In de ICE trein naar Duitsland, Keulen. Vanaf Amsterdam CS
proberen de reizigers hun vaak veels te grote rolkoffers in het bagagerek te
werpen. Nadeel hiervan is dat de koffers
te zwaar zijn en dat het pas lukt in samenwerking met een partner. Ik bied
me aan als partner en smijt de handel in het rekje. Ik vraag me af of er geen
clandestiene producten in zitten. Illegaal verkregen aapjes, verdovende
middelen of allerlei schietgerei. Blijf gewoon geloven in het goede in de mens.
In deze trein zitten mensen uit alle windstreken en
continenten. Van oost naar west en noord naar zuid. Een meisje met een
windhond. De pootjes van het beestje liggen in het gangpad. Een van de
passagiers gaat er per ongeluk op staan. Zijn lieve bruine ogen kijken ons
meelijwekkend aan. Hij vind het echt niet leuk.
De ICE is dan wel een trein die heel hard kan, 250 km per
uur, hier in Holland rijdt hij net zo hard als een NS intercity. De windhond raakt nu een beetje
gestresst. Ze gaat met hem lopen. Een
mijnheer uit China valt in slaap en
begint hard te snurken. Op het rangeerterrein in Venlo staat een man tegen een
trein te plassen. Ik heb zicht op de WC en het gezelschap in deze trein,
plast als een trein door. Er is catering
aan boord, hetgeen de urineproductie verhoogt.
Naast me leest een Duitse vrouw een boek over de Italiaanse
maffia. Plotseling wil een mijnheer op de stoel van mijn Anja gaan zitten, maar
het blijkt dat hij zich in het rijtuig heeft vergist. De reis duurt drie uur en
nog wat. Maar je moet zo denken: met het vliegtuig was je er niet sneller
geweest.
De Duitse vrouw naast me, heeft twee tieners bij haar. Ze
vragen om de twee minuten om mama en dan moet ik weer opstaan. Ik vind het geen
probleem en ook deze vrouw toont geen spoor van irritatie. Ze spreekt een
onverstaanbaar soort Duits, waarin ik het woord ‘handy’ hoor. Dat is Duits voor
GSM. Haar lieve meisje probeert een flesje cola te laten ontploffen, dus
mama gaat erop af, om een kleine
plakkerige ramp te voorkomen. Het meisje is een jaar of 6. Ze komt bij mijn
stoel staan en kijkt me onderzoekend aan. Misschien vindt ze het onbegrijpelijk
dat ereen vreemde man naast haar moeder zit. De tiener is lang en dunnig en
kijkt de wereld in met de ‘alles is stom’ puberblik. Het boek van de vrouw ligt
werkloos op haar stoel.
Thijs babbelt ondertussen vrolijk door over alles wat hij
ziet onderweg, maar uiteindelijk glijdt het apparaat het station van Keulen
binnen. Naast dit eindpunt staat de gigantische, overdonderend grote Dom. Een
gebouw met massieve dikke uren en eindeloos hoge torens die als je omhoog kijkt
bijna in de wolken lijken te prikken. Op de torens zijn waterspuwers gemetseld.
Meestal afbeeldingen van draken of monsters. Tegen de muren zitten hier en daar
zwervers en bedelaars. Tegenover hen staat een paal met een aantal camera’s.
Een van de bedelaars knikt vriendelijk naar me. Hij heeft een grote vilten
baard en een hond. Ik knik terug. Op de hoek van het plein staan onderdelen van
een Romeinse poort. Ook interessant, een kerk en een poort, symbolen van pracht
en praal en van macht en onderdrukking. Ook naast die poort zit een dakloze of
een uitgeprocedeerde. Hij kijkt me loom aan.
We gaan de Dom binnen en bij de ingang staan twee mannen
vrouwen te inspecteren of ze niet te bloot zijn. De kerk heeft het niet zo op
naveltruitjes. Een mevrouw met een blote buik krijgt een zwarte doek aangereikt
die ze om haar middel moet knopen. Eenmaal binnen valt op dat deze kerk
tamelijk licht is door het enorme hoge venster met het glas-in-lood. Maar
indrukwekkend is het wel. Schilderijen, relieken, in goud, blinken je tegemoet.
Hoe moet dit geweest zijn voor de beeldenstormers rond 1570 de kerken
bestormden en woedend het interieur sloopten? Ik vermoed dat er op elke zuil
wel een meesterwerk hing. Op de een of andere manier is het gouden kistje met
de beenderen van de drie wijzen uit het oosten bewaard gebleven. Op de kist
staan de portretten van Balthazar en zijn vrinden.
We slenteren de kerk uit. Ik vind het knap van Thijs dat hij
het geduld voor dit bezoek opbrengt. Buiten
geef ik hem de camera. Hij maakt filmpjes als een echte vlogger en rent
met het ding rond de vijver. We gaan achter de kudde van het massatoerisme aan.
Die begeeft zich in de richting van het spoor over de rivier. De Rijn glimt in
de middagzon. Het is een prachtig stuk van 400 meter over het water. Aan de
brug hangt, aan de kant van het spoor, een berg liefdesslotjes. De geliefden
die dit hier hebben opgehangen, hebben het sleuteltje in de rivier gesmeten.
Maar daar heeft de Deutsche Bundesbahn geen moeite mee. Met hun stoere spoorwegmateriaal
hebben ze die slotjes zo doorgezaagd. De DB is van staal en kiest voor
veiligheid in plaats van romantiek. Ik vraag me wel af hoe een paartje denkt
zijn slotje terug te vinden. Die slotjes zijn voor het plaatsen gegraveerd, dus
het is voor zekere mensen een deel van de broodwinning. ‘Michael ich liebe
dich, Vera,’ lees ik. Zouden Michael en Vera nog bij elkaar zijn?
We eten een broodje bij de fontein achter de kerk en
wapperen met onze kruidnagelolie naar een wesp die er haastig vandoor gaat.
6-8-2019