vrijdag 17 juli 2020

Het meisje met het ei





Het meisje met het ei.
Ze had haar laptop op schoot, in de trein.
Ze was misschien 20. Net aan.
Ze pakte iets uit een doosje.
Ik zag het: het was een ei.
Ze begon het ei te pellen.
Ik keek naar haar en moest erom glimlachen.
Het pellen van een ei is iets voor een ontbijttafel.
Het ei was natuurlijk door haar vader of moeder eerst gekookt en daarna in het bakje gedaan.
Pure liefde.
Zij zag dat ik keek en ze lachte heel kort terug.
Op haar voorhoofd stond een lichtkrant met de tekst: ‘Ja gek he?  Zo’n ei in de trein pellen, maar als ik hem op school op eet, gaat iedereen vragen stellen en lachen. En ik wil hem wel opgegeten hebben als ik thuiskom, want anders is het weer jammer voor mijn ouders. Ja, zo’n ei in je trommel is een dilemma hoor.  Weet je wat ook erg is: je bent je broodtrommel vergeten en dan komt je moeder hem brengen terwijl je in de klas bent. Ze heeft haar badjas aan en krulspelden nog in.
Dat is heel erg!
Best een lekker ei, overigens.'  

donderdag 16 juli 2020

Na jaren kwam hij eindelijk uit het keukenkastje onder de gootsteen



Leonardo, mijn kapper, vertelde me dit verhaal: de buurman van miijn vriend van zijn neef had een oom die al wat werkelijk schoon was en rook naar lentegroen van 18 jaar wilde bezitten. Gelukkig bezat hij een stralende glimlach met donkere, niet te ontlopen ogen die vrouwen smeekten hem te mogen frequenteren. Daarom was het redelijk druk in zijn slaapkamer. Deze man, die innemend en tegelijk ook berekend en meedogenloos was, luisterde naar de naam Birgil. Hij had een vrouw die Patricia heette en zoveel kocht en shopte dat zij geen tijd had  zijn ontrouwe gangen na te gaan. Echter, deze man bleek een getalenteerd songwriter. Zo getalenteerd dat zijn werk goed werd verkocht en hij steeds rijker en brutaler werd. Hij kocht huizen waarin de minnaressen mochten verblijven en hij stelde als voorwaarde dat ze geen vreemde mannen mochten binnen laten. Maar een der vrouwen duwde een dominosteentje om. Zij voelde zich opgesloten in haar weelderige leenhuis. Zij zag haar lief slechts driemaal per jaar. En wanneer ging hij  nu eindelijk eens scheiden van Patricia? Ze besloot wraak te nemen. Ze vond in een van zijn achtergebleven jasjes een telefoon met nummers en ook die van zijn enige echte echtgenote stond erin. Zij belde met deze vrouw en vertelde alles. Alle boosheid kwam eruit. Ze ontplofte. Patricia was nu ook ontbrand. Op een groot bord in de keuken wist zij alle huizen met dames in beeld te brengen. Het waren er maar liefst acht: Yvonne in Cannes, Lio in Reims, Katja in Paris, Sandra in Bordeaux, Yvet in Rennes, Catharine in Marseille, Roger in Milaan, en Hélène in Saint-Tropez.  
Op een dag kwam de gevierde zanger thuis. Hij had een geur van whisky en roem om zijn schouders. Zij droeg een doorschijnend nachtkleed en had haar lippen roodgestift. Met een zwoele parfum lokte ze hem in haar boudoir. Maar achter haar rug had zij een bijl waarmee zij het hout voor de haard hakte. ‘Kom maar lief mannetje van me,’ kirde ze in haar glansrol. Hij ontkleedde zich schaapachtig, maar gretig en kreeg wilde visioenen, toen zij zich plotseling omdraaide en de bijl liet vallen.
Lang zocht de politie naar het afgehakte element, maar slaagde niet. De verdachte wenste nimmer te spreken waar zij het dingetje had gelaten. De jaren gingen voorbij. De zanger werd vergeten en de vrouw kwam na jaren vrij.
Het huis van Patricia en haar ongelukkige artiest werd inmiddels bewoond door een ouder, ziekelijk echtpaar. De waterleiding was gesprongen en een loodgieter moest met zijn hoofd in het keukenkastje onder de gootsteen. Hij riep plotseling: ‘Wat is dit nou?’ Hij toonde de oude man een grijzig, versteend voorwerp van een centimeter of vijf, dat verdacht veel op een piemel leek. De vakman blies het stof eraf. ‘Die van mij is gelukkig groter, nou, wilt u hebben voor uw verzameling of doe ik hem bij het afval?’
Uit: 333 dingen om te schrijven

Het kerstdiner dat we nooit meer vergeten



Toen wisten we nog niet dat onze jongen, onze lieve zoon Pieter, iets mankeerde. Zijn motoriek was gevuld met slungelachtigheid zodat het leek of hij geen enkele controle had over zijn lijf en leden. Het volgende gebeurde: het was de avond van het kerstdiner. Onze toch wel deftige familie zat in het beste kerstkleed aan de tafel. Opa, oma, tante Jo en oom Hendrik. De stemming was opperbest. Tot hij, de lieve jongen, binnenkwam om ons een gezegende kerst te wensen. Hij maakte een vrolijke groet, een beweging met zijn linkerarm en struikelde daarop met zijn rechtervoet over zijn linkervoet. Het lange lijf boog naar voren en dreigde te vallen. Daarom strekte hij de rechterarm om de val te breken, echter, de hand verdween in de schaal met dampende aardappelen. De valbeweging ging verder en om de schrik van de hete pommes de terres te overleven, trok hij aan het wit damasten tafelkleed. Daarop kletterde de soepterrine van de tafel. Een aantal aardappels rolden in de schoot van tante Jo. ‘Nee!’ riep onze moeder. Oom Hendrik kreeg de vermicelli op zijn kale kruin.
Achteraf bezien was het hilarisch.
De rest van de avond ging rustig en zonder ongelukken, omdat hij, onze lieve zoon Pieter, een aparte plek in de kamer kreeg, waar hij geen enkel kwaad kon doen. De rest van de avond ging goed, totdat onze tante Jo zowat zich verslikte en stikte in een visgraatje dat in de kabeljauw was verborgen. Onze zoon Pieter, die vreemde snuiter was als eerste bij haar en sloeg haar onmiddellijk hard tussen de schouderbladen, zodat zij gered was.
‘Zo doe ik dat,’ zei hij trots en hij werd uitgebreid gezoend door ons.
Tantje Jo heeft uit dankbaarheid een beeldje gemaakt van onze Pieter die met zijn ene hand in een schaal aardappelen steekt en met zijn andere een visgraat omhoog houdt.
Uit: 333 dingen Het kerstdiner dat we nooit zullen vergeten       

