nadruk leggen op het plezier van lezen voor leerlingen in de klas. Als ze er plezier aan beleven, gaan ze misschien zelf eens een boek pakken. Een boek dat bij ze past, bij hun leeftijd, hun wereld, hun overtuiging.

Ik wil de verplichte leeslijst niet helemaal afschaffen. Die vind ik belangrijk voor cultuuroverdracht. We kunnen vertellen over boeken, moeilijke boeken van nu en die van gister of van lang geleden. We kunnen er stukken uit lezen of voorlezen, maar we moeten oppassen dat we onze lezers niet kwijtraken.

zaterdag 3 mei 2025

Engeltje

 

 



 

Ooit heb ik meegedaan aan het project  namen en nummers. Dit is een herdenkingsprogramma voor holocaustslachtoffers. Je kunt het vinden op www.namenennummers.nl.  Ik schilderde een bordje voor een meisje uit de gemeente Alkmaar. Zij heette Engeltje en is met haar familie in 1943 weggevoerd naar kamp Sobibor en daar op de dag van aankomst vermoord.

Engeltje woonde in een rustige straat in het centrum van Alkmaar. Voor de deur liggen nu vijf herdenkingsstenen. Eentje voor haar vader en eentje haar moeder, een voor haar zelf en twee voor haar broers.

Ik heb ter herinnering een gedicht  over de familie geschreven dat ik hieronder zal plaatsen.

Toen de bel ging

Vader maakte het konijnenhok schoon,

moeder haalde Jacob uit bed.

Hij was haar jongste zoon,

de oudste zoon deed net,   

of hij een vliegtuig was,

met zijn armen uit elkaar.

En Engeltje zocht in haar tas,

een kam voor haar blonde haar.

Toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

Een hand in leer,

een hoed, een mijnheer,

toen de bel ging

en ging en nog eens ging en ging.

 

En het konijn zat in het gras,

moeder gaf Jacob een schone broek

en deed daarna de was.

De oudste zoon krijste een vloek,

want hij stortte op de vloer

en Engeltje deed een speldje

in haar haar en lachte even stoer.

 

Toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

Een hand in leer,

een hoed, een mijnheer,

toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

 

Het konijn stak zijn oren in de lucht,

moeder hield haar adem in,

slaakte daarna  een diepe zucht,

de oudste zoon kroop als een spin.

Jacob kreeg een extra deken om,

vader is stil blijven staan,

vluchten dacht hij: dat is dom

en Engeltje heeft rustig haar jasje aangedaan.

 

Toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

Een hand in leer

een hoed, een mijnheer,

toen de bel ging

en ging en nog eens ging

en ging.

 

Engeltje, waar ben je gebleven?

Je was pas elf toen je verdween   

en de sporen van je jonge leven

zijn alleen nog zichtbaar in een steen. 

Ik kijk door de ramen

en daar in de tuin bij de fontein,

huppelt een jochie samen ,

met een ander lief konijn.