maandag 18 augustus 2025

Prompt onder de radar deel 10, 11 en 12. De overtocht

 



Onder de radar deel 10   De overtocht

Ik kan het niet geloven. Toch kan het niet waar zijn. Er is maar één manier om daar achter te komen.

 Maar nu nog niet, want ze zijn dichtbij. We zijn bij het water. Ik hoor het ruisen. Op de oever ligt een lekke motorboot, maar voor een stuk van tien meter om over te steken, moet dat genoeg zijn. Als het niet lukt, zijn er anaconda’s, van die piranhavissen en een enkele kaaiman om ons te helpen. Ik vraag me wel af of enig beest zijn tanden in mijn gijzelaar wil zetten, ze lijkt me taai.

‘Kom,’ zeg ik. Ik duw haar de boot in. Haar handen heb ik voor de zekerheid vastgebonden want ze zal me niet nog een keer verrassen.

 Ik probeer de motor te starten, hoewel ik niet veel hoop heb. Dat blijkt te kloppen: de motor is al lang overleden. Roestig als een spijker. Ik zal moeten roeien. Met die paar half vergane spanen ben ik benieuwd.

 Van onze oever komen verontrustende geluiden. We zijn nu tussen twee walkanten in. We draaien zo nu en dan een rondje. Ik zie een aantal mannen, ze gebaren woest. Ik zie geweren. Ze richten, ze schieten. Kogels vliegen over het water, maar ze raken alleen vogels. Een geluk dat deze jongens te veel drinken. Een kogel boort zich in de achterkant.

 We zijn aan de overkant. Niet schieten op oma. We proberen uit de boot te komen. Wiebelig. Yu Yu gaat voorop. Ik duw de gevangene op de kant. Het schieten is plotseling gestopt. Waarom? Dat wordt snel duidelijk. Terwijl we nog plat op onze buik liggen, hoor ik een stem. Ik kijk op, het is een oudere man. Hij zwaait naar de overkant. Het gebaar is veelzeggend: stop met vuren!

De man is keurig gekleed, in een wit pak. Hij heeft lang, zwart haar, waarin rode en blauwe linten. Hij draait moderne slippers.  Vriendelijke ogen. Hij is de leider van de Bkabi’s: de vader van mijn beloved. Dat is me duidelijk. Om hem heen staat de rest van het dorp: ook allemaal heel modern gekleed, kleurige tanktops, korte broeken. Beschaafd. Ook de inheemsen gaan mee met de tijd. Geen tijgervellen en peniskokers. In hun hand hebben een aantal een mobiele telefoon.

‘Hallo,’ zeg ik.

 

Deel 11   Wie ben ik?

 

We gaan naar het dorp. De oudere heer voorop, het volk zwijgend er achter aan. We gaan een prachtig houten huis binnen. Naast de man zijn nog twee jonge mannen aanwezig.

Daarbinnen is ook alles netjes, maar eenvoudig. In een hoek staat een televisie van niet geringe omvang. We zitten op een kleed met een jachttafereel. De man spreekt goed Engels. ‘Welkom,’ zegt hij. ‘Wat brengt u hier, mevrouw? Denkt u dat wij zelf geen bananen hebben?’ Hij glimlacht.

 Ik ga staan en spreek zacht. ‘Mijnheer, jaren geleden,’ begin ik, ‘was  ik hier in het bos en ik ontmoette een mooie vrouw. Ik kon haar niet meer vergeten. Ook toen ik thuis was, in Engeland, dacht ik elke dag aan haar. Ik leefde mijn leven. Ik kreeg relaties, maar dat ging steeds over. Op een dag, het was een koude, herfstige dag, ik weet het nog, werd er een brief bij me bezorgd. De brief kwam hier vandaan en had een lange weg afgelegd. Hoe dan ook, in de brief werd ik uitgenodigd hier naar toe te komen. Dat deed ik vorige maand. Maar niet nadat ik eerder een cadeau voor u had gevonden.

Het cadeau was een schedel van uw  eerste voorouder. Ik stal het uit een museum voor volkenkunde.

 Onderweg naar hier kregen een aantal mannen van uw volk, de Bkabi’s, daar lucht van. Zij dachten dat ik het ding alleen voor mezelf geroofd had. Dat was niet zo, ik wilde het bij u brengen om u gunstig te stemmen.’

 Ik stopte even.

‘En waar is die schedel nu, mijnheer?’ vroeg de oude. Hij sprak als een geleerde.

‘De schedel heb ik verstopt in het bos, sir. Toen ik werd achtervolgd, leek me dat beter.’

‘Goed,’ zei de man. ‘Ik stel voor dat u hem daar laat liggen.’

Dat verraste me zeer. ‘Hoe bedoelt u?’

‘Ik begrijp dat u me wilde vleien met een presentje. Of omkopen is een beter woord. Maar ik ben niet om te kopen. Wat voor voorbeeld geef ik daar mee aan mijn mensen?’

Ik knikte.

‘En verder zijn wij geen volk dat nog  uitgebreid doet aan voorouderverering. Wij zijn moderne mensen.’

Ik aarzelde even en zei: ‘Dan zal ik nu mijn kleren, mijn vermomming afdoen.’ Ik trok de jurk uit en deed de  hoofddoek af. Het was heerlijk zonder die kleren te kunnen ademen.

Daar stond ik dan. Als John W. Davidson.

Het was muisstil in de hut.

Toen stond de kleine vrouw op en ging voor me staan.

‘Nu herken ik je John,’ zei ze. Ze snikte. ‘Herken je mij?’

Toen kreeg ik de bevestiging over wat ik al enige uren vermoedde: zij was Yemara! Zij was de vrouw waar ik al zo lang naar uit keek. Maar ze was onherkenbaar.

‘My god,’ hijgde ik. ‘Are you Yemara? What happened?’

‘Ik heb een vliegtuigcrash overleefd, John,’ huilde ze. ‘Daarvan was ik een week zo in shock dat ik de weg niet meer wist in de jungle. Ik had geen eten en geen drinken. Ik wist niet meer waar ik was. Jij hebt me gered!’

‘En je was zo dichtbij je dorp.’

‘Ja. Heel dichtbij.’

De vier mannen die me achtervolgd hadden, kwamen de hut binnen. Ze waren kletsnat, omdat ze de tien meter door het water waren gegaan.

De oude vader gaf ze het woord.

‘Sorry, sir,’ zei de langste van het stel. ‘Sorry, mister, dat we u in de problemen hebben gebracht. Hoe kunnen we het goed maken?’

Ik zweeg en zei: ’Breng Yemara nog vandaag naar het ziekenhuis. Ik zal zorgen dat de schedel weer terugkomt in het museum. Ik neem het risico dat ik gestraft zal worden voor de roof.’

‘Dat lijkt me een goed plan,’ zei de oude.

Ik omhelsde Yemara. Het voelde heel goed haar in mijn armen te houden. Ook al was zij een zakje met knoken. Kussen deden we nog niet, dat kwam pas later.

En zo namen we afscheid van het dorp.

Yemara kwam in het ziekenhuis van Brasilia. Ze was er erg slecht aan toe. Dokters vroegen zich af of zij  het zou redden. Er kwam vast te staan dat ze voor het ongeluk al leed aan diabetes type 1. In de loop van de maanden bleef ik bij haar en zag iets van haar terugkomen dat ik herkende, al werd ze nooit meer helemaal dezelfde.

We vroegen aan haar vader of ze bij mij in Engeland kon komen wonen.

‘Jullie hebben mijn toestemming niet nodig,’ zei hij. Gelukkig kon zij in Engeland niet vervolgd worden voor haar terroristische activiteiten. Ik zelf kreeg zes maanden om uit te zitten. Dat was omdat ik zelf de schedel had teruggeven en spijt had betuigd aan de rechters, anders waren het vijf jaren zitten geworden.

Nu leven we samen in een stad ten noorden van Londen. We hebben het  goed samen. Ieder van ons heeft soms zijn sombere momenten, zijn heimwee naar een vrij bestaan. Maar gelukkig weet de een de ander dan op te vrolijken.

Want je moet kijken naar wat je hebt en niet naar wat je niet hebt.  

 

Deel 12   Bienvenido

   

We besloten vorig jaar te gaan verhuizen, naar een rustiger buurt. Bij het opruimen van

oude kleren, kwam  ik ook de kleding tegen die ik droeg tijdens mijn schedelterugbrengreis.

In een van de zakken vond ik de pas die ik in het bos gekregen had van Yemara. Toen we

naast het vliegtuig stonden. Ik bekeek de pas. Het was tot mijn verbazing het paspoort van een kleine jongen. Wie was dit? Zijn naam was ook John W. Hij moet op de foto een jaar of zes

zijn geweest. Ik ging er mee naar Yemara, met een onbestemd voorgevoel.

Ze was bezig met een cursus wiskunde. Ze wil lerares worden. Ze legde haar bril weg en keek me aan. ‘Wat is er?’ vroeg ze.

Ik toonde de pas zonder iets te zeggen.

‘Ah,’ zei ze. ‘Dat is John.’

‘Wie is dat?’

Ze zweeg en keek treurig.

‘Your son,’ zei ze. Ze keek met haar ogen naar de grond.

Even leek het alsof de aarde draaide met stoppen en niemand op de planeet nog adem haalde.

Ik voelde me licht in mijn hoofd.

‘Wat?’ stamelde ik.

Ze legde het geduldig uit. John was mijn zoon. Nee, hij had niet in het vliegtuig gezeten. Nee, ze had geen andere foto’s van hem. En ze had er over willen praten, maar ze was bang dat ik haar dan zou verlaten. Ik protesteerde. Ik zou haar nooit in de steek laten. Waarom heb je het niet gezegd, lieve Yemara. Waarom? Vertel het me.

Maar het heeft geen zin verder te vragen. Ze weet niet waar hij is. Hij kent ons niet, dus hij weet ook niet waar hij moet zoeken.

Maar je bent altijd welkom zoon, de deur staat voor je open.

Pero eres bienvenido, la puerta está abierta para ti.

 

 

Geen opmerkingen: