vrijdag 15 augustus 2025

Prompt Onder de radar deel 6: de kuil

 



Deel 6  Onder de radar: de kuil

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

De zon schijnt nog steeds heftig, maar groen boven ons filtert een hoop zonlicht. Açaipalmen, 30 meter hoog en giftige manzanillabomen. Manzanilla de la  muerte. Maar langs mijn neus fladderen ook prachtig blauwe morpho’s, vlinders.

 De luchtvochtigheid is rond de 80 procent, zodat we de hele dag doorzweten. In onze laarzen staat sowieso altijd water vanwege de vele plassen en doorwaadbare stukken.

We lopen op ongeveer 1500 meter boven de zeespiegel.

Een van mijn beschermheren trapt op een slang. Een jararaca. Dat is geen goed nieuws. De slang bijt door zijn broek in zijn been. We proberen het been af te binden. Maar hij wordt vrijwel direct onwel en moet direct behandeld worden. Mijn andere beschermer zal met hem teruggaan, voor zover ze dat gaan redden, want die man heeft koorts en slaat vreemde taal uit. Zijn ogen draaien vreemd in hun kassen. Beide mannen gaan liggen en sterven binnen een half uur na elkaar. Shit, ik heb niks voor ze kunnen doen. Arme stakkers. Deze plek op aarde is de hel.

Ik zal alleen verder moeten.

Ik denk na over de man, Armando, waar ik naar toe moet. Hij is een vertrouweling van koning Vuto, van de Bkabi’s. Hij zal me bij hem introduceren. Maar is hij wel te vertrouwen? Hoogstwaarschijnlijk eist hij de kostbare schedel op en snijdt hij me in mootjes. Geen haan die er naar kraait. Nee, het is beter niet naar deze kerel te gaan. De schedel, de kuko, te begraven. Maar waar? Aan de linkerkant van het pad, achter een rotsblok, zie ik een stuk metaal. Het trekt  mijn aandacht. Ik loop er heen. Ik zie nog meer metaal. Grote stukken, blauw en rood. Dit was een vliegtuig. Ongeveer 15 meter lang. Neergestort en opgegeten door de onverbiddelijke jungle. Een wrak. Ik loop er voorzichtig om heen. Daar is de cockpit. Er is nog wat glas  in gebleven. En botten van wat eens een piloot was. Ik ga door de vrachtdeur naar binnen en tref kisten  met rommel. Er hangt een koffielucht in het toestel. Er kunnen hier schorpioenen zitten en spinnen. Ik open een van de kisten. Ik adem even niet: tussen het hout liggen blokken zilver. Er ligt hier voor een vermogen. Maar het is veel te zwaar om mee te nemen. Echt jammer, maar ik moet nu zo min mogelijk gewicht hebben.  

 Naast het vliegtuig ligt een schop. Dat komt goed uit. Ik graaf een gat en stop de schedel in een kuil onder het staartstuk. Zo kan ik hem altijd weer terugvinden, hoop ik. Als ik bij Yemara ben, kan ik het haar wel  uitleggen. Zo is het veiliger voor mij.

 Net als ik wil weglopen,  hoor ik een hoog, schril geluidje uit het vliegtuig. Ik pak mijn mes en blijf staan. Er komt een klein aapje tevoorschijn. Bruin, jong waarschijnlijk en met grote zwarte ogen. Hij gaat op een veilige afstand van me zitten. ‘Yu Yu,’ zingt hij schril. Ik doe een stap vooruit, wil hem pakken, maar hij vlucht een boom in. Van bovenaf kijkt hij me aan en zwaait met zijn arm, net of hij iets gebaart.

Hij ziet de Bkabi’s, hij waarschuwt me! Het aapje, ik noem hem voortaan Yu Yu, verdwijnt in het bos. Is Yu Yu in het vliegtuigje geweest tijdens de vlucht?

 

 

 

 

 

 

donderdag 14 augustus 2025

Onder de radar, deel 3, 4 en 5: De Stem van mijn hart





Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

Deel 3, 4 en 5  De stem van mijn hart

Ik ben bij  Manito. Hij heeft een boerderij met wat vee. Hij heeft me op een bed gelegd, dept mijn voorhoofd met een vieze doek en kijkt bezorgd. Ik kijk pijnlijk terug. Ik zie zijn kleine gestalte met het lange, zwarte haar. De vierkante kin, het uitgeholde gebit met scheve tanden. Hij wil dat ik blijf liggen. Hij zegt dat hij een man gaat halen die me kan helpen met alle verwondingen. Dat wil ik niet. Dat kost teveel tijd. Ik heb nog een dag om bij haar te komen. Haar brief is drie maanden geleden bij me gekomen in Bristol. Ik beschouw dat als een wonder. Een brief uit een ongerepte regio, naar de westerse wereld.

 Maar ze schreef me toch. Dat dit de laatste kans zou zijn. ‘Kom nu. Breng  de Kuko naar Armando. Laat Armando met je meegaan. Wacht niet, kom. Ik beloof dat ik stop met leven als je niet komt. Kom in de regentijd.’

 Terwijl Manito thee inschenkt, ben ik in gedachten terug in het oosten van de Amazone.

 Ik ben met een speciale eenheid van de SAS op zoek naar drugstransporten. We zijn een groep op het spoor. We overvallen ze midden in de nacht. Maar een van hen gaat er van door. Ik ben zo stom om erachter te gaan. Ik heb de crimineel gepakt. Geboeid. De crimineel liet het gemakkelijk toe. ‘Je gaat sterven,’ zei hij. ‘In deze jungle begin jij niks tegen de dood.’

Ik luisterde niet. Wilde hem mee nemen naar ons kamp. Maar de rivier die we over moesten, was in een paar uur tijd een kolkende massa geworden. We zaten er naar te kijken. Oversteken was niet meer mogelijk. Ik hield een pistool op hem gericht.

 Toen pas bleek dat het geen man was, maar een vrouw. Ze deed haar hoed en gezichtsbedekking af. Ze was mooi en gevaarlijk. Ze keek me spottend aan. ‘Sin mi morirás,’ zei ze. Haar Spaans kon ik net aan verstaan. ‘Dus doe dat pistool weg en doe wat ik zeg.’  

 Ik had geen andere keuze. Ik weet niet meer hoe het ging, maar of ik pakte haar hand of zij de mijne.  Ze zei: ‘One day you’ll come to me. Then we are juntos.’ De regen kletterde heftig op onze hoofden.

 ‘I will let you know when you can come. Give me an  adress.’

 Ik zei: Bristol, Kensintonroad 100. Can you remember that?’

Ze lachte. ‘We terrorists never write down a word, we just saber.’  En toen kusten we.

‘Toma mi corazón en tus manos,’ zei ze en ze stak haar handen uit.

Ik schaamde me dat ik een adres had vrij gegeven. Dat was heel erg verboden in onze service. Ik was gevallen voor de charmes van een vrouw. Een terrorist met de mooie naam Yemara.

 

‘Manito, ‘ zei ik. ‘Ken jij iemand die met mij mee wil naar het dorp van de Bkabi’s?’

Hij begon erg te zweten. De Bkabi’s, dezelfde mannen die mij achtervolgden, staan niet als lief bekend. ‘Si, seňor,’ zei hij bibberend.

 Twee uur later stonden twee gewapende mannen voor de deur. Ze boden hun diensten aan voor de reis naar Bkabi. Ik vertrouwde ze niet. Maar ik had geen keuze. Ik volgde immers de stem van mijn hart die al jaren  heel hard tegen me schreeuwde. Ik betaalde ze een ruim voorschot. Eerst zouden we naar Armando reizen. Ongeveer zes uren in een zuidelijke richting. Maar eerst verkleden.

Tijdens de laatste maaltijd, met wat brood en wat vis, teken ik op tafel met een potlood. Ik teken de jungle, ik teken Yemara. Manito en zijn vrouw Germa kijken aandachtig. Ik teken de vader van de dame en ik teken de schedel. In de tekening pakt de vader de schedel. Ik wil erbij tekenen dat de vader de schedel wil omdat het het hoofd is van de allereerste Bkabi. Zijn voorouder Tlivio. Pas als hij dat hoofd heeft, wil hij met me praten over zijn dochter. Eerder niet. De schedel wordt liefkozend ‘Kuko’ genoemd. Dat betekent niets verder.

 Ik weet niet uit te leggen dat ik een beroemd museum moest beroven en dat de hele wereld achter me aanzit. Ik ben nergens veilig meer, behalve in Bkabi. Dus ik laat dat maar zitten.

 Ik probeer nog wel duidelijk te maken dat ik achtervolgd word door de Bkabi’s, omdat zij niet weten wie ik ben. Alleen koning Vuto en zijn dochter Yemara, mijn grote liefde, weten wie ik ben.

 De Bkabi’s zijn er wel achter gekomen wie ik ben en wat er in mijn rugzak zit. En ze willen mijn kop eraf hakken. Zouden ze het weten van mij en Yemara dan zouden ze onmiddellijk stoppen. Maar Yemara mag niets zeggen van haar vader, tot hij mij heeft gezien en goedgekeurd.

Tot die tijd ben ik vogelvrij.

 Manito begrijpt het een klein beetje. Hij biedt zich aan mee te gaan, maar zijn vrouw kijkt daar erg ongelukkig bij.

‘Dat hoeft niet,’ probeer ik duidelijk te maken.

Zijn vrouw lijkt even na te denken en gaat naar een donker deel van het kleine huis. Ze komt terug met een mand. In de mand ligt kleding. Ze houdt ze voor me: een rok, een hoed, een omslagdoek. Ik begrijp het: dit wordt mijn nieuwe outfit. Verkleed als oud vrouwtje. Een stok maakt het compleet.

Zijn vrouw doet voor hoe ik moet lopen: krom als een bejaarde. In een mandje liggen bananen, die ik ga verkopen.    

 Ik trek de kleding aan en oefen met lopen.

Van Manito krijg ik een mes dat met een koord om mijn middel wordt gebonden.

 Ik ben klaar voor de reis. De twee bewapende mannen, zonder naam, lopen achter me. Ik zwaai naar Manito en Germa.

 

woensdag 13 augustus 2025

Zilte windsels suikerwier door Inge Nicole

 

Zilte windsels suikerwier  geschreven door Inge Nicole

Het boek Zilte windsels suikerwier opent met een motto van Jean Cocteau: ‘Vriendschap is een verborgen liefde’. Dat is een prachtig thema waaruit je alvast kunt opmaken waar het in dit verhaal om zal draaien.

 Het gaat om de twee jongeren Duifje en Rayan, die beiden met een grote uitdaging in hun leven worstelen. Duifje heeft onlangs de boodschap gekregen dat zij Diabetes type 1 heeft. Dat is een auto- immuun ziekte waardoor het suikergehalte in het bloed niet meer constant is, maar gaat schommelen. Dit heeft grote gevolgen en zij moet gaan leren wanneer zij insuline bij moet spuiten en wanneer niet. Deze ziekte geeft haar heel veel beperkingen en zorgen.

De jongen die zij tegenkomt, heet Rayan en ook hij heeft zo zijn uitdagingen. Rayan is gevlucht en lijdt onder zijn herinneringen die worden opgeroepen door gebeurtenissen in het heden. 

Inge Nicole slaagt er overtuigend in deze karakters bij elkaar te brengen. Ze ontmoeten elkaar in een verlaten gebied, bij een spoorbiels. Rayan wil liever niet praten over wat hij heeft meegemaakt. Hij is op zoek naar een vriend. En dat geldt ook voor Duifje.

Ondertussen wordt in het verhaal ook het leven van tante Iris meegenomen. Zij heeft ook diabetes type 1 en we lezen hoe verwoestend deze ziekte kan zijn, niet alleen voor het lichaam, maar ook voor het sociale leven.

Inge Nicole schrijft prachtig en gedetailleerd over de belevenissen van de personages. Het wordt nergens melodramatisch. De schrijfster zet ironie in om het verhaal dragelijk te houden.

Voor jongeren is dit een heel geschikt boek, omdat we in de huid kruipen van twee jongvolwassenen die met een afschuwelijk gegeven moeten leren leven. Tegelijk leren deze jonge mensen het gegeven als een gegeven te aanvaarden, hoe erg het ook is. Dat is een leerzaam uitgangspunt en maakt het goed bespreekbaar in de klas. Hoe ga jij om met jouw uitdagingen in  het leven? Wat vertel je daar over aan andere mensen? Stel je je open en kwetsbaar op? Durf je dat?

Ja, ik vind dit een waardevol en bijzonder goed geschreven boek. Helaas ben ik niet bij machte om deze op de shortlist van de Libris literatuurlijst te zetten. Dat is jammer, het verhaal heeft me echt diep ontroerd.

Aan land is het niet veel beter daar verdrinken mens en dier in een overvloed aan ontbering’  schrijft Inge Nicole in een gedicht. En daarom is vriendschap zo belangrijk. Mensen zijn er voor elkaar. Zilte windsels suikerwier  is een uitgave van uitgeverij In de Knipscheer en is uitgegeven in 2025. De fraaie illustraties zijn van de auteur zelf.

Sjoerd van Berkel  juli 2025

 

*****

 

 

 

Onder de radar Prompt deel 2 Geen paniek

 

Schrijfchallenge Prompt: Onder de radar, juli 2025   

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

 Geen paniek

Ik ben doodsbang. In het oerwoud is het stikdonker. Het ritselt in de struiken, gekrijs van wilde dieren. Ik ga op mijn hurken zitten en sla mijn armen om mijn benen. Ik moet mijn adem onder controle krijgen. Want als het zo blijft, zal ik sterven. Doorlopen op het ezelpad is dodelijk en naar de top terug is ook dodelijk. Omdat daar zeker twee of drie mannen de wacht houden. Ik kan ze niet zien, maar ik hoor hun lage, diepe stemmen. Ik kan daar niet heen. Dan schieten ze me neer.

 De enige oplossing is het oversteken naar het Franciscuspad. Dat is levensgevaarlijk. Een oversteek door een diep dal, een beek door en dan weer omhoog. En dat in volslagen duisternis.

 Ik pak een touw uit mijn rugzak en zoek op gevoel naar een rots. Dat lukt. Ik bind het touw eromheen. Het andere eind om mijn middel.

 Ik krijg weer een paniekaanval. Ik begin te zweten. Mijn hart voel ik kloppen. Ik begin met zingen. It’s a beautiful day!

De angst zakt. Nu voorzichtig afdalen. Ik verdwijn half in de vegetatie. Laat het touw door mijn handen glijden. Het doet heel erg pijn aan mijn handen. Het is zwaar. Het begint hard te regenen. Het water loopt via mijn nek naar mijn schoenen. Op mijn benen voel ik allerlei ongedierte en het steekt en het prikt. Ik weet niet hoe lang ik er over doe, maar ik sta eindelijk beneden. Ik hoor water. Ik ga liggen en ik kruip er heen. Het is koud en ondiep. Ik vul mijn waterfles. Aan de overkant komt een enorme kat uit de struiken. Ik hou me stil. Ik ga liggen. Hij komt dichterbij. Snuffelt aan mijn hoofd. Het kan met een enkele hap afgelopen zijn. Maar dan draait hij zich om en vertrekt. Mijn lijf trilt van deze ontmoeting. Ik kan amper ademhalen.

 Toch moet ik verder. Tijd om te klimmen. Een moeizame tocht omhoog, langs rotsblokken. Ik word opengetrokken als een blikje. De pijn is hels. Ik sta boven. Is dit het Franciscuspad? Het zou kunnen. Kletsnat van het zweet ga ik linksaf het pad af naar beneden. Ik hoop een boerderij te vinden. Ik heb dringend hulp nodig. Maar ik wil niet in het donker aankloppen.  Ze zullen me neerschieten. Ik wacht op het eerste licht.

 In mijn rugzak zit de schedel. Ik moet een manier zien te vinden om Yemara, die ziek is, toch te spreken. Want als Yemara er niet is, zullen ze mij voor een vijand blijven aanzien.

Ik ben dom geweest.

Ik strompel over het pad. Mijn voeten zijn opgezet en zo gezwollen dat lopen amper mogelijk is.

 Er ploft iets naast me. Met mijn handen tast ik de bodem af. Ik vind iets dat op een pijl lijkt. Er zijn hier wel stammen die de pijlpunten dopen in de curare, gif. Ik maak hier weinig vrienden.

Na uren lopen bereik ik een huis. Ik kan de contouren zien in het eerste daglicht. Ik val op mijn rechterzij. Ik kan niet meer staan van vermoeidheid. Ik hoor dat iemand aan komt rennen.

“Yo necesito ayudo,’  fluister ik.  

 

 

Bundel Leontine Wagter en Marius de Schaar

 


Van de wederwaardigheden van Annechiena en de schippers van de Lage en tevens Hoge der Aa 

Een aantal weken geleden kreeg ik dit fraaie boekje over de tragische geschiedenis van Annechiena. De mooie tekst is opgemaakt met fraaie met de hand geknipte illustraties. Kijk op de website van de Creatieve Brief voor verdere informatie. De kunstenaars zijn Marius de Schaar en Leontine Wagter. De website is: www. de creatievebriefnl.





dinsdag 12 augustus 2025

Schrijfchallenge 'Onder de radar' juli 2025 Eerste deel: Naar de top van de Buraga

 


Een gezellig plaatje, gemaakt door AI.

Schrijfchallenge Prompt: Onder de radar, juli 2025   

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

 

Eerste deel: Naar de top van de Buraga 

 

Nog tien meter tot de top van de Buraga. Stof. Stenen. Hitte. Als ik boven ben, kan ik het linker pad nemen, het ezelpad, dat leidt naar de Chicao, de paarse rivier en het mangrovebos.  

 Ze zullen denken dat ik het rechter pad neem, het Franciscuspad. Het ezelpad is onmogelijk. Ik hoor ze schreeuwen.  

Iedereen weet dat deze vulkanische heuvel een mensenvreter is. Niet hoog, wel dodelijk. Diepe ravijnen. De top. De banden van mijn rugzak schuren in mijn schouders. Blaren op mijn voeten branden. Ik heb een diepe snee in mijn bovenbeen. Zweet druipt in mijn ogen. Ik ga het pad op. Het gaat steil naar beneden. Rotsig. Metershoge planten, spinnen. Het wordt donker. Mistflarden hangen laag door het bos. Gekrijs van apen. Donker. Zo snel gaat het. Nu moet ik stil blijven. Als ik val, val ik in de Polibra, de ijskoude rivier. Ik hoor schoten. Honden blaffen. Angst in mijn aderen. Stil nu. Het is 19.00 uur. Nog een halfvolle batterij. Maar geen bereik. 


*

 

woensdag 2 juli 2025

De laatste loodjes


 


De school wordt grondig verbouwd. Overal lawaai, bouwvakkers. Lokalen die gestript zijn.

Tien docenten van diverse vakken zitten bij elkaar in een oefenruimte voor het bakken van taarten en koekjes. Op het programma staat de rapportvergadering. Tweede en derde klas.

Buiten is het gruwelijk heet. Binnen staat de airco te blazen. De docenten bespreken de warmte- problemen die ze thuis ervaren. Plakkerig.

 Eén voor één worden de leerlingen besproken. Ook de motivatie en het gedrag komt aan de orde. De meesten worden bevorderd, een enkeling blijft zitten. Zitten blijven heeft nooit de voorkeur van de docenten. De mentor vraagt bij een meisje een stemming aan. We moeten individueel onze keuze laten weten: zitten blijven of doorgaan met het risico op een te grote achterstand. Er is een regelement en dat zegt : met twee keer een vier  geen overgang. Toch wordt ons om een stemming gevraagd. Het meisje blijft zitten. Zielig, maar het is niet anders.

 Een rapportvergadering heeft een formeel karakter. Er wordt tempo gemaakt. We zijn snel klaar.

Ik spreek de docent tekenen. Hij is ook beeldhouwer. Heeft een mooi beeld van een meisje gemaakt met grote laarzen, dat bij Edam op een dijk staat. Ik laat mijn eigen tekeningen zien. Hij is onder de indruk. Hij is gelukkig met zijn beeld Veenus, maar nog gelukkiger met het feit dat zijn geliefde weer beter is.

 Buiten. De zon brandt hard. De hoogste stand is aangezet. Ik spreek een bouwvakker. ‘Ja,’ zegt hij, ‘op de steiger is het wel heel warm mijnheer.’ Hij moet de nieuwe klimaatbeheersing ophangen en eerst dikke gaten boren in de schoolmuur.

Op het station zie ik  een paar leerlingen met hun fatbikes. Ze spreken me aan.  Ze gaan met de fiets naar Castricum. Best pittige gasten in de klas. Ik zeg dat we hun rapporten hebben besproken. Ze zeggen niets te vrezen. Ze willen instappen, maar de conducteur doet moeilijk. Ze moeten er weer uit. Luid protesterend.

 De schatjes. Nu moeten ze fietsen, maar ja, ze zijn sterk en ik ben trots op ze.