dinsdag 4 augustus 2015

Rembrandt van Rijn, in gesprek met een tijdreiziger.

Interview met Rembrandt van Rijn   30 september 1669

Het is al een tijdje mogelijk, maar nog geheim: tijdreizen. Ik heb een tijdreis gemaakt naar de 17e eeuw. Vandaag heb ik een gesprek met Rembrandt van Rijn, meesterschilder. Op het moment van mijn tijdreis heeft hij nog vijf dagen te leven.  

Eindelijk heb ik hem gevonden, op een bovenkamer aan de Rozengracht in Amsterdam. Hij deed zelf open, nadat ik op de deur had geklopt. Een dienstbode heeft hij niet. Hij kijkt me knipperend aan, ik ben een tijdreiziger, ik zie er anders uit. We gaan een houten trap op en dan een kamer binnen. De kamer is vrij leeg. Er staat een bed, een tafel en op die tafel ligt een stevige bijbel. In de hoek staat een schildersezel, met daarop een leeg doek. Het raam staat open, de vieze lucht van de gracht waait af en toe binnen. Hij neemt zonder iets te zeggen plaats achter een tafel. Hij is gekleed in een linnen hemd, een linnen broek en hij loopt blootsvoets. Zijn haar is ongekamd, zit woest. Hier zit een oude man, met veel groeven op zijn gezicht, na een stormachtig leven.
Hij gebaart me te gaan zitten. Ik kijk hem aan en tracht me een beeld van hem te vormen. Van zijn karakter, want niemand weet hoe de grote meester echt is geweest. Nu oogt hij klein, gemoedelijk, toegankelijk, je zou bijna vergeten dat je tegenover de grootste schilder van de wereld zit. Hij schenkt een glas bier en ik stel de eerste vraag:

Hoe is in uw ogen nu de opinie van de mensen over uw werk?

-         Wel, de mensen ze zijn me vergeten. (hij heeft een zangerig Leids accent) Maar ge moet weten: het interesseert me geen moer. Ik heb altijd geschilderd zoals ik dat wilde. En dat doe ik nog. Elke dag. Al komt er niemand meer kijken, het zij zo.

Maar u was de beroemdste man van de hele stad, dat moet toch pijn doen?

-         Nee, dat doet geen pijn, pijn is iets heel anders, als mensen dat zeggen weten ze niet wat pijn is. Pijn is het verliezen van je geliefde, van je kind, van je hond desnoods, dat is pijn. (Spreidt zijn armen). Pijn gaat door tot aan de hemel, daar kom je niet zomaar vanaf. En spijt is ook pijn. Ik heb veel spijt gehad, bittere spijt.


Doelt u nu op uw relatie met Geertje?

-         Ik ga haar naam niet noemen, maar inderdaad, zij heeft mij het meeste pijn gedaan, ik ben door het diepste van de hel gegaan en heb verkeerde dingen gedaan. Ik had haar niet mogen laten opsluiten, het was mijn domme ijdelheid. Daarna ben ik nooit meer dezelfde man geweest.

    Wat voor man bent u geweest, wij tijdreizigers kennen u van de vele  zelfportretten, maar wie ben u echt?

-         Da’s een goeie. Ik weet het namelijk zelf ook niet. Daarom maakte ik die portretten. Wie ben ik? Ik ben joviaal, hou heel veel van mensen, maar heb ook donkere kanten ontdekt. Ijdelheid, zucht naar geld, alles heb ik onderzocht, maar ik weet het nu wel.

  Vertel.

-         Ik ben een kind van God, dat staat in dit boek. Maar zo ben ik ook echt: ik ben een kwajongen, een duivelse kwajongen, zelfs nu ik oud ben. Ik ben nooit veel ouder dan een jaar of tien geworden. En dat is ook mijn probleem: ik ben niet volwassen, niet zoals u denkt dat een bekwame kunstenaar zou moeten zijn.

  Ik weet niet hoe een bekwame kunstenaar zou moeten zijn.

-         Een kunstenaar die alle kwasten goed kan gebruiken, die alles weet van portretten maken en opbouwen, is nog geen goed kunstenaar. Daarvoor heeft hij de allerhoogste nodig, hij moet in contact staan met boven, begrijpt ge? Alleen kinderen en gekken hebben dat. Daarom bewonder ik die ook zo. En ik ben zowel kind als gek.

 Maar men heeft u nooit opgesloten.

-         Het kwam ze niet uit waarde vriend, men pronkte met mijn veren en ik was verblind, ik zag dat niet. De halve stad maakte gebruik van mijn naam en roem. Volksstammen stonden voor mijn deur om een glimp van me op te vangen. Eigenlijk heb ik dat nooit gezocht. Ik wilde schilderen, dat was het enige dat ik wilde. Schilderen, schilderen.

 En etsen maken.

-         Ik heb er veel te weinig gemaakt. Al die zakelijke beslommeringen, al die snuiters in mijn atelier, mijn leerlingen. Heeft u een idee hoe druk ik het gehad heb in die jaren?


  Nee.

-         Eindeloos is het werk van een grote meester, eindeloos overleggen, leerlingen begeleiden, klanten werven, klanten tevreden stellen, verf inkopen. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en ik deed het allemaal.

 Niemand zei stop.

-         Nee, ik ging door en ook Saskia hield me niet tegen. Ik heb nooit iemand ontmoet die me durfde te zeggen dat ik op weg was naar de afgrond.

(Er valt een stilte in de kamer. Hij lijkt na te denken. Een arm houdt hij op  zijn rug. Loopt naar het raam, een klein mannetje is het eigenlijk. Wat gaat er in hem om?)

De vraag is of u dan geluisterd zou hebben.

-         Misschien niet, ik was een ongelovige die danste om het gouden kalf, om zijn eigen vette gouden kalf. En niemand hield me tegen, en zo kwam het dat..maar eigenlijk was dat failliet gaan een zegen.

Dat meent u niet.

-         Ik meen het wel. Ik leef nu weer in vrede. Ik zwerf als een dwaas door de velden en maak tekeningen, dat is wat ik het liefste doe: zwerven als een gek door gods velden. Kijken naar de lucht en de wolken. Een landschap schilderen.

(zijn ogen glinsteren als hij over schilderen spreekt, maar als dat voorbij is, worden ze weer dof en teruggetrokken)

U heeft nauwelijks een landschap geschilderd. Spijt?

-         Toch, ja, toch. Ik had dat anders willen doen als ik nu jong was, maar dat is anders gegaan he?

Even over de Nachtwacht: als ik u zo beluister dan was het schilderen daarvan niet een groot plezier.   


-         Het was grootspraak. Plotseling riep mijn grote bek dat ik zo’n werk zou kunnen maken. Mijn hart heeft het zowat begeven tijdens het maken. De kosten rezen de pan uit. En ik worstelde met de bezieling. Iedere avond bad ik tot god, op mijn knietjes zo voor mijn bed, dat het werk een ziel zou krijgen. Geen portret van zomaar wat kerels met vaandels en vlaggen, maar een portret van mensen waarvan ge in de ziel kunt kijken, dat ge denkt: ai, dat is een goeie kerel, daar wil ik een biertje mee drinken en van die ander: oei, dat is een rotte kies. Ik ben goed geholpen tijdens het schilderen door mijn leerlingen, maar zij blijven leerlingen en dragen niet de verantwoordelijkheid voor alles.

Vertelt u eens over het licht in uw schilderijen. U bent de meester in het clair- obscure.

   - Ik een meester? Ik kan wat andere schilders ook kunnen. Luister, iedereen in dit vak weet wat licht en donker is. Wij hoeven ze dat niet te vertellen. U kunt het ook. Wacht tot het donker is, pak een kaars en kijk. U hoeft slechts te kijken. Licht is er omdat wij het zien. We hoeven niets te fantaseren. En de zon komt ook altijd maar van ene kant. Zo simpel is dat. Schilderen is behalve dat ook schilderen voor de liefde. Liefde voor het leven dat je gekregen hebt, zomaar. Ik denk dat de mensen dat bedoelen. Ze zien bij mij misschien meer liefde voor de mensen en liefde voor god. (hij fluistert nu)      


Bent u bang voor de dood?

-         Ik ben niet bang voor de dood, want ik ga terug naar waar ik vandaan gekomen ben. Ik heb een heleboel geleerd, ik heb getuigd van het meesterwerk van de aarde en dat is het. Het is goed. Ik leef nog wel even door voor mijn dochter en mijn kleinkind. Zij zijn mijn alles.


Ik kijk op mijn horloge. Ik moet terug naar mijn eigen tijd. ‘Ik moet gaan,’ zeg ik. ‘Ik wil u bedanken voor uw tijd. ‘
Hij knikt en stopt een pijpje. Hij, Rembrandt, blijft een raadsel. Zo’n gewone man, heel gesloten. Ik denk dat ik in tien gesprekken nog niet veel verder zou komen. Maar ik ben tevreden met wat ik heb meegekregen.

-         Ge kunt het beste niet meer over mij praten, ik ben niet belangrijk. Mijn werk, ja, daar kunt u misschien wat aan beleven. Maar ik, ik ben zo moe en zo stoffig, daar wordt niemand vrolijk van. Dus ga uw weg, ga terug naar de Bloemgracht, langs mijn atelier en vandaar terug naar uw eigen tijden. Waar dat ook moge zijn. Het ga u goed. Ga met god.

Ik verlaat het pand en wandel langs de Rozengracht naar de Bloemgracht en ga mijn eigen tijd in. Ik heb zijn verhaal opgeschreven, hoewel hij er geen voorstander van is. 


          

     









         

maandag 3 augustus 2015

Treintoerisme zondag 2 augustus 2015 in Alkmaar



Thijs vindt het nog steeds heerlijk om treinen te gaan kijken, op het station. We gaan op het bankje zitten en hij, de jonge treinspotter, vier jaar oud, onderzoekt de wonderlijke geelblauwe wereld van het spoor.

‘Wanneer gaat die stoplicht op rood springen?’
‘Waarom staat die stoplicht op oranje?’
‘Waarom is dit niet een groot gazon?’

En zo gaan de minuten voorbij. Hij springt op, zoals een supporter op een voetbaltribune, als ereen groot geel exemplaar aan komt glijden.

‘Een boze trein!’ roept hij. ‘Eindelijk!’

Hij zwaait naar de mijnheer van de stuurhut, die terugzwaait. En hij zwaait naar de fluitert en naar een paar dames in de trein.

We nemen een koekje, een chipje en een slokje uit de drinkbeker. De zon schijnt, het is een mooie dag voor treintoerisme en het is uiteraard veel goedkoper dan MonkeyTown en de Efteling.

Hij constateert dat ereen leuning van het bankje los zit en dat we die vast moeten maken. Ook laat hij mij merken dat hij zich zorgen maakt over zijn Nijntje tasje. Er zouden mensen zijn die het tasje mee willen nemen, omdat er geld inzit.

‘Er zit geen geld in Thijs, alleen nog smarties.’

De trein, die nu aan de overkant staat, komt met zijn kont bijna tot aan de overweg. Dat is voor Thijs een probleem.

‘Papa, hoe komen die mensen er nu uit?’
En: ‘Als iemand op de rails ligt, dan wordt hij platgereden op de rails, tof?’  (hij kan de ‘g’ aan het woordeinde nog niet goed uitspreken)  

  
Hij praat aan een stuk door en blijft vragen stellen. Tot zijn derde jaar zei hij niet veel. ‘Tata’  en ‘Momo.’  Wij dachten al aan logopedie, overoverbezorgde ouders. Nu haalt hij met een sneltreinvaart zijn achterstand in.  
                                            
‘En als de mensen snel wegwillen en de trein heeft vertraving dan hebben ze dikke pef, hè papa?’

‘En als de mensen snel wegwillen dan denken ze dat het avond wordt hè?’

‘Dat is de meisjefluitert hè papa?’ De conductrice passeert op weg naar haar trein. Ze heeft het niet gehoord.

Hij vraagt me waarom de trein naar Maastricht vandaag niet rijdt. ‘Het is zondag Thijs, dan rust de trein uit, gaat hij in badje en dan tukje doen. Zullen we nu naar de muziek onder de boompjes?’

Hij schudt zijn hoofd. Hij wil niet. Dat muziekfestival in het park laten we maar even zitten. Als die bomen wielen hadden, was het wel gelukt.






vrijdag 31 juli 2015

Tweede volle maan deze maand: blue moon.

Buiten staat de tweede volle maan in deze maand. Dat noemen ze een blauwe maan.
Blue moon. En hij is prachtig.
Spannend.

woensdag 29 juli 2015

Panorama Schiphol Amsterdam



Het hondje dat de mevrouw in haar armen heeft, brult als een leeuw. Is het wel een hondje en geen leeuwenpup? Want dit is de luchthaven. En op de luchthaven wordt gesmokkeld. Zakjes met drugs in het achterwerk, giraffes in de handtas en pistolen in de linkersandaal. Maar verder is de aeroport een gezellige mierenhoop met voornamelijk koffers op karretjes, waarachter een persoon sjokt. Zelden zie je hier iemand rennen, zoals je op treinstations weleens ziet. Haast lijkt in de luchtvaart niet te bestaan, maar het is waarschijnlijk schone schijn.
Elke nationaliteit op aarde is hier vandaag denk ik wel aanwezig. Is Schiphol wel een luchthaven of het is meer een land in een land, een land zonder grenzen. Een land waarin iedereen op weg is naar een gate, een aankomsthal, een restaurant, een massagestoel, of een toilet. Een land waarin een ieder thuiskomt, vermoeid of opgetogen, met een welkomstballon of een spandoek met ‘we hebben je gemist’.
Veel politie zie je hier niet, die klaverjassen of kijken naar de vliegtuigen, vanaf het panoramadek. Daar heb je een prachtig uitzicht op het vliegtuigplatform. De toestellen, ze leken van die afstand wel op speelgoed, worden leeggehaald door mannetjes. Die stappen in hun blauwe karretjes en rijden naar het volgende toestel. Op de achtergrond gieren de motoren van een startende 747. Het lawaai is werkelijk bulderend.
Ik sta met Anja en Thijs op het dek in de zwiepende wind. Mijn haarstukje en mijn kunstgebit waaien nog weg zo. We maken ons zorgen dat Thijs straks zijn pop Elmo over de rand laat zakken en dat deze naast de D- pier zal vallen. Visioen: Thijs overstuur, papa naar de servicebalie, urenlange telefoontjes met het platform, medewerkers die de pop gaan zoeken. En uiteindelijk misschien weer vrede op aarde.
Thijs en ik stappen nog kort in de Fokker 100, die boven op het uitkijkpunt is gehesen. Hollands glorie, Hollands trots, onze eigen vliegtuigfabriek. Maar het is voorbij, de globalisering die ik zo leuk vind aan Schiphol, heeft de ondergang van de fabriek bewerkstelligd. Wat is nu nog een Nederlands product? Alles is in Franse, Duitse, Engelse of misschien wel Chinese handen.
Naast de Fokker staan drie reusachtige blikjes bier. Wie heeft die hier neer gezet? Van de tocht hierboven krijg je het spontaan aan je blaas, zeker als je daar bier bij gaat drinken. Ik weet het al: het is voor de passagiers. Als zij van boven de blikjes zien, weten ze dat ze bij Amsterdam zijn. Nog even en ze kunnen op de bierfiets. Misschien kan er ook een reuzenjoint bij worden gezet.
We komen langs een speelgoedwinkel vol speelgoedvliegtuigen en zelfs een echt, oud vliegtuig, waarin kinderen naar hartenlust de piloot mogen uithangen. Een meisje snoert zichzelf helemaal in met de riem van de gezagvoerder. Een unieke attractie. Zelfs in het luchtvaartmuseum van Lelystad was niet zoveel mogelijk als in deze oude Fokker in een winkel op Schiphol. Maar Thijs wil niet naar binnen.  
Hij is blij als we de roltrap afgaan op weg naar de trein. De trein vindt hij nog steeds leuker. In de lucht heb je geen slagbomen en vliegtuigen zijn gewoon niet zo mooi als treinen. En je hebt mooie treinen, volgens Thijs. De enge trein, de boze trein, de kijktrein, de groene trein, de hondentrein en niet te vergeten de brapentrein. Wat is een brapentrein? Dat is het nieuwste type trein, met aan de voorkant geen raampjes, maar de motor.

Eigenlijk willen Anja en ik ook wel graag weg, we hebben inspiratie opgedaan. Ze kijkt nu bij hotels in Zwolle. Het einde van de wereld.           

dinsdag 28 juli 2015

Gezonde landbouw


Beste ministers van de landbouw en andere landbouwpolitici,

Even een kort bericht aan jullie adres: al heel lang worstel ik ’s nachts met onverklaarbare spierkrampen in het onderbeen. Ik rol dan zo ongeveer uit bed, onder het bed, en blijf daar liggen tot de pijn verdwenen is. Soms is de aanval zo erg dat ik het tijdens de dag nog voel. Denk niet mijne heren, dat ik niet sportief ben, ik wandel, fiets, ren en laat de auto zoveel mogelijk staan. Hij roest nog eens weg voor de deur.
Hoe dan ook, met sportiviteit heeft de kramp niets mee te maken. Waar dan wel mee? Wel, sinds een paar jaar krijg ik van mijn geliefde magnesium tabletjes bij mijn sneetje pindakaas en die eet ik braaf op. Zij geeft mij dat niet tegen de kramp, maar in het kader van de algehele gezondheid. Echter, sinds ik die pillen inneem, heb ik des nachts geen aanvallen meer. De kans is dus heel groot en waarschijnlijk dat ik een groot magnesiumgebrek heb. Nu zegt mijn overheid en het voedingsbureau dat als ik gezond eet, ik voldoende magnesium en andere mineralen binnenkrijg. Maar dat is niet waar. De bodem van onze geliefde Europese grond is te uitgeput om planten te kweken die genoeg in huis hebben voor een gezonde voeding. Die planten zien er mooi uit in de schappen van de lokale supermarkt, maar zijn in werkelijkheid zwak, in ieder geval zwakker dan ze vroeger waren. Enige oplossing hiervoor is dus een eigen moestuin aan te leggen, of de pillen te nemen. Ik ben geen voorstander van pillen, maar een tuinier ben ik ook niet. Dit verhaal wil ik onder uw aandacht brengen, omdat ik vannacht op drie plaatsen tegelijk kramp heb gehad. Mijn rechterkuit, mijn linkervoet en linkerscheenbeen. Het was een feest. Ik had twee dagen geen tabletje genomen.
Tot slot wil ik u erop wijzen dat uw propaganda heel goed werkt. Er is bijna geen Nederlander die mijn verhaal gelooft. U heeft de bevolking goed wijs gemaakt dat ze met groenten eten wel genoeg binnenkrijgen. Ja, met groenten uit de eigen tuin. Dit geldt ook voor de vitaminen. Want nam ik vroeger een sinaasappel, ’s winters, dan was ik aan een stuk door verkouden. Nu krijg ik de juiste dosering, inderdaad, ook in tabletvorm, en heb bijna geen last meer van een snotneus. Snotneus die ik ben. Met andere woorden: ook de aanbevolen hoeveelheid vitamine C is veels te laag, een volwassen man zou in de winter wel 20 sinaasappels moeten eten wil hij de juiste hoeveelheid binnen krijgen. Wij mensen, en dat weet u hopelijk, kunnen zelf geen vitamine C maken.

Dit was weer mijn roepende in de woestijn verhaal, ook wel een strijd tegen windmolens, een oproep om eerlijke voorlichting en een betere, gezondere landbouw.        

maandag 27 juli 2015

Transavia landing 737 zondag 26 juli 2015


De boom staat nog steeds scheef tegen het huis. We zagen hem vandaag licht heen en weer gaan, dat kan niet zoveel kwaad. Vandaag hoorden we hoe de piloten van een vliegtuig afgelopen zondag streden om het ding in te lucht te houden. Tegen de wind in landen, daar is het apparaat op berekend, maar niet op stevige wind van opzij. Dan wordt het een shutteltje, zoals bij badminton. Dus cirkelden de dames, de piloten waren dames, enige tijd boven het vliegveld van Rotterdam en daarna dat van Amsterdam. Wachtend op het juiste moment naar beneden te gaan. De machine heeft geen eindeloze voorraad brandstof, dus op een zeker ogenblik was de tank zo goed als leeg.  De passagiers waren toen al helemaal door elkaar geschud vanwege  de windturbulentie, Volgens ooggetuigen waren sommigen aan het bidden, anderen kotsten in het gangpad. Maar niemand wist eigenlijk wat er gebeurde, de piloten hadden het te druk met rondvliegen en het juiste moment vinden. Er moet maar net ruimte zijn om het enorme ding te parkeren. Ook het cabinepersoneel was niet spraakzaam. Ook achteraf niet. De passagiers hebben later geklaagd over de stoere, niet zeuren houding van de maatschappij. Een beetje gelijk hebben ze wel: je mag iets verwachten van Transavia als inlevingsvermogen, groter dan de vliegtuigkleppen. Maar ongelijk hebben ze ook: ze willen voor het bedrag van slechts vijf euro boven mijn dak zweven en dat geeft geluidsoverlast en daar houd ik niet van. Bovendien stappen ze, net als ik, zonder veel moeite in een vliegende bom, en denken  dat alle gevaren, sinds de komst van Steve Jobs, geweken zijn. Nee dus, want toen kwam de wind en als een reusachtige kat zag hij een kleine, zilverkleurige muis langs de wolken schieten. Een heerlijk wezen om mee te spelen en daarna op te vreten. De muis ontsnapte, ging als een bliksemschicht, naar beneden, naar opzij, naar  omhoog, naar beneden, met veel rook onder de wielen. De wind keek even verslagen. Toen zag hij buiten de kust van Egmond een man op een zeilboot en hij smeet hem met veel genoegen in de zee. Zo maakte  hij toch nog duidelijk wie er nou echt de baas is. Ik ben misschien niet de slimste, maar wel de sterkste, zo blies hij nog een laatste keer.

zondag 26 juli 2015

Hoge bomen vangen veel wind


Tijdens de zomerstorm van gisteren zakte een boom, een machtige esdoorn, tegenover ons huis, langzaam opzij en landde tegen de gevel van een naburige woning. En daar staat hij nog steeds, onder een hoek van ongeveer 30 graden. Hij leunt gezellig tegen de dakrand en omdat er nog heel veel blad aan zit is door het groen nog niet te zien of, en hoeveel schade er is. Veel mensen blijven staan kijken naar het monster dat heeft toegeslagen en met zijn kroon de dakpannen gevangen houdt. Ze blijven staan kijken en maken een selfie door tegen de stam te leunen. Hetzelfde gedrag als bij de toren van Pisa. Ieder mens denkt origineel te zijn, maar eigenlijk niemand is het. Ze lachen.
Het is natuurlijk niet om te lachen. De gedachte dat die mooie, groenvriendelijke reus in werkelijkheid een helse moordhamer is, stelt me niet gerust. Onder hoeveel bomen ben ik al door gelopen in mijn leven? Nu ja, ik heb ook eens de slagboom van de taxistandplaats Amsterdam Centraal in mijn nek gehad. Geheel per ongeluk. En ik heb zelf eens een  flinke steen een duw gegeven, van een heuvel, en daar stond iemand onder. Alles is goed gekomen. Maar niet met die ongelukkige dakloze, die tijdens de voorlaatste storm in een Amsterdams bushokje veilig dacht te slapen. Boem, boom op de abri. Hartstikke dood. Hoge bomen vangen veel wind, dat wordt weer eens pijnlijk duidelijk.