Hij werd wakker naast zijn
vrouw en riep: ‘Suzanna, ik hou van jou!’
Maar zijn vrouw heette
Marijke, dr. Marijke de Boer, befaamd biologe,
gespecialiseerd in slangen
en spinnen, en ze hoorde wat hij riep en was
erg boos.
Eerst was hij bang dat zij haar
collectie in huis levende slangen en
spinnen op hem los zou
laten, maar dat deed ze niet. Ze wilde niet meer
met hem praten, maar
doorzocht zijn telefoons, agenda’s, computers en
ontdekte een Suzanna, een
dametje van 85, die hij geholpen had met
verhuizen.
Een vriend van hem, met wie
hij de toestand besprak in de kroeg, had
een briljant idee. ‘Maar
het kost wel veel geld,’ fluisterde hij, ‘ik moet ze
wat schuiven,’ snap je. Ze
schudden handen en de volgende week reed
hij naar Schiphol. De
beambte herkende hem aan de blauw geverfde
snor. ‘De doos staat bij de E-pier met de S van
Suzanna erop,’ zei hij,
‘ga nu snel.’ Even verderop vond hij achter een prullenbak
de doos met
zijn bijzondere inhoud.
Hij reed tevreden weg.
Thuis verstopte hij de spullen in de schuur. De
volgende dag was Marijke
jarig. Ze werd 40. Zijn hond Lobbes, een
kolossale kruising tussen
een Sint-Bernard en een Labrador, zong
kwijlend mee met het
verjaardagslied. Daarna was het moment van het
cadeau geven. Hij plaatste
de doos voorzichtig op de tafel. Marijke keek
verbaasd naar het kerstinpakpapier,
maar ach, dacht ze, het zal vast
goed bedoeld zijn. Hartje zomer.
Sail Amsterdam vlak bij de deur. Onder
het papier kwam een glazen
bak tevoorschijn.
‘Dit is Suzanna,’ zei hij
glimmend van trots. ‘O,’ zei zij, ’wat een schatje.’
Zij keek ademloos naar de
illegaal het land ingesmokkelde
rozeteenvogelspin. Een tien
centimeter groot, grijsbruin beestje met
acht dikke harige poten,
met haakjes eraan om zich vast te klemmen.
‘O, wat lief van je,’ kirde
Marijke, ‘sorry, nu begreep ik waarom je
Suzanne riep in je slaap,
o, wat is ze mooi.’
Hij zette een muis neer op
de grond en Suzanna kroop nieuwsgierig
naderbij om dat beestje
eens te gaan besnuffelen. De muis merkte nog
niets.
‘Wat een lieverd, die
avicularia metallica, ‘ sprak Marijke ontroerd en op
dat moment kwam Lobbes
binnen. Stom, hij had de deur dicht moeten
laten. Want Lobbes was zeer
paniekerig voor muizen, niet voor spinnen.
Als hij een muis waarnam
dan begon hij rare sprongen te maken, te
blaffen en alsmaar rond te draaien,
van angst. Soms poepte hij, gewoon
van schrik. Nu schrok hij
dan ook heel erg toen hij de muis zag.
Misschien dacht hij dat de
muis hem op zou gaan vreten, want hij blafte,
hij poepte en maakte een
fatale sprong. Zijn 65 kilo’s kwamen vijf
centimeters van de grond,
zijn poten draaiden opzij en hij leek zo op
een Russische balletdanser,
klaar voor het applaus.
Als in een vertraagde film
zagen de man en Marijke de buik van de canis
familiaris op Suzanna landen.
Er was even een korte klak, zoals het
geluid van een deur die
dichtwaait in het slot, door een zomers briesje.
‘Ga weg rothond!’ gilde Marijke
en ze schopte in de lucht zoals een
voetballer een bal op de
pantoffel wil nemen voor het winnende
doelpunt. Lobbes veerde op, gleed weg, en een dure vaas
viel in
peperdure, niet meer te repareren
stukjes.
Ze staarden met open mond
naar de lieve rozeteenvogelspin, die zo plat
was dat het leek of er
zojuist de intercity Den-Helder- Maastricht
overheen gereden was.
‘Nee!’ riep zij.
‘Nee!’ riep hij woedend.
‘Dood!’ riep zij.
‘Als een pier!’ riep zij.
En de muis glipte de kamer
uit en lachte breed.
Daarna hebben zij Suzanna
plechtig begraven in hun tuin op het
spinnenkerkhofje, naast de
pruimenboom. Dat kerkhofje was ooit zijn
idee geweest. Ze hadden nu
ook een slangenkerkhof, naast de hibiscus.
‘Je hebt onze relatie gered
vriendje,’ snikte Marijke. ‘Hoe kon ik zo
jaloers zijn om te denken dat
hij naar een andere vrouw zou kijken.’
En hij, de man, wist
plotseling weer wie Suzanna echt was: dat meisje
dat hij laatst bij de
koffieautomaat had gesproken, toffe stagiaire. Hij zou
haar eens mee uit vragen,
als Marijke weer eens in de jungle rondhing.