zaterdag 16 augustus 2025

Prompt Onder de radardeel 7 en 8 Wie is die persoon?

 

Onder de Radar Prompt  deel 7 en 8:  Wie is die persoon?

Ik deed mee, met 200 anderen, aan de juli schrijfchallenge van Prompt. Het thema was: Onder de radar. In deze Prompt krijg je een prompt, een opdracht, en je hebt een dag om deze te maken. Ik publiceer nu mijn delen. De link naar de website van Prompt is: www.prompt-schrijven.nl. Kijk daar even, misschien wil je een keer meedoen?

Wie is die persoon?

Ik schrik.

Op mijn schouder.

Slang, anaconda? Kan snel wurgen.

Maar het is een hand. Van een mens. Achter me.

De mens? Lange plakkerige haren over een broodmager lijf vol blauwe plekken, bulten en bloeddoorlopen ogen. Geen tanden meer. Een zakje knoken in oude bruine lappen. Gaten in haar been. Verwondingen. Insecten daaromheen. Voeden zich met het bloed. Uit een ander gat kruipen maden. Deze persoon, man of vrouw, is er gruwelijk slecht aan toe. Aan haar linkervoet ontbreken tenen, waarschijnlijk eraf gerot.

Het personage wijst naar het vliegtuig.

Zat hij daar in?

Ik ga ervan uit, gezien de smalle gestalte, dat het een vrouw is.

Ze scharrelt scheef en mank naar het vliegtuigwrak en kruipt in het gat dat aan de rechterkant van de cockpit zit. Ze pakt dingen. Papieren, een paspoort, het vluchtplan.

Kunnen we later bekijken. Niet nu.

 Ze pakt ook nog twee blokken zilver en doet ze in mijn rugzak. Ze zegt niets. Misschien kan zij door de shock van de crash niet meer praten.

 Ik zeg wel dat het een zij is, maar ik weet het eigenlijk niet zeker. Ze is vel over been, er zijn geen vormen meer. Ze strekt haar hand uit en laat me een doosje zien: lucifers!

Het wordt me duidelijk wat ze wil. Via het cockpit gat kruipt ze weer naar binnen en rommelt met papier en stof. Niet veel later staat het hele toestel in brand. Oranje tongen likken aan de metalen bekleding.

Ik hoor ondertussen de Bkabi’s dichterbij komen. Ze schreeuwen en ze stampen.

Plotseling stoppen de geluiden. Ze staan op veilige afstand naar het vuur te kijken.

Hoe wisten ze wie ik ben?

 Eerst zagen ze me in Lalanka, het vredige bergdorpje. Snel ging het gerucht rond dat ik de man met de gestolen schedel was. De schedel van hun voorouder. Daar waren ze woedend over. Ik moest daar van afblijven. Ze wisten niet dat ik de schedel juist terug wilde geven. Aan het volk aan wie het toebehoorde.

 Een keurige heer van  het plaatselijke politiebureau lichtte me in over de geruchten en de gevoelens van de mensen. Ik legde mijn kant van het verhaal uit. Ik vertelde hem niet dat ik niet alleen nobele motieven had om het ding terug te geven. Ik wilde het aan de vader van mijn geliefde schenken, zodat zij mijn vrouw kon worden. De geliefde die ik overigens slechts ene keer in mijn leven had gezien. Hetgeen lastig is uit te  leggen aan andere mensen. Ik heb veel moeten doen om de schedel te  bemachtigen.

 De onbekende vrouw, mens, wat er van over is, trekt aan mijn mouw. We moeten hier weg. We vervolgen de weg naar Yemara, mijn liefde van mijn leven.

 Het vuur bereikt knetterend de kerosine en er volgt een daverende explosie die door het woud galmt. Vogels  fladderen weg. Allerlei aapjes in de toppen van de bomen gillen.

 Ik geloof niet dat ik hierdoor verlost zal zijn van de boze Bkabi’s. Want behalve boos, zijn ze ook erg slim en kennen ze het woord ‘opgeven’ niet.

 

 

 

Geen opmerkingen: