zaterdag 30 augustus 2025

Kris Kremers en Lisanne Froon, de verdwijning op 1 april 2014

 

                                               Lisanne Froon en Kris Kremers in Panama
                                               op de dag van hun verdwijning,  1 april 2014


De verdwijning van Kris en Lisanne (2014, het begin)

Op 1 april 2014 verdwenen tijdens een wandeling in Panama, twee jonge vrouwen. Dit waren de reisgenoten Lisanne Froon (22) en Kris Kremers (21). Zij werden nooit teruggevonden. De informatie over hun noodlottige tocht zit vol vreemde, onverwachte  en vooral tegenstrijdige feiten. Wanneer je alles leest over deze zaak, bekruipt je het gevoel van een mysterie dat zijn weerga in de geschiedenis van vermiste personen niet kent. Ik probeer voor mezelf en ook voor u lezer, een paar feiten op een rij te zetten. Als u nieuw bent in deze casus, kunt u hier iets aan hebben. Daarna kunt u verder lezen op de uitstekende en zeer goed gedocumenteerde website:

https://koudekaas.blogspot.com/    

Deze website is gemaakt door R. Scharlaken (Scarlet) die van de zaak haar levenswerk heeft gemaakt. Vrijwel alles wat ik hier schrijf, is afkomstig van haar pagina. Mijn doel met dit stuk en volgende is aandacht vragen voor de zaak. Ik heb geen mogelijkheid dingen te onderzoeken. Ik heb het antwoord ook niet op de vraag wat er met het tweetal is gebeurd. Ik wil alleen niet dat ze vergeten worden en ik hoop natuurlijk dat er ooit antwoorden komen op de vele vragen.

Nederland, 2014:

Twee meisjes uit het mooie plaatsje Amersfoort besluiten naar Midden-Amerika te reizen. Ze werken daar samen in een restaurant in het centrum, genaamd: De drie pandjes, waar het echt gezellig is.

 Ik ben een aantal keren geweest  in Amersfoort geweest en ja: het is er echt leuk. Veel studenten, een vriendelijke sfeer en hier en daar in de stad, voor de liefhebbers, wat overblijfselen van lang  geleden: een oude poort, een muur,  en een slingerend patroon van straatjes.

 Er hangt een optimistische sfeer in de stad, die in de buurt van Utrecht ligt. Vrouwen kunnen redelijk veilig over straat en de criminaliteit is niet hoog.

 Hoe is het leven in Nederland? Het is allemaal goed geregeld in het platte land, met welgeteld één enkele berg: de St. Pietersberg. De welvaart is redelijk verdeeld en de mensen over het algemeen gelukkig. Het weer kan soms tegenvallen, want het wil nog weleens regenen. De steden zijn druk. In het piepkleine landje zijn meer fietsen dan mensen. En die fietsen bewegen zich op mysterieuze wijze om elkaar heen. Op de fiets wordt ook werkelijk van alles vervoerd. Vrouwen en mannen zijn bijna gelijk en de Nederlandse man is niet snel beledigd. Er zullen onder de Nederlandse mannen wel types zijn met machoneigingen, maar het zijn er niet veel. Ook is het gebruikelijk in Nederland elkaar direct op zaken aan te spreken en ook snel over private zaken te beginnen, zelfs met onbekenden.  

 De meisjes waar ik het over heb zijn Kris en Lisanne. Ze zijn 21 en 22 jaar oud en ze hebben allebei, in een vlot tempo, een studie voltooid. Kris een culturele studie en Lisanne een studie in de psychologie. Ze vinden elkaar, zo schat ik in, in een match van hun twee karakters. Kris is extravert, altijd in gesprek met iedereen en ze houdt van theater en gek doen. Op de foto’s die wij van haar kennen zien we haar vaak een uitdagende pose aannemen. Lisanne heeft een heel ander karakter: ze is introvert en twijfelt vaak over van alles. Ze is huiselijk en tegelijk heel sportief: ze speelt volleybal op een hoog niveau en ze wordt zelfs kampioen met haar team. Samen zijn Kris en Lisanne een goed stel, zo ontdekken ze. Lisanne kan heel goed luisteren en dat is prima voor de spraakwaterval die Kris is. Omgekeerd helpt Kris Lisanne meer de wereld in. Lisanne heeft verder geen vrienden, dus dat komt ook goed uit. Zo kan ze samen met haar vriendin leren haar vleugels uit te slaan.

 Kris komt waarschijnlijk met het idee om op reis te gaan naar Midden-Amerika. Ze is al in Peru geweest en ze is er verliefd op geworden. Ze vraagt of Lisanne mee durft. Lisanne stemt in. Ze gaan op vakantie naar Panama. In Panama is namelijk een organisatie waar ze vrijwilligerswerk kunnen doen en ze kunnen er Spaans leren. Ze besluiten de zes weken vakantie op te delen in twee stukken: eerst naar een plaatsje dat Bocas del Toro heet en daarna naar een ander plaatsje dat Boquete heet. In Bocas zullen ze gedurende twee weken alleen vakantie en de vrijheid vieren, in Boquete zullen ze het vrijwilligerswerk doen.

 Ze sparen voor de reis, ze zamelen geld in voor spullen voor de vrijwilligersorganisatie en verheugen zich op alles wat komen gaat. In maart 2014 zullen ze gaan vertrekken voor de reis van hun leven.

 Over de periode voorafgaand heeft BNN een reportage gemaakt. Deze ging over het leven van Lisanne. De reportage heet: ‘Break free’ en je kunt deze vinden op internet. In de reportage vertellen ooggetuigen over  wat Lisanne voor een meisje was. Er zijn ook nog enige opnames van haar bewaard waarin we haar horen spreken. Ze oogt lief en gevoelig. Maar ze wilde deze reis per se maken, dat had ze met zichzelf afgesproken.

Voor Kris is een herdenkingspagina gemaakt op Facebook. We zien een paar foto’s van haar en wat geposte berichten. De link is: https://www.facebook.com/kris.kremers.1

Helaas ontbreken op deze pagina berichten die zouden kunnen gaan over haar motivatie om deze reis te maken.

Op YouTube kunt u ook veel video’s vinden die door Scarlet over deze zaak zijn gemaakt.

Ik adviseer u wel niet alles in één keer te bekijken, daarvoor is het allemaal veel te uitgebreid en te complex.

 Maar hoe dan ook, twee Nederlandse meiden, goed opgeleid, jong en mooi gaan op reis. Ze zijn niet gewend aan bergen en hoogte en ze spreken geen Spaans. Ze zijn opgevoed in de Nederlandse cultuur en dat betekent dat ze nogal precies zijn met tijd. Te laat komen is not done. We zullen in een later stuk, dat ik zal schrijven, zien dat dit nog een belangrijke rol gaat spelen.

Kris en Lisanne zijn ook niet bekend met het fenomeen:  manana, manana  Dat zoveel betekent als: morgen kunnen we de dingen ook wel doen. In Nederland worden de dingen vandaag gedaan en niet morgen.

Tot zover nu deze eerste inleiding. In het volgende stuk wil ik op een rij zetten welke spullen Kris en Lisanne mee op hun reis nemen. Dit op basis van de foto’s die Scarlet heeft verzameld.  

https://koudekaas.blogspot.com/

 




donderdag 28 augustus 2025

Lieve jongen uit Argentina

 

                                                      Elvis, de kakatoe, Amsterdam Centraal

Lieve jongen uit Argentina

 ‘Ik ben geen lieve jongen geweest. Als de zon onderging begon ik met vechten en ruziemaken. Auto’s stelen, dealen, ja.

Overdag ging ik slapen. Soms werkte ik als metselaar. Ik heb dit huis in Hoorn zelf gebouwd. Leefde hier met Cynthia. Zij is overleden, anderhalf jaar geleden, si.

Nu alleen verder. Soms vissen met mijn zoon Rob. Vorig jaar nog. Of twee jaar geleden. Spijt? Ik heb nergens spijt van. Slechte dingen gedaan. Maar geen spijt.

Ik kom van Argentina. Ik ben al lang niet meer geweest daar. Ook geen contact. Si. Buenos Aires. Mijn naam is Diego. Si, mi madre heeft me genoemd naar Maradona. Geen grotere dan Diego Maradona.

Maar ik mis Argentina niet. Ik heb vorig jaar een vogeltje gekocht. Chico. Die is mijn vriend. In de laatste uren. Zingt heel mooi. Bueno. Vandaag niet. Si.

Vandaag is het weer slecht. Regen.

Regen wel goed voor die planten.

Liever zon. Ik heb vijf jaar binnen gezeten. Si. Je begrijpt?

Het was dom.

Ik heb iemand…

Ik werkte op een steiger in Purmerend. Si.

Met metselaar. Ook een oudere man.

De man zei lelijke dingen tegen me: ‘Stomme Argentino. Varkenskop. Hijo de puta. Ik liep op de man af. En kiept een bak cement over hem. Si.

Hij vocht mij. Sloeg me  met die baksteen.  Toen hij struikelde en viel. Tien meter naar beneden. Ongeluk.

Ik ben bij zijn vrouw en kiendjes geweest. Drie dochters, mooie dochters.

Alles uitgelegd. Ze bleef boos ook toen ik uit de prison was.

Heel jammer.

Zulk ding gebeuren.

Geen spijt.

Je moet niet zulke dingen zeggen. Tegen mij. Niet doen, si. Korte lontje.

Maar geen spijt.

Ik ben een zieke man. Heel ziek. Oog in oog  met de dood.

Ik zeg je, straks komt de dokter. En nog een dokter. Dos, si.

Om…

Vind het moeilijk. Si.

Afscheid nemen van je leven. Afscheid nemen van de mens om je heen.

Kinderen, zoon.

Laatste keer naar buiten.

Kijken naar de wolken, de blauw lucht, de groen gras, de sol.

Ik geloof.

Maar is daarboven ook een mooi blauw lucht?

Ik weet niet.

Laatste keer een koffie drinken.

Straks om tien uur, ik ga vliegen. Zo zie ik dat.

Een enkele prachtige vliegreis.

Betaald door verzekering. Si.

Spijt.

Ik heb maar één ding spijt: klein dingetje.

Lang geleden.

In Buenos. Een meisje. Nee, ik heb haar niet vermoord.

Ze was mooi.

Doria Vera.

Zij mij ook leuk vond.

Ik was een kiend. Si.

Mooi lach had zij.

Na voetbal  River Plate en Boca Juniors, zag ik haar. Hart ging boem boem.

Maar ik was met mijn vriend en hij was mijn beste vriend.

Hij liep op haar af. Ging dreigen. Tegen haar duwen. Pesten.

Ik bleef staan. Ik wilde haar beschermen, maar deed het niet. Hij kneep in haar arm. Zij 

rende huilend weg. Heel geschrokken.

Daar heb ik spijt van.

Dat ik niets deed. Tegen die rotzak.

Dat ik het niet opnam voor haar.

Spijt. Echt spijt.

Ik hield van haar. Echt. Madre, het is zo. Si.

Ik heb haar niet meer gezien.

Ik had hem een klap moeten geef.

Haar moeten koesen. Koes ja. Si.

Was dat een vriend?

En waarom dat lief meisje?

Doria Vera.

Zo lief, Doria Vera, ik kom bij u.

Ik hoorde zij is overleden.

Ik hoop dat ik haar straks zal zien.

Om een uurtje of tien.

Dat ik het uit kan leggen.

Dat ze me vergeeft, ik kan niet wachten.

En misschien ik zie ook Maradona, samen voetballen.

En de metselaar. Lekker nog even knokken, si.

En Cynthia, mijn lieve vrouw.

Maar Doria Vera. Hier is een foto van haar, zie je het Chico?

Mijn zoon zal goed voor je zorgen. Hij wil niet hier zijn.

Ik heb mijn haar gekamd. Mooie hemd aan.

Huis is schoon. Daar is de bel, daar zijn de dokters.

Don't cry for me Argentina.

Dag lieve Chico, ik ga op reis.’

 

 

 

 

 

 

zaterdag 23 augustus 2025

Met mijn vader naar fysio Friso, maandag 28 april 2025

 



Zijn knie is behandeld in het ziekenhuis. En ik ga met hem naar de fysio. Hij zit in zijn rijdende wagen 

met in zijn hand een kruk.

We hobbelen over straat. Hij groet een mevrouw van zijn kerk.

De kerk heeft een boel kaarten gestuurd.

Bij het stoepje stoppen we. Twee politie auto’s. Iemand wordt aangehouden.

We moven om de wagens heen. Pa lijkt het niet zo te interesseren, dat is bijzonder.  

We gaan het gezondheidscentrum in, in zijn achteruit.

Dan de lift.

Fysio Friso staat al te wachten.

Pa, je moet uit de stoel. Sta op, als Lazarus.

‘Eerst de rem erop!’ zegt de behandelaar streng.

Vader hijst zijn lange lijf omhoog. Het gaat krakend.

Zijn benen moet hij nu vooruit gaan zetten. Mijn moeder zegt dat ze dun geworden zijn. Ze zegt, het 

waren van die mooie, lange benen, ja, dat zegt ze.  

‘Je voeten niet schuifelen,’ zegt de fysio.

Vanaf de hak afwikkelen. Hij moet dit thuis oefenen, maar hij er moeite mee. Hij vindt het niet zo 

nodig. Even lang als eigenwijs.

Met veel moeite loopt hij de oefenruimte binnen.

Daar zit een mevrouw op de hometrainer. Zij zit daar ook met een nieuwe knie.

Pa moet zo ook op de hometrainer. Het grote lijf omhoog, de voeten zoeken de trappers. Dit kost  hem 

net zoveel energie als voor een wielrenner die de Mont Ventoux beklimt. Dat is een berg in Frankrijk.

‘Tien minuten,’ hoor ik de fysio zeggen.

Buiten wordt een steiger tegen de muur van het centrum geplaatst.

Ook de mevrouw met de nieuwe knie kermt erop los. Wie lopen wil met zijn nieuwe onderdeel, moet 

diep in het rood gaan.

Weer naar beneden.

Een afspraak met de huisarts maken. De laatste keer sliep de oude toen de dokter belde. Die sprak toen 

wat in. Want senior valt soms zomaar in slaap. Oma zegt zelfs een keer voor het stoplicht, toen hij in de 

auto zat. Maar hij zegt, met mij is niets aan de hand. Ik voel me prima.

Afspraak geregeld. Weer in het zonnetje.

Hij  zegt niet veel. Hij zegt dat hij niet moe is.

We rijden naar zijn huis. Van mijn moeder krijg ik een doosje chocolaatjes.

Ik leg de oefeningen van fysio Friso nog even uit, maar ik twijfel of er naar me geluisterd wordt.

Hoe zal ik zijn, als ik zelf oud ben? Verandert een hoge leeftijd ook je karakter?  

 

maandag 18 augustus 2025

Prompt onder de radar deel 10, 11 en 12. De overtocht

 



Onder de radar deel 10   De overtocht

Ik kan het niet geloven. Toch kan het niet waar zijn. Er is maar één manier om daar achter te komen.

 Maar nu nog niet, want ze zijn dichtbij. We zijn bij het water. Ik hoor het ruisen. Op de oever ligt een lekke motorboot, maar voor een stuk van tien meter om over te steken, moet dat genoeg zijn. Als het niet lukt, zijn er anaconda’s, van die piranhavissen en een enkele kaaiman om ons te helpen. Ik vraag me wel af of enig beest zijn tanden in mijn gijzelaar wil zetten, ze lijkt me taai.

‘Kom,’ zeg ik. Ik duw haar de boot in. Haar handen heb ik voor de zekerheid vastgebonden want ze zal me niet nog een keer verrassen.

 Ik probeer de motor te starten, hoewel ik niet veel hoop heb. Dat blijkt te kloppen: de motor is al lang overleden. Roestig als een spijker. Ik zal moeten roeien. Met die paar half vergane spanen ben ik benieuwd.

 Van onze oever komen verontrustende geluiden. We zijn nu tussen twee walkanten in. We draaien zo nu en dan een rondje. Ik zie een aantal mannen, ze gebaren woest. Ik zie geweren. Ze richten, ze schieten. Kogels vliegen over het water, maar ze raken alleen vogels. Een geluk dat deze jongens te veel drinken. Een kogel boort zich in de achterkant.

 We zijn aan de overkant. Niet schieten op oma. We proberen uit de boot te komen. Wiebelig. Yu Yu gaat voorop. Ik duw de gevangene op de kant. Het schieten is plotseling gestopt. Waarom? Dat wordt snel duidelijk. Terwijl we nog plat op onze buik liggen, hoor ik een stem. Ik kijk op, het is een oudere man. Hij zwaait naar de overkant. Het gebaar is veelzeggend: stop met vuren!

De man is keurig gekleed, in een wit pak. Hij heeft lang, zwart haar, waarin rode en blauwe linten. Hij draait moderne slippers.  Vriendelijke ogen. Hij is de leider van de Bkabi’s: de vader van mijn beloved. Dat is me duidelijk. Om hem heen staat de rest van het dorp: ook allemaal heel modern gekleed, kleurige tanktops, korte broeken. Beschaafd. Ook de inheemsen gaan mee met de tijd. Geen tijgervellen en peniskokers. In hun hand hebben een aantal een mobiele telefoon.

‘Hallo,’ zeg ik.

 

Deel 11   Wie ben ik?

 

We gaan naar het dorp. De oudere heer voorop, het volk zwijgend er achter aan. We gaan een prachtig houten huis binnen. Naast de man zijn nog twee jonge mannen aanwezig.

Daarbinnen is ook alles netjes, maar eenvoudig. In een hoek staat een televisie van niet geringe omvang. We zitten op een kleed met een jachttafereel. De man spreekt goed Engels. ‘Welkom,’ zegt hij. ‘Wat brengt u hier, mevrouw? Denkt u dat wij zelf geen bananen hebben?’ Hij glimlacht.

 Ik ga staan en spreek zacht. ‘Mijnheer, jaren geleden,’ begin ik, ‘was  ik hier in het bos en ik ontmoette een mooie vrouw. Ik kon haar niet meer vergeten. Ook toen ik thuis was, in Engeland, dacht ik elke dag aan haar. Ik leefde mijn leven. Ik kreeg relaties, maar dat ging steeds over. Op een dag, het was een koude, herfstige dag, ik weet het nog, werd er een brief bij me bezorgd. De brief kwam hier vandaan en had een lange weg afgelegd. Hoe dan ook, in de brief werd ik uitgenodigd hier naar toe te komen. Dat deed ik vorige maand. Maar niet nadat ik eerder een cadeau voor u had gevonden.

Het cadeau was een schedel van uw  eerste voorouder. Ik stal het uit een museum voor volkenkunde.

 Onderweg naar hier kregen een aantal mannen van uw volk, de Bkabi’s, daar lucht van. Zij dachten dat ik het ding alleen voor mezelf geroofd had. Dat was niet zo, ik wilde het bij u brengen om u gunstig te stemmen.’

 Ik stopte even.

‘En waar is die schedel nu, mijnheer?’ vroeg de oude. Hij sprak als een geleerde.

‘De schedel heb ik verstopt in het bos, sir. Toen ik werd achtervolgd, leek me dat beter.’

‘Goed,’ zei de man. ‘Ik stel voor dat u hem daar laat liggen.’

Dat verraste me zeer. ‘Hoe bedoelt u?’

‘Ik begrijp dat u me wilde vleien met een presentje. Of omkopen is een beter woord. Maar ik ben niet om te kopen. Wat voor voorbeeld geef ik daar mee aan mijn mensen?’

Ik knikte.

‘En verder zijn wij geen volk dat nog  uitgebreid doet aan voorouderverering. Wij zijn moderne mensen.’

Ik aarzelde even en zei: ‘Dan zal ik nu mijn kleren, mijn vermomming afdoen.’ Ik trok de jurk uit en deed de  hoofddoek af. Het was heerlijk zonder die kleren te kunnen ademen.

Daar stond ik dan. Als John W. Davidson.

Het was muisstil in de hut.

Toen stond de kleine vrouw op en ging voor me staan.

‘Nu herken ik je John,’ zei ze. Ze snikte. ‘Herken je mij?’

Toen kreeg ik de bevestiging over wat ik al enige uren vermoedde: zij was Yemara! Zij was de vrouw waar ik al zo lang naar uit keek. Maar ze was onherkenbaar.

‘My god,’ hijgde ik. ‘Are you Yemara? What happened?’

‘Ik heb een vliegtuigcrash overleefd, John,’ huilde ze. ‘Daarvan was ik een week zo in shock dat ik de weg niet meer wist in de jungle. Ik had geen eten en geen drinken. Ik wist niet meer waar ik was. Jij hebt me gered!’

‘En je was zo dichtbij je dorp.’

‘Ja. Heel dichtbij.’

De vier mannen die me achtervolgd hadden, kwamen de hut binnen. Ze waren kletsnat, omdat ze de tien meter door het water waren gegaan.

De oude vader gaf ze het woord.

‘Sorry, sir,’ zei de langste van het stel. ‘Sorry, mister, dat we u in de problemen hebben gebracht. Hoe kunnen we het goed maken?’

Ik zweeg en zei: ’Breng Yemara nog vandaag naar het ziekenhuis. Ik zal zorgen dat de schedel weer terugkomt in het museum. Ik neem het risico dat ik gestraft zal worden voor de roof.’

‘Dat lijkt me een goed plan,’ zei de oude.

Ik omhelsde Yemara. Het voelde heel goed haar in mijn armen te houden. Ook al was zij een zakje met knoken. Kussen deden we nog niet, dat kwam pas later.

En zo namen we afscheid van het dorp.

Yemara kwam in het ziekenhuis van Brasilia. Ze was er erg slecht aan toe. Dokters vroegen zich af of zij  het zou redden. Er kwam vast te staan dat ze voor het ongeluk al leed aan diabetes type 1. In de loop van de maanden bleef ik bij haar en zag iets van haar terugkomen dat ik herkende, al werd ze nooit meer helemaal dezelfde.

We vroegen aan haar vader of ze bij mij in Engeland kon komen wonen.

‘Jullie hebben mijn toestemming niet nodig,’ zei hij. Gelukkig kon zij in Engeland niet vervolgd worden voor haar terroristische activiteiten. Ik zelf kreeg zes maanden om uit te zitten. Dat was omdat ik zelf de schedel had teruggeven en spijt had betuigd aan de rechters, anders waren het vijf jaren zitten geworden.

Nu leven we samen in een stad ten noorden van Londen. We hebben het  goed samen. Ieder van ons heeft soms zijn sombere momenten, zijn heimwee naar een vrij bestaan. Maar gelukkig weet de een de ander dan op te vrolijken.

Want je moet kijken naar wat je hebt en niet naar wat je niet hebt.  

 

Deel 12   Bienvenido

   

We besloten vorig jaar te gaan verhuizen, naar een rustiger buurt. Bij het opruimen van

oude kleren, kwam  ik ook de kleding tegen die ik droeg tijdens mijn schedelterugbrengreis.

In een van de zakken vond ik de pas die ik in het bos gekregen had van Yemara. Toen we

naast het vliegtuig stonden. Ik bekeek de pas. Het was tot mijn verbazing het paspoort van een kleine jongen. Wie was dit? Zijn naam was ook John W. Hij moet op de foto een jaar of zes

zijn geweest. Ik ging er mee naar Yemara, met een onbestemd voorgevoel.

Ze was bezig met een cursus wiskunde. Ze wil lerares worden. Ze legde haar bril weg en keek me aan. ‘Wat is er?’ vroeg ze.

Ik toonde de pas zonder iets te zeggen.

‘Ah,’ zei ze. ‘Dat is John.’

‘Wie is dat?’

Ze zweeg en keek treurig.

‘Your son,’ zei ze. Ze keek met haar ogen naar de grond.

Even leek het alsof de aarde draaide met stoppen en niemand op de planeet nog adem haalde.

Ik voelde me licht in mijn hoofd.

‘Wat?’ stamelde ik.

Ze legde het geduldig uit. John was mijn zoon. Nee, hij had niet in het vliegtuig gezeten. Nee, ze had geen andere foto’s van hem. En ze had er over willen praten, maar ze was bang dat ik haar dan zou verlaten. Ik protesteerde. Ik zou haar nooit in de steek laten. Waarom heb je het niet gezegd, lieve Yemara. Waarom? Vertel het me.

Maar het heeft geen zin verder te vragen. Ze weet niet waar hij is. Hij kent ons niet, dus hij weet ook niet waar hij moet zoeken.

Maar je bent altijd welkom zoon, de deur staat voor je open.

Pero eres bienvenido, la puerta está abierta para ti.

 

 

zondag 17 augustus 2025

Prompt Onder de radar deel 9

 


Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?


Prompt Onder de radar:  Dag 9  Spijt

Spijt is nu dicht bij me.

Spijt omdat ik nu vooruitschuif in stromende regen, met naast me een zombie die ik niet vertrouw. Is zij misschien iemand van de Toto stam? Een stam die mogelijk betrokken is bij mensenhandel al zijn er geen harde bewijzen.

 En ze zullen ook zeker interesse in de schedel hebben, omdat het de kop van de rivaal is. Dat is ze ook veel waard.

Ik  denk weer aan de brief die ik drie jaar geleden kreeg. ‘Mi quierida,’ schreef je, ‘ik denk elke dag aan je sinds ik je tegenkwam. Kom terug bij me. Ik ben in het kamp van de Bkabi’s. Breng een cadeau mee voor mijn vader. Dan zal hij onze relatie goedkeuren. Neem de  schedel van onze stamvader mee en breng deze thuis. Ik zie je  op een dag verschijnen. Hou zielsveel van je. Ik wacht op je, hoewel ik ziek ben.’

Ik las de brief duizend keer en wist dat deze echt was. Geen fake. Vroeg me wel af waarom zo’n terroristenmeisje toestemming van haar pa nodig heeft. Nou ja, hi is natuurlijk de godfather van de clan.

 Ik besloot te solliciteren in het museum voor volkenkunde in London.

We stoppen even. Ik kijk de ondode aan en vraag: ‘Wie ben jij?’

Ze antwoordt niet.

‘Ben je een Toto?’ Ik klink dreigender dan ik van plan was.

Ze begint te huilen, zo lijkt het.

Ik herhaal: ‘Ben jij een Toto?’

Ze spreekt zacht: ‘Lo siento, lo siento. Si, ik ben een Toto. Ik was in het vliegtuig. Gearresteerd voor de roof van een partij zilver. Ik was onderweg naar  een gevangenis in Brasilia. Toen de crash. Maar ik overleefde. Hoelang dat geleden is, weet ik niet.’

‘Wat gebeurde er?’

‘Ik zag je de schedel begraven.’

‘Zo.’

‘Ik dacht: ik kan jouw vriend zijn.’

‘Je wilde me vermoorden, niet?’

‘Nee, mevrouw.”  Ik ben nog steeds verkleed.

‘Laat me je handen zien!’

Ze toont haar handen. In de linker zit een mes.

‘Blijf daar!’

Ze heft haar arm. Het gaat snel. Ik deins achteruit. Probeer mijn eigen mes te pakken. Dat duurt te lang. Een snee in mijn arm. Die ligt open.

Maar uit de lucht valt een zwaar voorwerp. Boven op haar hoofd. Het zet zijn scherpe klauwen in haar vlees. Het bijt in haar oor.

De Toto laat het mes los.

YuYu, de aap, heeft me gered.

De vrouw ligt voor mijn voeten en als ze naar me opkijkt, krijg ik ineens een idee.

Maar eerst wegwezen hier.

 

 

 

 

 

 

zaterdag 16 augustus 2025

Prompt Onder de radardeel 7 en 8 Wie is die persoon?

 

Onder de Radar Prompt  deel 7 en 8:  Wie is die persoon?

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

Wie is die persoon?

Ik schrik.

Op mijn schouder.

Slang, anaconda? Kan snel wurgen.

Maar het is een hand. Van een mens. Achter me.

De mens? Lange plakkerige haren over een broodmager lijf vol blauwe plekken, bulten en bloeddoorlopen ogen. Geen tanden meer. Een zakje knoken in oude bruine lappen. Gaten in haar been. Verwondingen. Insecten daaromheen. Voeden zich met het bloed. Uit een ander gat kruipen maden. Deze persoon, man of vrouw, is er gruwelijk slecht aan toe. Aan haar linkervoet ontbreken tenen, waarschijnlijk eraf gerot.

Het personage wijst naar het vliegtuig.

Zat hij daar in?

Ik ga ervan uit, gezien de smalle gestalte, dat het een vrouw is.

Ze scharrelt scheef en mank naar het vliegtuigwrak en kruipt in het gat dat aan de rechterkant van de cockpit zit. Ze pakt dingen. Papieren, een paspoort, het vluchtplan.

Kunnen we later bekijken. Niet nu.

 Ze pakt ook nog twee blokken zilver en doet ze in mijn rugzak. Ze zegt niets. Misschien kan zij door de shock van de crash niet meer praten.

 Ik zeg wel dat het een zij is, maar ik weet het eigenlijk niet zeker. Ze is vel over been, er zijn geen vormen meer. Ze strekt haar hand uit en laat me een doosje zien: lucifers!

Het wordt me duidelijk wat ze wil. Via het cockpit gat kruipt ze weer naar binnen en rommelt met papier en stof. Niet veel later staat het hele toestel in brand. Oranje tongen likken aan de metalen bekleding.

Ik hoor ondertussen de Bkabi’s dichterbij komen. Ze schreeuwen en ze stampen.

Plotseling stoppen de geluiden. Ze staan op veilige afstand naar het vuur te kijken.

Hoe wisten ze wie ik ben?

 Eerst zagen ze me in Lalanka, het vredige bergdorpje. Snel ging het gerucht rond dat ik de man met de gestolen schedel was. De schedel van hun voorouder. Daar waren ze woedend over. Ik moest daar van afblijven. Ze wisten niet dat ik de schedel juist terug wilde geven. Aan het volk aan wie het toebehoorde.

 Een keurige heer van  het plaatselijke politiebureau lichtte me in over de geruchten en de gevoelens van de mensen. Ik legde mijn kant van het verhaal uit. Ik vertelde hem niet dat ik niet alleen nobele motieven had om het ding terug te geven. Ik wilde het aan de vader van mijn geliefde schenken, zodat zij mijn vrouw kon worden. De geliefde die ik overigens slechts ene keer in mijn leven had gezien. Hetgeen lastig is uit te  leggen aan andere mensen. Ik heb veel moeten doen om de schedel te  bemachtigen.

 De onbekende vrouw, mens, wat er van over is, trekt aan mijn mouw. We moeten hier weg. We vervolgen de weg naar Yemara, mijn liefde van mijn leven.

 Het vuur bereikt knetterend de kerosine en er volgt een daverende explosie die door het woud galmt. Vogels  fladderen weg. Allerlei aapjes in de toppen van de bomen gillen.

 Ik geloof niet dat ik hierdoor verlost zal zijn van de boze Bkabi’s. Want behalve boos, zijn ze ook erg slim en kennen ze het woord ‘opgeven’ niet.

 

 

 

vrijdag 15 augustus 2025

Prompt Onder de radar deel 6: de kuil

 



Deel 6  Onder de radar: de kuil

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

De zon schijnt nog steeds heftig, maar groen boven ons filtert een hoop zonlicht. Açaipalmen, 30 meter hoog en giftige manzanillabomen. Manzanilla de la  muerte. Maar langs mijn neus fladderen ook prachtig blauwe morpho’s, vlinders.

 De luchtvochtigheid is rond de 80 procent, zodat we de hele dag doorzweten. In onze laarzen staat sowieso altijd water vanwege de vele plassen en doorwaadbare stukken.

We lopen op ongeveer 1500 meter boven de zeespiegel.

Een van mijn beschermheren trapt op een slang. Een jararaca. Dat is geen goed nieuws. De slang bijt door zijn broek in zijn been. We proberen het been af te binden. Maar hij wordt vrijwel direct onwel en moet direct behandeld worden. Mijn andere beschermer zal met hem teruggaan, voor zover ze dat gaan redden, want die man heeft koorts en slaat vreemde taal uit. Zijn ogen draaien vreemd in hun kassen. Beide mannen gaan liggen en sterven binnen een half uur na elkaar. Shit, ik heb niks voor ze kunnen doen. Arme stakkers. Deze plek op aarde is de hel.

Ik zal alleen verder moeten.

Ik denk na over de man, Armando, waar ik naar toe moet. Hij is een vertrouweling van koning Vuto, van de Bkabi’s. Hij zal me bij hem introduceren. Maar is hij wel te vertrouwen? Hoogstwaarschijnlijk eist hij de kostbare schedel op en snijdt hij me in mootjes. Geen haan die er naar kraait. Nee, het is beter niet naar deze kerel te gaan. De schedel, de kuko, te begraven. Maar waar? Aan de linkerkant van het pad, achter een rotsblok, zie ik een stuk metaal. Het trekt  mijn aandacht. Ik loop er heen. Ik zie nog meer metaal. Grote stukken, blauw en rood. Dit was een vliegtuig. Ongeveer 15 meter lang. Neergestort en opgegeten door de onverbiddelijke jungle. Een wrak. Ik loop er voorzichtig om heen. Daar is de cockpit. Er is nog wat glas  in gebleven. En botten van wat eens een piloot was. Ik ga door de vrachtdeur naar binnen en tref kisten  met rommel. Er hangt een koffielucht in het toestel. Er kunnen hier schorpioenen zitten en spinnen. Ik open een van de kisten. Ik adem even niet: tussen het hout liggen blokken zilver. Er ligt hier voor een vermogen. Maar het is veel te zwaar om mee te nemen. Echt jammer, maar ik moet nu zo min mogelijk gewicht hebben.  

 Naast het vliegtuig ligt een schop. Dat komt goed uit. Ik graaf een gat en stop de schedel in een kuil onder het staartstuk. Zo kan ik hem altijd weer terugvinden, hoop ik. Als ik bij Yemara ben, kan ik het haar wel  uitleggen. Zo is het veiliger voor mij.

 Net als ik wil weglopen,  hoor ik een hoog, schril geluidje uit het vliegtuig. Ik pak mijn mes en blijf staan. Er komt een klein aapje tevoorschijn. Bruin, jong waarschijnlijk en met grote zwarte ogen. Hij gaat op een veilige afstand van me zitten. ‘Yu Yu,’ zingt hij schril. Ik doe een stap vooruit, wil hem pakken, maar hij vlucht een boom in. Van bovenaf kijkt hij me aan en zwaait met zijn arm, net of hij iets gebaart.

Hij ziet de Bkabi’s, hij waarschuwt me! Het aapje, ik noem hem voortaan Yu Yu, verdwijnt in het bos. Is Yu Yu in het vliegtuigje geweest tijdens de vlucht?