Onder de radar deel 10 De overtocht
Ik
kan het niet geloven. Toch kan het niet waar zijn. Er is maar één manier om
daar achter te komen.
Maar nu nog niet, want ze zijn dichtbij. We
zijn bij het water. Ik hoor het ruisen. Op de oever ligt een lekke motorboot,
maar voor een stuk van tien meter om over te steken, moet dat genoeg zijn. Als
het niet lukt, zijn er anaconda’s, van die piranhavissen en een enkele kaaiman
om ons te helpen. Ik vraag me wel af of enig beest zijn tanden in mijn
gijzelaar wil zetten, ze lijkt me taai.
‘Kom,’ zeg ik. Ik duw haar de boot in. Haar
handen heb ik voor de zekerheid vastgebonden want ze zal me niet nog een keer
verrassen.
Ik probeer de motor te starten, hoewel ik niet
veel hoop heb. Dat blijkt te kloppen: de motor is al lang overleden. Roestig
als een spijker. Ik zal moeten roeien. Met die paar half vergane spanen ben ik
benieuwd.
Van onze oever komen verontrustende geluiden.
We zijn nu tussen twee walkanten in. We draaien zo nu en dan een rondje. Ik zie
een aantal mannen, ze gebaren woest. Ik zie geweren. Ze richten, ze schieten.
Kogels vliegen over het water, maar ze raken alleen vogels. Een geluk dat deze
jongens te veel drinken. Een kogel boort zich in de achterkant.
We zijn aan de overkant. Niet schieten op oma.
We proberen uit de boot te komen. Wiebelig. Yu Yu gaat voorop. Ik duw de
gevangene op de kant. Het schieten is plotseling gestopt. Waarom? Dat wordt
snel duidelijk. Terwijl we nog plat op onze buik liggen, hoor ik een stem. Ik
kijk op, het is een oudere man. Hij zwaait naar de overkant. Het gebaar is
veelzeggend: stop met vuren!
De
man is keurig gekleed, in een wit pak. Hij heeft lang, zwart haar, waarin rode
en blauwe linten. Hij draait moderne slippers. Vriendelijke ogen. Hij is de leider van de
Bkabi’s: de vader van mijn beloved. Dat is me duidelijk. Om hem heen staat de
rest van het dorp: ook allemaal heel modern gekleed, kleurige tanktops, korte
broeken. Beschaafd. Ook de inheemsen gaan mee met de tijd. Geen tijgervellen en
peniskokers. In hun hand hebben een aantal een mobiele telefoon.
‘Hallo,’
zeg ik.
Deel
11 Wie ben ik?
We
gaan naar het dorp. De oudere heer voorop, het volk zwijgend er achter aan. We
gaan een prachtig houten huis binnen. Naast de man zijn nog twee jonge mannen
aanwezig.
Daarbinnen
is ook alles netjes, maar eenvoudig. In een hoek staat een televisie van niet
geringe omvang. We zitten op een kleed met een jachttafereel. De man spreekt
goed Engels. ‘Welkom,’ zegt hij. ‘Wat brengt u hier, mevrouw? Denkt u dat wij
zelf geen bananen hebben?’ Hij glimlacht.
Ik ga staan en spreek zacht. ‘Mijnheer, jaren
geleden,’ begin ik, ‘was ik hier in het
bos en ik ontmoette een mooie vrouw. Ik kon haar niet meer vergeten. Ook toen
ik thuis was, in Engeland, dacht ik elke dag aan haar. Ik leefde mijn leven. Ik
kreeg relaties, maar dat ging steeds over. Op een dag, het was een koude,
herfstige dag, ik weet het nog, werd er een brief bij me bezorgd. De brief kwam
hier vandaan en had een lange weg afgelegd. Hoe dan ook, in de brief werd ik
uitgenodigd hier naar toe te komen. Dat deed ik vorige maand. Maar niet nadat
ik eerder een cadeau voor u had gevonden.
Het
cadeau was een schedel van uw eerste
voorouder. Ik stal het uit een museum voor volkenkunde.
Onderweg naar hier kregen een aantal mannen
van uw volk, de Bkabi’s, daar lucht van. Zij dachten dat ik het ding alleen
voor mezelf geroofd had. Dat was niet zo, ik wilde het bij u brengen om u
gunstig te stemmen.’
Ik stopte even.
‘En
waar is die schedel nu, mijnheer?’ vroeg de oude. Hij sprak als een geleerde.
‘De
schedel heb ik verstopt in het bos, sir. Toen ik werd achtervolgd, leek me dat
beter.’
‘Goed,’
zei de man. ‘Ik stel voor dat u hem daar laat liggen.’
Dat
verraste me zeer. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Ik
begrijp dat u me wilde vleien met een presentje. Of omkopen is een beter woord.
Maar ik ben niet om te kopen. Wat voor voorbeeld geef ik daar mee aan mijn
mensen?’
Ik
knikte.
‘En
verder zijn wij geen volk dat nog
uitgebreid doet aan voorouderverering. Wij zijn moderne mensen.’
Ik
aarzelde even en zei: ‘Dan zal ik nu mijn kleren, mijn vermomming afdoen.’ Ik
trok de jurk uit en deed de hoofddoek
af. Het was heerlijk zonder die kleren te kunnen ademen.
Daar
stond ik dan. Als John W. Davidson.
Het
was muisstil in de hut.
Toen
stond de kleine vrouw op en ging voor me staan.
‘Nu
herken ik je John,’ zei ze. Ze snikte. ‘Herken je mij?’
Toen
kreeg ik de bevestiging over wat ik al enige uren vermoedde: zij was Yemara! Zij
was de vrouw waar ik al zo lang naar uit keek. Maar ze was onherkenbaar.
‘My
god,’ hijgde ik. ‘Are you Yemara? What happened?’
‘Ik
heb een vliegtuigcrash overleefd, John,’ huilde ze. ‘Daarvan was ik een week zo
in shock dat ik de weg niet meer wist in de jungle. Ik had geen eten en geen
drinken. Ik wist niet meer waar ik was. Jij hebt me gered!’
‘En
je was zo dichtbij je dorp.’
‘Ja.
Heel dichtbij.’
De
vier mannen die me achtervolgd hadden, kwamen de hut binnen. Ze waren kletsnat,
omdat ze de tien meter door het water waren gegaan.
De
oude vader gaf ze het woord.
‘Sorry,
sir,’ zei de langste van het stel. ‘Sorry, mister, dat we u in de problemen
hebben gebracht. Hoe kunnen we het goed maken?’
Ik
zweeg en zei: ’Breng Yemara nog vandaag naar het ziekenhuis. Ik zal zorgen dat
de schedel weer terugkomt in het museum. Ik neem het risico dat ik gestraft zal
worden voor de roof.’
‘Dat
lijkt me een goed plan,’ zei de oude.
Ik
omhelsde Yemara. Het voelde heel goed haar in mijn armen te houden. Ook al was
zij een zakje met knoken. Kussen deden we nog niet, dat kwam pas later.
En
zo namen we afscheid van het dorp.
Yemara
kwam in het ziekenhuis van Brasilia. Ze was er erg slecht aan toe. Dokters
vroegen zich af of zij het zou redden. Er
kwam vast te staan dat ze voor het ongeluk al leed aan diabetes type 1. In de
loop van de maanden bleef ik bij haar en zag iets van haar terugkomen dat ik
herkende, al werd ze nooit meer helemaal dezelfde.
We
vroegen aan haar vader of ze bij mij in Engeland kon komen wonen.
‘Jullie
hebben mijn toestemming niet nodig,’ zei hij. Gelukkig kon zij in Engeland niet
vervolgd worden voor haar terroristische activiteiten. Ik zelf kreeg zes
maanden om uit te zitten. Dat was omdat ik zelf de schedel had teruggeven en
spijt had betuigd aan de rechters, anders waren het vijf jaren zitten geworden.
Nu
leven we samen in een stad ten noorden van Londen. We hebben het goed samen. Ieder van ons heeft soms zijn sombere
momenten, zijn heimwee naar een vrij bestaan. Maar gelukkig weet de een de
ander dan op te vrolijken.
Want
je moet kijken naar wat je hebt en niet naar wat je niet hebt.
Deel
12 Bienvenido
We besloten vorig jaar te gaan
verhuizen, naar een rustiger buurt. Bij het opruimen van
oude kleren, kwam ik ook de kleding tegen die ik droeg tijdens
mijn schedelterugbrengreis.
In een van de zakken vond ik de pas
die ik in het bos gekregen had van Yemara. Toen we
naast het vliegtuig stonden. Ik bekeek
de pas. Het was tot mijn verbazing het paspoort van een kleine jongen. Wie was
dit? Zijn naam was ook John W. Hij moet op de foto een jaar of zes
zijn geweest. Ik ging er mee naar
Yemara, met een onbestemd voorgevoel.
Ze was bezig met een cursus wiskunde.
Ze wil lerares worden. Ze legde haar bril weg en keek me aan. ‘Wat is er?’
vroeg ze.
Ik toonde de pas zonder iets te
zeggen.
‘Ah,’ zei ze. ‘Dat is John.’
‘Wie is dat?’
Ze zweeg en keek treurig.
‘Your son,’ zei ze. Ze keek met haar
ogen naar de grond.
Even leek het alsof de aarde draaide
met stoppen en niemand op de planeet nog adem haalde.
Ik voelde me licht in mijn hoofd.
‘Wat?’ stamelde ik.
Ze legde het geduldig uit. John was
mijn zoon. Nee, hij had niet in het vliegtuig gezeten. Nee, ze had geen andere
foto’s van hem. En ze had er over willen praten, maar ze was bang dat ik haar
dan zou verlaten. Ik protesteerde. Ik zou haar nooit in de steek laten. Waarom
heb je het niet gezegd, lieve Yemara. Waarom? Vertel het me.
Maar het heeft geen zin verder te
vragen. Ze weet niet waar hij is. Hij kent ons niet, dus hij weet ook niet waar
hij moet zoeken.
Maar je bent altijd welkom zoon, de
deur staat voor je open.
Pero eres bienvenido, la puerta está
abierta para ti.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten