woensdag 20 augustus 2008

Ukkel (1990)


Ukkel

Toen ik pas begonnen was met schrijven, zo rond mijn twintigste, schreef ik dit verhaaltje. Ik vind het de moeite waard te publiciceren, maar ik heb er ook kritiek op, het is wel erg lollig
en aan de puberale kant.


Weet je, in mijn woonplaats Ukkel, sloeg ik in lang vervlogen tijden, weleens op een bushokje en de bushokjes in Ukkel waren van beton en sloegen hard terug.
In die tijd was ik een driftig mannetje, ik droeg mijn hekel uit en kreeg daarvoor van de Ukkelaars de rekening van de onverschilligheid. Ik knetterde mij op mijn brommer, in het holst van de nacht, een weg door de donkere straten, luid roepend:

Alle domme boeren
slapen zacht in Ukkel
alle Ukkelaars
zijn sukkelaars!

De Ukkelse kroegen waren mij derhalve verboden. Op een dag ontdekte ik een prinsesje, in een snackbar. Eerst kwam de eigenaar met een rotweiler, daarna zijn dochter: "Papa, hou
op !" En papa hield op en droop af; Zijn dochters wil was wet.
Zo kon hij niet voorkomen dat wij samen op de brommer, over de
Ukkelse weg knoerten en de boeren uit hun gewenste slaap hielden.

Maar het werd tijd voor agressiever daden.
Ook Josefien, zo heette mijn prinsesje, kon goed overweg met de graffity spuit. Achter mijn brommer hing een heerlijk matje met zeventig duizend klappers en nadat deze was afge­gaan, bevonden wij ons alweer op het plaatselijke stationne­tje, om daar een heerlijke fik te steken.
Toch was dit allemaal nog maar kinderspel... -Was ik immers niet sinds mijn vroegste jeugd een groot liefhebber van het circus, vooral van de roofdieren ?
O, wat kon ik urenlang bij het hek staan kijken naar de tij­gers en hun prachtige gestreepte velletjes. En wat een prachtig gezicht als zij hun maaltijd verslonden en grote tanden in dikke hompen zetten.
Ik werd jaloers, want ik kreeg van mijn vader nog niet eens een balletje gehakt.
Toen ik hem, vlak na zijn tiende verjaardag, meedeelde dat ik tijgertemmer wilde worden, keek hij mij aan, agressief, net als een echt roofdier.
"Geen sprake van!" blies hij en dat was het einde van de discussie. Nu was dan eindelijk het uur der wrake gekomen. Want was in Ukkel niet het grootste circus van West-Europa neergestreken ?
Ik glimlachte vals en fluisterde in het oor van mijn vriendin: "Ik weet een leuk geintje.."
"Ik ben er nog niet aan toe.." fluisterde zij terug. "Dat bedoel ik niet," zei ik. "Ik weet iets veel leukers.." De klok sloeg twaalf. Het was muisstil in mijn dorp. Alle burgers sliepen. Wij stonden in een portiek, met de armen om elkaar heen, en deden net alsof wij een gewoon stelletje waren.
Daar reed de Hermandad door het dorpsstraatje. De arm der wet stapte uit en ging het plaatselijke cafeetje binnen. Kijken of de sluitingstijd werd gehandhaafd.

Vlug stapten Josefien, mijn prinsesje, en ik in en we reden snel weg.
Buiten het dorp, verstopten wij de auto met luidspreker, onder een berg hooi, woonden wij immers niet in een dorp ?
In elk geval haalde dit criminele feit de krant en heel het dorp sprak er schande van. Uiteraard kreeg ik de schuld. Nou en ?
Die avond zou het dan gebeuren. Ik en Josefien, reden door de straten en zij riep door de microfoon: 'Dit is uw politie !! Er is een tijger ontsnapt !!! Blijft u binnen en waarschuw de politie als u hem ziet !!! '
Niemand geloofde ons. Woedende mensen hingen uit de ramen. "Ga ergens anders schreeuwen..!"
De politie kwam achter ons aan, met een andere auto en zeer snel waren wij ingesloten.
"Sinds wanneer mogen wij dan niet meer waarschuwen ?" Klaagden wij. " Weet u dan niet dat de tijger echt ontsnapt is ?"
Het dorp sliep verder. Het morgenlicht kwam. Op de stoep voor het plaatselijke cafeetje, lag een been en iets verderop, een halve meter van het bushokje, een hoofd.
De kop van de plaatselijke bakker. De ogen lagen naast het rioolputje.
Ik moest voor de rechtbank, mij verantwoorden.
"Edelachtbare," smeekte ik, om een lang verhaal kort te hou­den.." Noch ik, noch Josefien, hebben aan het traliewerk van de tijgerkooi gezeten.."
Toch kon pas na twee dagen, Sasja, het tijgervrouwtje, worden gevangen, nadat zij zich te goed had gedaan, aan een plaatse­lijke kippenboer en diens kippen. Ik ben nooit meer in Ukkel teruggeweest.

Geen opmerkingen: