maandag 9 oktober 2023

Ogenblik

 



Mijnheer Oplawaai ging rechtstreeks van zijn kantoor naar de repetitie van de harmonie, waar zijn saxofoon op hem wachtte. Hij keek elke week uit naar de oefening, hoewel hij het repertoire de laatste jaren minder vond worden. Teveel gekozen op succes, omdat de kas gevuld moest worden.

Tussen kantoor en oefenruimte stond hij even stil bij zijn favoriete eethuisje Egypt Eat. Het was een rustige plek en hij herkende Joesoef, de eigenaar. Hij bestelde een bord falafel met frietjes. ‘Alstoeblief,’ zei Joesoef en hij stak een kaars aan met zijn aansteker. ‘Knokloof bij?’ Hij keek droevig naar buiten. Donkerbruine ogen boven een zwarte druipsnor. ‘Regen, is nie goe nie.’ Mijnheer Oplawaai keek met hem mee. De straat was gehuld in dikke regenslierten. ‘Goed voor de natuur,’ dacht hij, maar hij zei niks. Ook niet over de knokloof.

Een uurtje later zat mijnheer Oplawaai bij de harmonie tussen de muzikanten. Gewone mensen, bakker Henk, slager Jeroen (maakte goeie worsten) en meester Emiel.

Ze speelden alweer Sweet Caroline. Een fanfarenummer, hij zocht iets beters. Toch pakte hij zijn sax, sloeg het muziekstuk open en blies het riedeltje. De dirigent sloeg af. ‘Te langzaam,’ sprak hij met gespeelde ergernis. Hij tikte en daar speelden ze weer. Snel was het pauze.

Hij dronk zijn koffie en meester Emiel stak een verhaal tegen hem af over de jeugd van tegenwoordig. Mijnheer Oplawaai deed niet eens of hij luisterde. Hij roerde zijn melk in zijn kopje en keek langs de grote kolenschoppen van Emiel. Zijn ogen dwaalden door de zaal en hielden stil bij die van Xandra, de nieuwe slagwerkster. Vanachter haar drumstel keek ze hem lang aan. Hun blikken troffen elkaar op zeker tien meter afstand. Zij lachte er niet bij en mijnheer Oplawaai lachte er ook niet bij. Het was liefde in de verte. Liefde zonder een woord te zeggen, liefde zonder een wenkbrauwspier te verrekken of maar een vinger op te steken. Mijnheer Oplawaai was volkomen verrast door hun intieme oogcontact. ‘Vind je ook niet?’ hoorde hij Emiel zeggen. ‘Ja, ja,’ zei hij. ‘De jeugd, dat is niet normaal zeg.’

Ze speelden weer verder. Mijnheer Oplawaai durfde niet naar het slagwerk te kijken. Hij nam een biertje na de repetitie en zag Xandra vertrekken. Ze droeg een lange staart en een kort geruiten blauwe jas. Hij nam ook de bus en in de kringen stoom op de ruiten zag hij keer op keer haar donkere ogen verschijnen.

 Mijnheer Oplawaai voelde zich gevlijd, want hij was een enigszins mollige heer, een kantoorpiefje, met een grijze baard die zijn pensioen naderde en Xandra een enthousiaste ritmische vrouw nog halverwege de dertig. Was zij getrouwd? Hij had geen enkel idee.

Hij stapte uit en nam zich voor Irene niets over het voorval te vertellen. Ze was de laatste maanden ziek en het ging niet goed met haar.

Toen hij binnenkwam lag ze op de bank. Haar gezicht was spierwit. Naast de bank stond een emmer. ‘Had je een leuke avond?’ vroeg ze. Hij knikte. ‘Ik moest aan je denken,’ zei hij. ‘Maar dat hoeft toch niet?’ Mijnheer Oplawaai zuchtte. ‘Het gebeurde, ik dacht aan toen wij elkaar ontmoetten, weet je nog?’ ‘Jij durfde mij niet te vragen,’ lachte ze plagerig. ‘Nee, jij durfde mij niet te vragen.’  Ze zwegen. Dachten aan die ontmoeting bij de botsauto’s. Naast de schiettent.

‘Hoe kwam het dan dat je daar allemaal aan dacht?’ 

‘Zomaar,’ zei hij. ‘Misschien door de muziek. Sweet Caroline.’  Zij begon te zingen en het klonk vals en ze lachten allebei hard. En ze kusten.

Geen opmerkingen: