Lieve Papa, Vader, Pa, Opa,
Speech bij het 65e verjaardagsfeest van onze vader Johan
Als je thuis was konden we je spoor volgen: op tafel een gummilat, een opschrijfboekje, handboeien, stukje krijt, een fluit, een donkere stropdas.
En je nam vaak een beschuitje met kaas, na de werkzaamheden. Wij, de kleine potjes, vingen dan geluiden op van de woeste avonturen die je die dag waren overkomen en die je aan onze moeder vertelde. Zij luisterde geduldig naar alles, gaf wat commentaar, knikte en was de ideale therapeut voor na het harde politie leven, de mannenwereld waarin gevoelens, zeker in die tijd, moeilijk bespreekbaar waren. Soms vond je mensen hangende aan een touw, half dood uit een auto, of van hun motorfiets gewipt, in een boom. Je trof mensen aan die elkaar met een bijl achter na zaten, van de pier waren gespoeld en zelfs van onze twaalf hoogflat waren gesprongen. In jouw loopbaan zag je weinig branden, wel veel zelfmoordleed. Je had overigens wel veel interesse in branden, maar meestal was je bij een mooie fik op vakantie.
Zeker gingen we op vakantie. Wat herinneren wij ons hiervan? Allereerst togen we naar Drenthe. Met een geleende tent van onze tante werd het kamperen. Jij had ervaring vanuit de diensttijd, vandaar dat in jouw auto ook nog diverse blikken en beschuiten waren (daar zijn ze weer) voor het geval de oorlog uit zou breken en er gevochten diende te worden. Daarnaast had jij in jouw auto een soort schep om een schuttersputje mee te graven. Het was een omklapbaar, legergroen geval. Hoe dan ook, het ding was nodig, want er moest een greppel om de tent gegraven worden, vanwege de overvloedige regenval. Terwijl ons moeder in de tent zat te klappertanden, met drie truien over elkaar aan getrokken, stond jij buiten de noodzakelijke afwatering te spitten. Wij vermaakten ons wel in de modder en mijn zus, jouw dochter, heeft dit spitten en baggeren nooit willen verlaten en is daarom amateurarcheoloog geworden.
Vanwege de noodtoestand werd er zo nu en dan naar Emmeloord gereden waar jouw schoonmoeder het gehavende gezelschap opkalefaterde en de kleding zodanig werd gewassen dat zij er weer uitzag als kleding.
Onderweg naar Frankrijk gebeurde het een keer dat we een lekke band kregen,
het reservewiel lag uiteraard onder in de kofferbak. Alle zooi eruit, maar ja, het moest er ook weer in..uiteindelijk hebben we achterin de reis vervolgd met een emmer en een bal op schoot.
Voor ons was je een goeie vader. Je las graag een verhaaltje voor bij het slapen gaan en viel dan zelf vaak in slaap voor het einde van het verhaal daar was.
Voor het eten had je ook altijd een voorgebede, maar die heb ik nog nooit kunnen verstaan er zit iets in met ‘vader’ of zo, maar het is denk een groot geheim. In die tijd aten we ook nog geen liflafjes, herinner ik mij. Het waren eenvoudige maaltijden, met een bescheiden hoeveelheid vlees. Bij rooie kool hoorden twee gehaktballen die door jou tot vier gehaktballen werden gesneden. Je bent een van de besten in gehaktballen maken, bij jou wordt het een stevige platte bal. De frituurpan was ook jouw afdeling, daar bemoeide ons moeder zich niet mee. En wat voor de gehaktballen gold, gold ook voor de karbonades: op tafel kwamen twee karbonades die door jou op maat werden gesneden.
Zo nu en dan veranderde er ook wel wat in het interieur van de flat. Aan de linkerkant was een groot wandmeubel waarin plaats voor boeken, glazen en een televisie. De kleur was oorspronkelijk, meen ik, bruin, maar jij schilderde het wit en later zwart. Je vrouw, ons moeder, deed de keukenkastjes in een soort okergeel, zodat ons appartement in een museum voor moderne kunst had kunnen staan. En zoals ik nu begrijp waarom mijn zusje aan archeologie doet, begrijp ik nu ook waarom ik zelf graag schilder. Het was een bonte toestand geworden.
Maar we hadden altijd schik met elkaar, als moeder op haar knietjes achter de cavia aanzat, die achter diezelfde kast was gekropen en daar de draden doorknaagde. Of toen ik een verjaardagsfeestje gaf en de kinderen speelden met de politiepetten die ze zeker ergens gevonden hadden. Ja, je had een grote verzameling.
Je was geen nachtdienst liefhebber en je sliep licht overdag. Omdat jouw slaapkamer toegang gaf tot het balkonnetje, waar de was diende te worden opgehangen, klom ons ma, met de wasmand, door het raam naar buiten. Wij moesten ook stiller zijn, dat viel niet mee. We waren klein behuisd. Emke had een hoogslaper en eens is ze eruit getjoekeld. Wij erop af. Ze bleek achter een gordijn te liggen, maar mankeerde niks.
Ik herinner me ook nog dat zij en mam allebei ziek waren en dat je poogde vanaf je werkstation telefonisch contact met de zieke thuisbasis te krijgen, maar dat de telefoon, door de patiƫnt, niet werd opgenomen. Wat een toestand. Jouw ouders kwamen redderen, maar konden de chaos niet bestrijden, want ze werden zelf ziek.
Je had gelukkig zo een hoop lieve mensen om je heen. Boven ons woonde een collega met een vrouw en twee dochtertjes, daar ging je mee om en je had een stel vrienden in Zaandam met twee kindertjes en op de dansles ontmoette je ook nieuwe vrienden. Ik zie je nog een Spaanse wals oefenen midden in de huiskamer. Ik geloof dat je een molentje moest maken, maar er zat wat roest in de wieken. Mijn moeder klaagde over je ritmiek, ik kan het niet beoordelen.
Je hield ook veel van vissen, zeker om ze op te eten, maar ook om ze te vangen. Je nam ons mee op de visvangst op de Noordzee en daar mochten wij een echte werphengel vasthouden!
Op een dag brak de dag van de verhuizing aan, het ging dan toch gebeuren. Veel dozen waren nog niet ingepakt, opa moest nog een lamp van de muur halen, terwijl de vrachtauto al voor de deur stond. Deze auto bleef in het Alkmaarse zand steken en kon met veel moeite worden losgewrikt. Toen kwam de ramp met het bedspiraal: hoe er ook gepast en gemeten werd: het ding ging de kersverse nieuwbouwwoning niet binnen en bleef voor altijd buiten, zodat je genoodzaakt was op een luchtbed te slapen. De kosten van dit nieuwe huis wogen zwaar. De vakantie werd opgeschort en de verjaarsartikelen beperkten zich tot een plantengieter en andere aardigheden.
Je had in die tijd al aardig wat gedaan in het politiewezen: van agent was je rechercheur geworden en je speurde zelfs naar een oorlogsmisdadiger. Ik zie nog voor me dat je in een keurige colbert naar het werk ging en een lange regenjas had. Die jas is geen grap. Maar binnen het korps werd er weer geschoven en tot onze verbazing verscheen je even later weer in het oude politiekostuum. Nou ja, dachten we, het kan verkeren.
Wij moesten het in Alkmaar stellen zonder havens, boten en visserij. Het was een andere wereld. We gingen naar grotere scholen, en werden zelf groot.
Er kwamen studies, banen en als een van ons twee er weer eens genoeg van had, speurde jij de kranten na en sneed, gewapend met een schaar, de vacature eruit.
Want als je iets kon doen voor ons, dan deed je het ook. Dan werd ereen lamp aan de muur gevloekt, of je kwam binnen stormen met een of ander object. Het kon ook gebeuren dat ik bij thuiskomst ontdekte dat er een tafel in de tuin stond die ik er niet in had gezet. Je deed en doet dit soort zaken nog steeds zonder veel omhaal en snel. Het wil ook nog weleens gebeuren dat ik nog niet aangekleed ben en dat je dan al voor de deur staat, hetgeen je kwijt moet, levert en weer wegrent. Bij een moeilijke kwestie woel je dan door je haar, zucht eens diep en fluit een of ander wijsje.
Met jou op stap is ook leuk, je bent voor altijd jong gebleven, ergens, en oneindig nieuwsgierig naar alles, naar bodemvondsten, vliegtuigen, boten, vogels. Je had ook wel mooie dromen over groene mannetjes die uit de ruimte
kwamen. Prachtig.
Toen we je vergezelden naar de dokter was je niet jezelf. In de tram zei je weinig. We gingen het ziekenhuis door. Ik had een plattegrond bij me, gekregen van een aardige collega. Mam en ik gingen mee naar boven en toen kwamen ze je halen. Op het nachtkastje bleven je bril en je horloge liggen en voor mij was het even van: nu nemen ze onze vader mee, hij is even niet van de familie, maar van de wittejassenwetenschap. We moesten beneden wachten, uren en uren. Dan gaan je gedachten uit naar datgene wat ik daarnet allemaal heb beschreven, een leven komt voorbij dat je hebt gedeeld. We hebben samen gezeild met een jacht en het schijnt dat jij eens boven het dek stond in de klaterende regen, terwijl ik droog lag te snurken beneden. Ik geloof nog steeds niet dat het waar is. Zo’n ziekte wijst je op de kwetsbaarheid van het leven en hoe zuinig je op elkaar moet zijn en moet leven in het positieve. Het is allemaal heel kort dat je bij elkaar bent, het vliegt aan je voorbij en daarom is het goed om af en toe eens feest te vieren, hoeft niet perse bij een verjaardag, maar dat kan een aanleiding zijn…toch?
Dus we nemen er nog eentje, op wat ons verbindt, op het goeie, op het geluk, op het leven van vandaag. Sinds je de politie burelen niet meer bezoekt, heb ik de indruk dat je rustiger geworden bent, los van die politie is de wereld toch een opgefokte toestand. Ik heb het idee dat je binnen de nieuwe situatie je draai weer hebt gevonden. Je hebt net je zolder opgeruimd, dus je kan er voorlopig weer even tegen.
Dus op je gezondheid! Daar ga je!
Tekst uitgesproken op 8 september 2007 tijdens het verjaardagsfeest van onze vader Johan, in boerderij de Zwaan, te Langedijk.
Sjoerd van Berkel
zondag 9 september 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
wat een prachtig, ontroerend verhaal. groet van inge
Een reactie posten