zaterdag 26 juli 2008


De dag dat de oude Ludwig von Beethoven in Amsterdam een concert gaf


De dag dat de oude Ludwig von Beethoven terugkwam op aarde en een concert gaf. Een speciaal verslag van onze correspondent.

Amsterdam,

En daar kwam hij dan binnen de oude Ludwig van pardon ik moet zeggen von Beethoven. De meester, een beetje dikgeworden en aan één kant behoorljk doof. “Engelen geschetter” mopperde hij lachend in het interview
vooraf. Hij oogde wat vermoeid. “Van de lange reis naar beneden..” Hij kuchte.
Hij deed zijn pruik af en wreef wat stof van zijn baard.
Ik vroeg wat hij van plan was te gaan spelen. De oude Ludwig lachte en liet een
keiharde boer. “Misschien de vijfde, maar het is niet waarschijnlijk, want mijn vingers zijn koud geworden. U begrijpt van de rit in dat duivelse voertuig hierheen..” “U bedoelt de tram ?” vroeg ik voorzichtig. Iedereen van de verzamelde wereldpers hield zijn adem in. “Indertat,” mopperde hij. “Nu zat er ook een man naast mij, die zei dat hij componist was en dat hij zich liet inspireren door de geluiden van het piepen tussen de rails. Krak, boem, tuut geluiden, noem ik dat. Verdammt, zo zijn de moderne componisten dus geworden. Idioten in vierteltakt. Ik had op de 5 e al eens een vleugje opgevangen.”
“De 5 e?” vroeg iemand van de Japanse televisie.
“Ja beste man, ik woon al vier eeuwen op de 5e. Begrijp je, haha, haha ! Verdammt! Ich wil ein Bier ! Schnell !” Ik zag dat hij probeerde een vlo te vangen die van zijn broek op mijn bloknootje sprong.
Ik haaste mij een bier te halen voor de oude Ludwig, maar zag nergens bier. Iemand van de concertorganisatie keek paniekerig om zich heen. Fuck, de supermarkt, hij pakte zijn mobiel, maar Ludwig schrok daar zo van. “Duivels!”
schreeuwde hij. Hij rukte het apparaat uit de handen van de organisator, smeet het op de vloer en stampte het kapot.
Toch wist een meisje met een hip staartje een biertje te halen. Zij rukte het uit
de handen van haar vriendje, die zeer teleurgesteld keek. Ze gaf het aan mij, ik
haastte mij het aan Ludwig te halen, maar in de haast struikelde ik over Ludwigs
hond, een kwijlende Sint-Bernhard van onaardse omvang. Hij had een penning om zijn nek met daarop met grote sierletters: Mozart. In ieder geval liet hij zich het vocht goed smaken. Hij ramde met zijn enorme vuisten op de toetsen van de piano. “Wat is dat voor een piano ?” mopperde hij. “Wat een herrie ding.!”
“U zult het er mee moeten doen, hoogheid,” sputterde ik tegen. “Uw piano staat
in het museum..”
“Pyama ?”
“Nee..piano..PIANOOO !!!”
“Ach so piano..klavier..”
“Ja klavier…” Hij liet een harde wind ,die behoorlijk stonk, zodat ons topjourna-
listieke gezelschap op de tocht zat. Maar niemand durfde een raam open te doen.
“Schöne Frau ben jij,” zei hij.
“Ja..” zei ik sukkelig, terwijl ik toch al heel wat wereldsterren had geinterviewd,
zoals bijvoorbeeld Bono, die uitsluitend in een donkere kamer wilde praten of
Elvis, die met mij alleen over vrijen met pinda’s wilde spreken.
“Hoe heet jij ?”
“Pardon?”
“Spreche ich Chinees ?”
“O nee..ja..eh..Elise..”
“Hahaha, Elise..dat moet ein grap sein..hahaha…”
Plots kwam Ludwig met zijn hoofd dicht bij mij.
“Wil jij een geheimpje bewaren?”
“Nou ?”
“Ik ben Ludwig niet, ik ben Franz, sein Broeder, ik ben ook klavierspeler, maar
dan in het café, begrijpst du ? Ludwig is do-ho-hoff..”
Ik knikte schaapachtig. Het concert van de Franz von Beethoven viel niet tegen.
De kranten schreven dat de oude meester zijn fijn toucher misschien een beetje
kwijt was. Anderen schreven dat het Ludwig niet kon zijn, omdat hij nu eenmaal
gestorven was. De vereniging van reïncarnisten hield voor de deur van
het concertgebouw een korte demonstratie. Een reïncarnist komt nooit als zichzelf terug.
De ME trad niet op.

Geen opmerkingen: