zondag 29 juni 2008

Parijs

Weer terug uit Parijs, misschien wel de mooiste stad op aarde. Vol pracht en praal, soms over de top. Het ene monument is nog mooier als het andere. Op iedere straathoek heeft wel een beroemde kunstenaar gelopen of loopt er nog steeds. Natuurlijk zijn er ook de bedelaars die, als je op een terras eet, het eten van je bord kijken en natuurlijk zijn er Parijzenaars die je niet willen verstaan. Maar verder heel mooi en goed voor het leven en de inspiratie. Vive la vie!

woensdag 18 juni 2008

Geertje en Grietje (1)



Chantal wandelt menigmaal door het bos met het verlangen nu eindelijk eens een boswezen te zien, waar in diverse oude verhalen over wordt verteld.
Nooit ziet ze iets, ze denkt dat ze de gave niet heeft, want zoals haar zus in de
supermarkt, iedereen van alles ziet stelen, zo bestaat er ook de gave contact
te hebben met de onzichtbare wereld van elfen en verschijningen.
Dus helaas.
Toch kan ze die avond niet slapen. Ze meent steeds een geluid te horen, of
er een egeltje in de struiken aan het ritselen is. En plots hoort ze ook
mensenstemmen, maar dan heel hoog en heel helder. Het is net of die aan
het zingen zijn. Ze zoekt een zaklamp, onder haar bed, en glijdt als een
slang uit het laken. ze houdt haar adem in en tuurt over de vensterrand. Met
haar andere hand omklemt ze haar mobiele telefoon. Het nummer van de
politie, snel! Maar het blijft lang stil, ze hoort niets. Wel een auto in de
verte, een dronken kroeg ganger, een blaffende hond.
Plots krijgt ze iets in het oog. Het is iets wat over het gras beweegt. Het heeft
een oranje bovenkant en is verder zwart met wit. Het lijkt te zweven. Het
beweegt snel van links naar rechts en er is ook nog een tweede ‘iets’.
Dat beweegt ook. Zijn het geen dieren? Vossen?
Ze ziet de kleur van de wezens veranderen. Met enig fantasie lijkt het wel of
ze zich uitgekleed hebben!
Tussen hen ziet ze een soort kom, een vogel drinkbakje? Hoe dan ook, de wezens spetteren met het water. Er glijdt een wolk langs de maan en ze ziet even iets.
Het zijn twee kleine vrouwtjes van een centimeter of tien groot, die heerlijk in een bakje zitten te badderen. De ene heeft een rood mutsje, de andere niet.
Ze gaat naar buiten en schijnt met een lantaarn over het veld. Niets te zien.
terug naar huis dan maar. Ze struikelt over een steen. “Au!” roept ze. Haar tweelingzus France holt naar buiten. “Sjant..wat ben je aan het doen?”
“Eh.. ik kon niet slapen..” moppert ze. “Ik ging wandelen en toen struikelde ik
over dat..” Ze wijst op de steen en schijnt. “Een kabouter?”zegt haar zus
verbaasd.
“Heb jij die hier in de tuin gezet?”
“Nee!” zegt ze stug.
“En daar nog eentje..!”
“Ik weet van niks..”
“Ik neem ze even mee dan kunnen we ze bekijken..”
Ze zet de kaboutervrouwtjes in de keuken op het aanrecht en lacht.
“Leuke kaboutervrouwtjes..zeg de ene mist een mutsje..”
Ze denkt even na en zegt: “Ik noem ze Joyce en Kelly..”
“Moet je nou echt alles een naam geven: ik noem ze Geert en Griet..”
“Je doet maar,” zegt ze. “Voor mij zijn het Joyce en Kelly..”
De volgende dag sluipt ze door de tuin, op zoek naar sporen.Ze ziet een
paddestoel staan en gaat er naast liggen. Aan de zwam is helemaal niks
te zien. Geen huiskamertje in de steel, geen zwoegende kabouters.
“Zo, zo!” hoort ze achter haar. Het is de buurman, die door een enorme
hond wordt uitgelaten. De hond heet Spike en ziet er gevaarlijk uit.
“Ja, ja,” schuttert ze beschaamd.
“Mooie paddestoel, hee..?”
“Ja ja..zeker..”
“Zeg, meisje, ik wil je uitnodigen voor een barbekioe vanavond bij mij
thuis, schikt je dat? Hee en neem je zus ook mee!
“Dat is goed..” Ze durft geen ‘nee’ te zeggen. Haar zus France is erg boos
hierover.
“Alweer barbekioe bij die enge Karelsen? Bah, wat vervelend! Hoe kun je dat nou doen? Aan jou heb ik ook niets, drol die je bent!”
Chantal is beledigd, maar denkt niet aan opgeven. Ze blijft nog even zoeken in de tuin, vlak bij het drinkbakje en ineens ziet ze iets. Eerst dacht ze dat het een wilde aardbei is, maar nee, het is een mutsje, een mutsje gebreit als een aardbei!
het past precies in haar vinger! Ze snapt het niet, maar goed, het is mooi weer, ze kan lekker gaan zonnen, in het gras.

Ondertussen is er druk overleg tussen de twee kaboutervrouwtjes. Hun paddestoel staat naast de barbekioe en hun stemmen zijn opgewonden.
“ Geertje we moeten wat doen, we laten ons toch niet uitroken door die barbekioe, hartstikke giftig voor een kabouter. Je weet dat ome Johan ook zo gestorven is..”
“Ja.. ja.. dat is al lang geleden, maar hier kunnen we weinig tegen doen..ze hebben ook nog eens zo’n monster rondlopen..” Grietje loopt driftig heen en weer. “Dan moeten we vluchten,” zegt ze. “Ik ga mijn koffer pakken!”
Geertje pakt haar stevig beet. “Ben je gek geworden? Het is nog dag, je zou niet ver komen met al die eksters en vossen in de buurt!”
“Toch ga ik!”
Ze stompen en trekken en rollen het deurtje van de paddestoel uit.
Geertje weet zich los te rukken uit de vuistjes van Grietje en gaat er van door. Ze rennen langs de rodondenderon, langs het schuurtje en wat ze niet zien… een kraai volgt ze, pakt ze beet en ze gillen het uit, maar niemand hoort het. De kraai
neemt ze mee naar zijn nest en kijkt ze dreigend aan.
“Lekker hapje!” zegt hij.
“Blijf van ons af!” roept Geertje.
“Brutaal, brutaal,” krast hij lachend.
“Ik weet nog iets veel lekkerders,” zegt Grietje dapper. “Wij zijn oud en niet smakelijk, maar morgenavond dan is er een barbekioe enne wij zouden jou kunnen helpen aan wat heerlijk vlees..biiefstukjes en zo..”
“Interessant… ga door!”
“Het is een barbekioe van de buurman..”
“Ja,” zegt Geertje. “Als jij ons helpt minke kruid in het eten te doen bij die
mensen dan is al het vlees voor jou, wij willen geen vlees, wij kabouters eten alleen bosbessentaartjes..”
De kraai dacht even na. “ Hmm minke kruid..wat is dat?”
“Slaapkruid..” zeggen ze allebei tegelijk.
“En werkt dat ook bij mensen?”
“Als het bij kabouters werkt, waarom dan niet bij mensen..”
“Goed in ruil voor deze deal laat ik jullie vrij, maar breng mij vanavond om
zeven uur het minke kruid dan zorg ik dat ik het in het eten dwarrelt..”
“ Dan zal iedereen slapen en kan ik alles opeten..poe heerlijk!

De volgende avond sluipen Geertje en Grietje langs de barbekioe. Geertje gaat voorop. Geert gaat altijd voorop in de strijd. Ze lopen zachtjes.
Ze horen de geluiden van de mensen, ver boven hen.
‘Wat een heerlijk weertje.. heee buurman?’
‘Meid, ik was bij de kapper en daarom heb ik nu hier een slag..’
‘Ik zag dat je een nieuwe auto hebt gekocht’
‘Kees! Wat doe je hier! Terug naar je kamer! Vooruit ga je huiswerk maken!’
“Spike niet aan die biefstuk snuffelen..Jo let toch eens op dat beest..’
Geertje kijkt naar een boom. Daarin zit de sluwe kraai met tussen zijn poten het kabouterkruid, waarmee ze de mensen moet laten slapen zodat ze niet meer barbekioeen.
In de tuin vermaakt iedereen zich prima bij de roze nep flamingo’s en het kunstgras. Op de schalen ligt tropisch nepfruit met veel joma salade. Boven de
tafel hangen de bierbuiken en voor hun neus zien ze witte sportsokken.
Plotseling vliegt de kraai over. Even is een kleine lichtflits te zien, daarna een soort paddestoelwolkje gevolgd door een stevige bries. Maar het kruid is over
het vlees gedaald.
Chantal en France zijn bezig een spelletje met de bal te doen. Ze hebben geen
zin in barbekioe. Maar de grote mensen wel, die schransen en schransen tot alles op is.
Geertje en Grietje wachten gespannen af. Wanneer gaat iedereen slapen?
Voorlopig niemand.
Raar hoor..dan zien ze dat de buurman op gaat staan en roept: “Ik heb zin om tikkertje te doen!”
“Nee!” roept de burgemeester..voetballen, ik wil voetballen!”
De vader van Chantal en France pakt de ketsjup en knijpt de fles leeg op het hoofd van de buurvrouw. Die gilt en drukt een joma salade in zijn gezicht.
Ze rennen dan achter elkaar aan. De burgemeester heeft inmiddels een meloen gevonden om mee te voetballen en schopt de vrucht dwars door de ramen.
De notaris probeert discus te werpen met de biefstukjes. “Niet doen!” roept
Geertje, maar haar stem is te zacht. Het is plotseling een drukte van belang.
De buurman wil Chantal tikken maar France laat hem struikelen en valt boven
op een roze nepflamingo.
“Grietje,” klaagt Geertje. “Het is het verkeerde kruid!”
“Kan niet!” briest Grietje. “Dit is het goeie kruid, alleen bij mensen werkt het zo, ze worden er kinds van!”
Ondertussen heeft de kraai al een paar karbonades naar binnen gewerkt. Maar
hij valt wel in slaap..een hele diepe slaap..! Geertje en Grietje slepen hem mee
naar een plekje achter in de tuin. Ze vluchten naar hun paddestoel, maar een warme hand pakt ze op en doet ze in een zakje.
Op de kamer van Chantal worden de dames vrijgelaten.
“Zo goedenavond,” zegt Chantal. “Wie zijn jullie?” “Ik ben Chantal en dit is France.. en dit rode mutsje is van een van jullie?”

Zieke troetel





Op een dag moest ze voor controle naar de dokter, mijn poes
Snip. En even een prikje, tegen iets, ik heb er geen verstand van.
Toen ze op de tafel zat begon de dokter steeds ernstiger te kijken.
Hij voelde overal, en ze begon zachtjes te brommen, haar buik,
staart en poten zijn prive-terrein, zelfs voor ons niet toegankelijk.
"Dat is niet best," zei de dokter. "Ik voel hier een vergrote schildklier.. eet ze goed de laatste tijd?"
"Nou en of," zei ik. "Ze eet als een paard. Voor zo'n katje denk ik
nou.. nou alweer een blikje leeg."
"Hm," zei de dokter. "Dat kan wel ongeveer kloppen, haar stofwisseling
gaat te snel. Haar hart klopt te hard. Als we niets doen gaat ze snel achteruit.."
Ik klemde me een beetje vast aan de tafel. Wat een ellende ineens
en je houdt toch van zo'n beest. Enigszins bedremmeld vroeg ik: "Wat gaat u dan doen?"
"Ik ga haar opereren," zei hij streng. "Tweemaal met een tussenpoos
van een paar weken, eerst de ene klier en de andere klier. Brengt
u haar volgende week op woensdag dan opereer ik altijd."
Ik nam haar weer op van de tafel en deed haar in het mandje. Gelukkig, leek ze te denken, weer veilig.
Maar schijn bedriegt. De volgende week bracht ik haar weer terug, nadat
ik haar met veel moeite thuis weer in de mand had gelokt. Met een bezwaard hart
zette ik de mand neer. "Tot vanmiddag," zei de arts. "Dan kunt u haar ophalen.."
Met een triest gevoel keek ik nog een keer naar mijn Snip die angstig
om haar heen keek. Ik sloot vlug de deur en vond het maar niks.
Met enige spanning wachtte ik af wat er zou gebeuren met onze kleine
broodmagere patiënte.
Toen ging de telefoon. De stem van de geneesheer. Hij zuchtte: "Uw kat
heeft de operatie goed doorstaan, maar zij is te koud om op te kunnen
komen halen. Bovendien weigert zij op het kruikje te gaan liggen dat
wij speciaal voor haar hebben neergelegd." Hij sprak het uit of het mijn
schuld was. "U mag wel even komen kijken." Nog geen half uur later
was ik in de kliniek en wees op mijn kat die inderdaad in een kooi naast
de kruik lag. "In de kattenbak," zei een assistente. Ze deed het luik open,
maar hoe versuft ze ook was , Snip liet zich niet zomaar pakken.
"Kom eens hier monster," mopperde de assistente. Snip verhuisde naar de tafel
en ik tilde haar kopje omhoog, de tong hing eruit.
Ze was heel slap dat had ik onderschat. Ik liet haar kopje los en het bonkte hard op de tafel.
"Oeps!" zei ik. Uit haar befje staken grote zwarte draden.
De volgende dag mocht ik haar meenemen en ik zette haar in de
kamer. Ze wankelde op haar pootjes en wilde niet eten. Ik ging
naast haar etensbakje liggen en deed voor hoe een kat zijn eten
naar binnen schept, maar mevrouw was te beledigd om het voer
tot zich te nemen.
Toen ze weer enigszins beter was moest ik haar opnieuw naar de
kliniek brengen voor de andere klier en wat had ik daar een spijt
van. Maar ja, het moest toch gebeuren en dat is het vervelende van het
wegbrengen van je troetel: je kan het haar niet uitleggen.

Sjoerd
mei/juni 2001



Dit mooie land



Ik was vanavond in de Sluispolder.


Het land lag er zo mooi bij vanavond. Een grutto vloog over, in de sloot kwaakten de kikkers om het hardste.


Op de buis speelde het Nederlands elftal een wedstrijd die er niet meer toe deed, dus eigenlijk hoefden we niet te kijken. En niet te juichen.


Het land lag er zo mooi groen bij en plat en met een sloot zoals je die alleen hier ziet.

En wat een contrast met de cursus van vandaag, vol met opgepompte, gepimpte management taal. Wel eens gehoord van sociale kengetallen, kritische succesfactoren, of Human Recource Accounting?

Het zijn slimme mensen die dat hebben bedacht, maar ik hou meer van eenvoud. De eenvoud van het oude land.

Het doet me goed daar te zijn, ook als het regent, sluit haar in mijn armen.

maandag 16 juni 2008

De man uit het dodenrijk

Je zag hem niet, maar je wist dat hij er was, die man uit
het dodenrijk. Je zag de waterdruppels uit zijn hemd.
De zee was rondom, de vissen aten tot hun buikje vol was.
Nu hoorde je zijn stem terwijl je aan de oever aan het vissen
was. Hij sprak: "Beet! Je hebt beet!"
En je draaide sneller en sneller aan de molen van de hengel.
Maar de vis was groter dan je dacht en je draaide nog harder.
Je hield je schepnet er onder en daar zag je een handschoen, een
hoed, een jas, om te ontdekken dat er een geraamte naar boven
kwam. Het geraamte sprak: "Ik ben een man uit het dodenrijk
en wie ben jij?"
En je zei: "Ik ben de visser aan de waterkant en ik ga jou terugwerpen
omdat je geen vis bent.."
"Dat doe je niet!" riep het geraamte. "Ik ben je vriend!"
"Dat ben je niet!" roep je terug.
"Help me vriend!" roept het geraamte. En omdat je zo aardig bent
takel je de gebleekte botten op en de knekels klapperen het zee-
wier uit hun ribben. "Ik hou van je!" roept het skelet. "Kom in
mijn armen!"
"Nee!" roep je angstig. "Laat me gaan!"
"Dan ga ik naast je zitten," zegt het skelet.
"Je doet maar," zeg je.
En het skelet zit naast je en vertelt dat hij een man uit het dodenrijk
is en dat het er zo leuk is en dat je beslist eens langs moet komen,
want je hebt er elk jaar een lijkrace met lijkwagens op de jaarlijkse
kermis...
"Leuk!" zeg je. "Gezellig!"
"En we eten van elkaars vlees..""
"Nou! Feestelijk! Maar kun je even stil zijn, want de vissen bijten
niet als je zo praat.."
"Je bent bang voor me ..?"
"Mwaohg.."
"Ja, ha, je bent bang dat ik je meeneem en dat je niet meer terugkunt.."
"Ik ga niet weg, schei uit.."
"Ik was ooit een levende man," begint het skelet. "Ik was geliefd bij
iedereen, maar ik was ook misdadig, ik overviel banken .. je kent het
wel.. weet je.."
"Nee!" zeg je dwars.
"En op een dag ben ik vermoord door een aantal gezellige vrienden..
hier een schot, hier een schot en hier een schot.."
"Ik ga verderop zitten," zeg je en dat doe je ook. Je kijkt bedenkelijk
naar je hengel en af en toe zie je dat de engerd naar je zwaait.
Dan wordt het nacht en de kou omarmt je, maar weggaan vind je laf
ten opzichte van de griezel die inmiddels weer naast je zit en zijn knoken
om je heen geslagen heeft.
De volgende morgen word je wakker. "U was nogal koud!" zegt de ver-
pleegkundige. "U had de temperatuur van een kikvors!"
"Mwaohg," mompel je.
Er wordt een thermometer in je achterste geschoven en twee dokters
mompelen over het wonder dat je nog in leven bent.
"Ik heb gewonnen van de dood," mompel je hulpeloos.
"Het komt soms voor dat mensen zo praten na zoiets, "onderwijst de
oudste dokter. "Gebrek aan kalium.."
"Ik dacht aan een psychiater," zegt de arts-assistent.
"Nee!" roep je. "Neem me niet mee!"
"John, ik ben het," zegt je moeder. "Kijk eens wat je gevangen hebt!"
Je ogen ontwaren op de foto een vis van zeker vijf meter.
Je weet zeker dat jij die niet gevangen hebt en je weet ook wie wel.
En je bent niet blij.

De liefde is mooi


Het is weer voetbal tijd. Het Nederlands elftal speelt zo nu en dan, in het oranje.
In de straten hangen oranje vlaggen. Geen kleur eigenlijk die past bij het moerassige lage land. Dan denk je eerder aan donkergroen, of blauw van al het water. En dan de opgewekte, heldere teint van de kleur oranje. Zo opgewekt zijn we hier niet. We zijn nuchter, niet somber en niet vrolijk, iets er tussen in. Van de Albert Heijn heb ik, om het nog erger te maken, een leeuwtje gekregen met oranje manen. We hebben vriendelijke, verkleinde varianten van de leeuw in onze huiskamers lopen. Ze hebben vier pootjes en ze zijn minstens zo lui. Ook zij zijn niet oranje, hoewel, we hebben wel rooie katers.
Vrijdag de 13e was ik met Anja naar de bruiloft van haar liefste vriendin. Nee, er zijn geen ongelukken gebeurd. Het was gezellig, vriendelijk en ontspannen. De lucht was Hollands, vol met wolken boven de lage horizon. Tijdens het diner klonk er af en toe gejuich. Vier maal, want het Nederlands elftal woon met 4 tegen 1 van Frankrijk. De vader van de bruid vond het wel prachtig, want hij woont in Frankrijk tegenwoordig. 1 tegen 4 had van hem ook gemogen.
Maar de bruiloft was mooi, de liefde is mooi.
De liefde is mooi
houden zo
je haar als blond als hooi
de liefde is mooi
houden zo
in de wind
of in de kou
in de avond
in de morgen
in de dauw
de liefde is mooi
houden zo
hou me vast
in het donker
op de tast
Ik weet geen gedicht
dat past bij jouw gezicht
ik heb geen woorden
om je te beschrijven
ik wil in stilte
bij je blijven
stil nou
stil nou
bederf nou de liefde niet
met een liedje
met een liefdeslied
als je krullen dansen in de wind
ik het geluk weer vind
zo speels als een kind
De liefde is mooi
en later als we groot zijn
als we groot zijn
gaan we trouwen
met bloemen in je haar
en ik een gloednieuw pak
op een dag
op ons gemak
de liefde is mooi
houden zo
ik hou je vast
je brilletje is al weer beslagen
en hoe dat komt
dat hoef je niet te vragen
je leven was niet altijd een feest
maar dat is nu geweest
nu komen jaren
vol geluk
dat kan niet meer stuk
want de liefde is mooi
houden zo
houden zo
hou het vast
in je kleine handen
in je hart
stil nou
stil nou
bederf nou de liefde niet
met een liedje
met een liefdeslied

donderdag 12 juni 2008

De grote tandenbreker


Hij is zes jaar oud en heeft spierwit haar. Hij is al eens met zijn tanden op een stoepje gevallen, kreeg een duwtje van een vriendje. Op het sinterklaas avondje kreeg hij laatst nog een elleboogje van zijn neefje. Dit keer brak hij, tijdens een speels stoeipartijtje, zijn ondertanden. Daarom noemt de tandarts hem de Grote Tandenbreker. Maar armen of benen breekt hij niet, hoewel geen hekje of dakje veilig voor hem is. Hij moet erin en erop, dat is zijn heilige plicht. Menig, door zijn moeder zelf gemaakt broekje, is in het prikkeldraad achtergebleven. En o ja: dan kun je ook niet zo’n jas gebruiken zoals zij die met veel liefde voor hem had gemaakt. Hoewel hij nooit koppig is weigert hij nog steeds die rooie jas aan te trekken.Dat is geen jas voor jongens zoals hij, vindt hij. Het spijt hem wel ergens dat hij zijn
moeder zo moet teleurstellen, ze heeft zo haar best gedaan, maar niet goed geluisterd.
Gister zei ze ineens dat ze de jas aan een neef zou schenken en de Grote Tandenbreker
vond het goed.
Hij heeft zijn moeder ook weleens bang gemaakt door met een ouderwetse, zware schuur-
sleutel, aan een touwtje, een gaatje in zijn hoofd te boren. De sport is natuurlijk de sleutel
zo snel mogelijk rond te draaien. Het rode bloed kleefde aan zijn witte kuif en natuurlijk
zag het er daardoor vreselijk uit, vreselijker dan het echt was. Toch bleven zijn tanden
hierbij gespaard.
“Weet u dat uw zoon hele mooie blauwe ogen heeft?” zei de bekende en vooral dronken
musicus eens tegen zijn moeder, toen hij tegen haar aanwalmde in de lift. “Dank u,” zei
ze. Maar ze wist: Grote Tandenbrekers zijn nogal druk en mager.
“Ach, de moeder is ook niet veel,” zei de dokter toen deze hem eens bekeek. Het viel hem
ook op dat het joch wat nieuwsgierig was en probeerde op zijn kop het papier voor de
geneesheer te lezen. “Niet zo nieuwsgierig, joh,” vermaande hij hem. “Mevrouw, ik
adviseer u hem iedere avond onder de koude douche te zetten, dan koelt ie wel wat af..”
De vader kon het zeker niet zo veel schelen, die vaak rond in een prachtig uniform met
glimmende pet en dito laarzen, die moeder dan probeerde uit te trekken, wat een vrolijk
gestuntel opleverde. Soms moest vader achter de cavia aan, die weer eens was ontsnapt
door toedoen van de GTB er. Het beestje knorde achter de kast en knaagde vrolijk de telefoonlijn door.
Eens heeft het joch een pedagogische tik mogen ontvangen, toen hij na het ritueel van
het naar bed gaan en het samen bidden, ‘ik ga slapen, ik ben moe..’ iets overeind kwam
met zijn toch niet al te grote hoofd en de kin van zijn moeder raakte. Waarop zij, uit
pure drift, een fikse wapper uitdeelde en zijn oor gloeide als een kooltje.
De GTB er vermaakte soms een halve camping door net over een plas heen, en net fris
gedoucht door zijn jonge vader, zijn tentje in te duiken, alsof hij van de duikplank ging.
Dat lukte soms niet en dat leverde vermaak. Het kereltje werd zwart, de vader geërgerd
en iedereen lachte.
Zo ging de tijd voorbij en ontdekte de tandarts het aanplak-stukje. Binnen een mum van tijd
was de Grote Tandenbreker van zijn imago bevrijd.
Hij stelde voor snel te gaan voetballen in de gang. Zijn zusje op het doel. Hij gaf een loei tegen het leer en krakend brak de bal door het glas.
“Je moet hem wel tegenhouden,” zei hij beteuterd. Hij wist toen nog niet dat ook een hart
breken kan.

Sjoerd