woensdag 15 juli 2020

Zo had het kunnen zijn




We hadden kampioen kunnen zijn, kampioen van de 25e klasse der voetbalamateurs van Nederland. Maar het is niet gebeurd. Het is anders gelopen. Dat is de schuld van Johan, onze regelneef. Johan regelt alles voor ons team, maar de laatste tijd gaat het niet zo goed met Johan. Laatst had hij de kleding van het dameselftal bij zich. Hij begint kinderachtige grappen te maken. Tijdens de voorlaatste wedstrijd liep hij zomaar het veld op en zei tegen de scheidsrechter: ‘Weet jij waarom een Engelsman zijn paraplu wegdoet als hij een Duitser tegenkomt? Omdat die Duitser telt: eins, zwei, drei..’  Nou, van dat soort grappen. Voetbalhumor is best flauw, maar dit.
 En het is niks voor Johan. Vroeger was hij rechter, hij was zeer geleerd,  wel een tikkie vreemd was hij toen. Maar dankzij hem zijn we geen kampioen, want hij regelde de spelersbus naar de kampioenswedstrijd. We hadden nog maar een enkel puntje nodig om FC Buitenspel de baas te blijven in de competitie. Een gelijkspelletje, meer niet!
We reden weg en onderweg zagen we plotseling veel water naast ons. En daarna koeien en veel weilanden. En toen zei  Karel, onze spits: ‘Hee jongens, dit is Friesland!’  Maar toen waren we al bij het knusse stadionnetje van Hardegaryp. Het was er verlaten, de fans stonden er niet. Frank, de doelman, zocht op internet waar de wedstrijd stond gepland: in Venlo! We hadden nog 10 minuten. Zelfs met een straaljager zouden we niet op tijd komen. En niet verschijnen bij een wedstrijd betekende verloren punten en dus geen kampioensschaal. Die ging gewoon naar de bierbuiken van de FC Buitenspel. Iedereen was woedend.
We sloopten de bus tot er alleen nog wielen stonden en Johan bonden we met een touw om zijn nek van een Friese eik. De hond. Toch hebben we deze week zijn 95 ste verjaardag  gevierd, want je moet kunnen vergeten en vergeven. Hij heeft een taart gekregen met een foto van het hele kampioenselftal. Hij is in de veronderstelling dat we the champions zijn en dat hebben we maar zo gelaten.  Ja, het had zo kunnen zijn, als Johan tenminste niet zo stom was  geweest. Onze vrouwen zeggen dat we voortaan zelf ook beter op moeten letten. En dat is een goeie les.  

Uit: 333 dingen om te schrijven: Schrijf een verhaal dat eindigt met de zin: Zo had het kunnen zijn, als Johan tenminste niet zo stom was geweest.


dinsdag 14 juli 2020

Bolly, de schoen van Bento



Ik ben de schoen van Bento, de linkerschoen. Met mijn rechterschoen heb ik geen contact. Mijn naam is Bolly, vanwege de bolle neus. Dat moet wel, want Bento, mijn baas, werkt met olifanten. Hij traint me om kunstjes te doen. Sommige dierverzorgers en dierenvrienden roepen dat het zielig is voor olifanten, maar dat is het niet. Zij zien het als een eer op hun kont te gaan zitten en dan daarvoor beloond te worden met een banaantje. Ze strijden erom wie het beste is. Het is juist zielig voor Bento, want de olifanten nemen hem in de maling. Ik hoor ze grappen over hem maken en hem uitlachen. Ze werken alleen voor de beloning. De sfeer tussen Bento en de olifanten wordt steeds slechter. Gisteren ging Jona, de oudste olifant, op mij staan. Ik heb daar last van. Nu sta ik in de wagen van Bento, bij het kacheltje, maar hij komt zijn bed niet uit. Hij ligt daar met een burn-out. Hij kermt dat het afgelopen is met de olifanten en dat hij ze naar een vakslager gaat brengen. En dat dierentuinen dode olifanten helemaal uit elkaar zagen en dan aan de leeuwen voeren. Leeuwen zijn gek op olifant, maar een levende pak je niet zomaar. Ik denk dat het niet zover komt, maar wel dat hij ontslagen zal worden. De directeur van dit malle circus kwam binnen en zei rustig: ’Ik ga de olifanten en de leeuwen wegdoen. De mensen willen ze niet meer. Ze vinden ze zielig. Dus Bento, wil je clown worden? Ik bied je een nieuwe kans.’
Ik, Bolly, de linkerschoen van Bento, word aangedaan en ga oefenen als clown. Ik denk dat ik weg zal worden gegooid. Een clown heeft flapschoenen. Ik ben een werkschoen. Flapschoenen, dat is rotvolk.
De dag is over. Ik sta onder het bed en ga slapen. Mijn baas is gisteravond door het publiek niet begrepen in zijn act als clown. Niemand lachte een enkele seconde. Het was een afgang en daarom  gaat hij nu een honden-uitlaat-service beginnen. Ik ben bang voor honden. En straks sta ik natuurlijk in de poep.    
Juli 2020
Uit 333 dingen om te schrijven: Beschrijf een dag uit je leven, vanuit het gezichtspunt van je schoenen.

donderdag 2 april 2020

Leven in de coronatijd: maak een heuvel!


Net nu de lente komt, gaat de onzichtbare vijand over de straten. Hij verstopt zich in handpalmen, in kleine waterdruppeltjes. Het monstertje lijkt op een zeemijn, zo goed bekeken. Als een crowdsurfer rolt hij door de keel de longen in en begint zijn vreselijke werk. En eerst leken we hem te onderschatten, hij zou een griepje zijn, niet meer dan dat.
Nu wachten we af wanneer hij zal vertrekken. Iedere dag sta ik met Thijs op een verlaten schoolplein. Hier werd nog maar kort geleden les gegeven. Nu lijkt dat alweer zo lang geleden. Thijs gaat op de schommel zitten. Ik schop de Ajax bal. Ajax- wat was dat ook alweer? Een voetbalclub. In de lucht boven ons is het stil. Geen zuchtje, geen enkel vliegtuig met opgewonden en blije vakantiegangers. Het stemt me treurig. Waar is het leven?

Waar zijn de feestjes met de blije stemmen uit de ramen? Het hiephiephoera? Zelfs uit de tuinen komt geen geluid meer.
Oma’s verjaardag vierden we in haar achtertuin. Zij in de deuropening. Wij met de thee en een koekje in de hand.
En de vogels zingen ’s morgens mooi in alle vroegte. We staan nog steeds vroeg op, we doen alles wat we deden: het ontbijt en het huiswerk van Thijs. Ik ga naar boven en zet de laptop aan voor een online les. In het beeld verschijnen de namen van de leerlingen, ik hoor hun vrolijke stemmen. Maar ze durven niet hun camera aan te zetten. Ik mis hun brutaliteit, hun vandalisme: ketchup smeren in de wc en in de wasbak plassen. Al die domme dingen die jongetjes en meisjes van die leeftijd doen. Ik kan er ook niet voor ze zijn. Ik weet dat ze ons hard nodig hebben. Dat het thuis niet altijd feest is.
Ik sta op het grasveld naast het schoolplein. De heerlijke heuvel zand die er lag en waar Thijs zo geweldig op kon spelen, is door een al te ijverige persoon weggehaald. Thijs kijkt alweer teleurgesteld. Waar is de heuvel nou papa?
Ik zucht weer eens diep en wil gaan huilen of zo. Of schreeuwen of allebei. Omdat het allemaal zo verrekte tegenzit. Omdat je daar niks aan kan veranderen en dat je dat aan de kinderen van het land nauwelijks uit kan leggen.
Ik geef de bal een harde rotschop. Hij verdwijnt over het doel.
‘Papa, doe nog eens een schwalbe!’ roept hij en ik ga liggen en begin zogenaamd te kermen. Hij gaat ook liggen en zo rollen we over het veld.
De deur van de school zwaait en de juf met drie kinderen komt naar buiten. De zon breekt door de wolken.
Ik weet dat we erdoor heen zullen komen. Het land overleefde al talrijke kleine en grote oorlogen en werd vele malen geteisterd door de zee. Als er een volkje koppig, volhoudend en eigenwijs is dan zijn wij het wel. Wij zullen het zeemijnmonster eronder krijgen. Daar ben ik zeker van.
En we zullen weer spelen, ruzie maken, geld wegsmijten in de voetbalcompetitie. We zullen weer gokken en weer met duizenden op een dancefeest raven.
Op het schoolplein zullen de moeders weer mopperen op de juf en op andere moeders en zullen de verkeringen weer bloeien als de bloesem van de appelbomen.
De politie zal weer boeven vangen en boven het strand hangen alleen nog drones van vieze mannetjes.
In het ziekenhuis kan de dokter weer gewoon zijn werk doen, zonder dat hij als held door de gangen moet gaan en er applaus voor hem klinkt als hij in zijn maanpak aantreedt.
En als mijn kleine man ’s morgens naar school moet dan zal ik weer foeteren dat het tijd is, dat we moeten gaan, dat het tijd is, dat de juf niet eeuwig wacht. Ik zal weer vragen hoe het was als hij tussen de middag thuiskomt en hij zal er niet of nauwelijks op ingaan.
Dat alles zal weer gebeuren zoals het altijd ging. En ik zal je weer goedenacht kussen en ik zal gaan dromen van de mooie dagen die in de lente komen zonder die angst en bezorgdheid die ik zo vaak voel de laatste dagen.
Ik weet lief dat het gevaar nooit ver weg is, maar zo dichtbij heb ik de dreiging nog nooit eerder gevoeld. Of het moet die keer geweest zijn toen ik op mijn zeilbootje op zee in zeer dichte mist geraakte bij de Jutland banks en de radar het niet bleek te doen.
Dus, pak mijn hand, ik pak de jouwe. Onze kalmte en liefde zal ons leiden in deze tijden.
En we gaan, als het veilig is, met zijn allen een grote heuvel maken, van zand, om op te spelen. Bovenop maken we een gat waarin een kind kan staan.
Ik daag iedereen, alle vrienden, uit om samen met mij en Thijs die heuvel op die dag te komen maken. Neem een emmer en een schep mee! En zand.
2 april 2020

maandag 16 maart 2020

Het virus



Vandaag: 16 maart ’20
Een bijzondere dag. Docent zijn, met een bevoegdheid en toch geen les kunnen geven. Omdat het spook van het virus door de kieren van het gebouw waait. Als de stukjes kauwgom onderaan de bankjes kleeft. Geen joelende tieners die hun kluisjes dichtslaan, rondhangen op het leerplein.
Als docent thuis zijn en naar de mail turen, die opvallend stil blijft. Wel een mail van het detacheringsbureau die na enige close-reading lijkt te willen zeggen dat als de school niets verzint om de docent en de leerling bij elkaar te brengen, digitaal of per postduif,  de docent zich dan maar bij het UWV moet vervoegen. Waarbij dan ook nog wordt vermeld dat het dan wel zo moet zijn dat docent er niet voor gekozen heeft thuis te gaan


lanterfanten. Nee, dat laatste zeker niet.  Mijn twee examenklassen moeten toch enige bijscholing krijgen. Niet dat ze daar voor openstaan. Integendeel, tot de laatste les toe hebben ze zich wild verzet tegen school, autoriteit en docenten. Ook tegen mij.   
Dus onzekerheid is troef vandaag. Mijn zoon is ook thuis. We lopen langs zijn lege school. In het lokaal zit een silhouet achter een scherm. De juf, bezig de noodpakketjeslesmateriaal te maken. Aan het eind van de dag begrijpen we dat deze pakketjes woensdag door het raam naar buiten zullen worden geschoven. Wij moeten in het gras staan en dan de lessen aanpakken.
In het winkelcentrum is het rustig, er scharrelen mensen met boodschappenkarretjes. Ik begrijp

dat er toch flink gehamsterd is. De schappen met melk en vleeswaren en brood zijn behoorlijk leeg.
Via internet bereiken ons nogal wat grappige filmpjes, onder andere van een man die een onderbroek met daarop de Union Jack over zijn hoofd trekt.
Ik heb wat ruzie met het touchpad van de laptop. Het is een Dell, maar nog helemaal niet op leeftijd. Het ding zit helemaal vast. De enige oplossing is voor nu een muis met een snoertje kopen. De man in de Mediamarkt is behulpzaam. Hij zegt dat ik op moet passen dat ik niet net als een andere klant het snoertje doorknip bij het openmaken van dat keiharde plastic. Ook vertelt hij dat zij tv-schermen laatst gehackt waren en er de logo’s van de concurrent BCC op te zien waren. 
Het leven in dit land ligt zo ongeveer plat. Ik kijk in de mail:geen berichten. Geen opdracht. Ik wandel de tuin in. Doe een kleine beuk in een pot, bekijk de andere bonsai boompjes. Er komen al blaadjes uit. Dat gaat wel door. Lente in Holland. Een zacht voorjaarszonnetje glijdt over de groen aangeslagen tegels. Dat wordt een  hoop werk, constateer ik.
Hoe gaat dit verder aflopen? In oorlog met een onzichtbare vijand.